WDD3 - week 3 Flashcards

1
Q

waaruit bestaat het status mentalis onderzoek?

A

Eerste indrukken
Cognitieve functies
Affectieve functies
Conatieve functies
Persoonlijkheidskenmerken
Suicidaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit welke onderdelen bestaat het deel ‘‘eerste indrukken’’ van de status mentalis?

A

Uiterlijk
Contact en houding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit welke onderdelen bestaat het deel ‘‘cognitieve functies’’ van de status mentalis?

A

Bewustzijn, aandacht en orientatie
Geheugen
Intellectuele functies
Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming
Denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uit welke onderdelen bestaat het deel ‘‘Affectieve functies’’ van de status mentalis?

A

Stemming en affect
Somatische klachten en verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uit welke onderdelen bestaat het deel ‘‘conatieve functies’’ van de status mentalis?

A

Psychomotoriek
Motivatie en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de WVGGZ, waarom nodig

A

mogelijkheid opleggen verplichte zorg door medicatie, insluiten of observeren (overal). Wanneer thuis niet kan dan opnemen. Alleen als echt niet anders kan. Naasten altijd betrokken en altijd proberen te laten integreren in maatschappij en rekening houden wensen patiënt.

Waarom WVGGZ: Wet bepaalt hoe je kunt ingrijpen als ernstig nadeel oplevert aan zichzelf of anderen ten gevolge van psychische stoornis. Wetten patiënt altijd op 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn symptomen van ADHD?

A

niet genoeg aandacht geven aan dingen (alles half doen)
slordige fouten maken, bijvoorbeeld in het werk op school
moeite om de aandacht bij een spel of taak te houden
het lijkt alsof uw kind niet luistert
moeite om een ingewikkelde of saaie opdracht te doen (bijvoorbeeld de eigen kamer opruimen)
vaak iets kwijt zijn
snel afgeleid zijn
vaak iets vergetenol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandeling ADHD kind

A

Psychoeducatie
Oudertraining
Zo nodig training van de leraar
Gedragstherapie
Soms medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oppositioneel opstandige stoornis symptomen

A

boosheid
met opzet anderen ergeren
niet gedragen naar gezag
alleen situationeel
externaliseren (anderen schuld geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandeling Oppositioneel opstandige stoornis

A

Oudertraining
mogelijk cognitieve gedragstherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Normoverschrijdende stoornis symptomen

A

kan voortkomen uit oos

Agressie gericht op mensen en dieren (pesten, vechten, wapens, mishandeling, stelen, seksueel,
Vernieling (brand, vernieling)
Bedrog (inbreken, liegen om goederen of gunsten te verkrijgen)
Ernstige overtredingen van regels (laat thuis,
minstens twee keer weggelopen of één keer voor lange periode, spijbelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

normoverschrijdende gedragsstoornis behandeling

A

individuele therapie en ouderbegeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Autisme symptomen

A

Problemen op sociaal gebied/minder goed ontwikkelde sociale intuïtie.
Moeite met (onverwachte) verandering.
Dingen heel letterlijk nemen.
Eerlijk en recht door zee.
Uitstekende detailwaarneming.
Goed in analyseren.
Niet graag over koetjes en kalfjes praten.
Goed in het herkennen van patronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Autisme behandeling

A

cognitieve gedragstherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Depressie symptomen

A

Je bent somber of neerslachtig.
Je hebt minder plezier in het leven.
Je eet minder of juist meer.
Je hebt last van slapeloosheid.
Je bent vermoeid.
Je hebt last van concentratieproblemen.
Je denkt aan zelfdoding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

depressie behandeling

A

psychotherapie en antidepressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

COLLEGES HIER

A

jo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe vaak komen psychiatrische aandoeningen voor

A

43% ooit te maken met psychiatrische aandoening in omgeving, 1 miljoen een behandeling in ggz

Widespread, underrated en under-resourced: Een op 8 hebben mentale problemen, 71% met psychose geen hulp, 2% van gezondheidsbudget gaat naar mentale gezondheid. Meer bij vrouwen dan mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke mensen worden geincludeerd in studies, wat zegt dit over depressies

A

Western, educated, industrialised, rich, democratic (WEIRD) – mensen die worden geincludeerd in studies doordat universiteiten hun eigen studenten includeren, maar laten ook 2 keer meer mensen zien met psychiatrische stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe creeeren we autonomie binnen een samenleving

A

In westerse landen idee autonomie -> geluk. Vrijheid, onafhankelijk zijn, agency nodig hiervoor.
Autonomie is te realiseren door individualistische producten (selfie), globalisering (mogelijkheid online te bestellen wat je wilt), technologie/virtualisering (niet voetbal spelen waar je slecht in bent maar voetbal online waar je goed in bent), mediatisering/experience economy (niet gericht op product maar op beleving zoals starbucks) en emotionalisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gevolgen van falen van het bereiken van de aspecten van autonomie

A

psychische lijden
We verdragen psychisch lijden alleen door identificatie met psychische stoornissen. Aandoening om psychisch lijden een plek te geven gebruiken

22
Q

factoren die mentale gezondheid beinvloeden

A

individuele facoren, familie, gemeenschap en risicofactoren bepaald

23
Q

aan welke psychische aandoening is armoede sterk gecorreleerd?

A

sterk gerelateerd aan depressie – op korte termijn denken aan eten op tafel, langere termijn denken beperkt, daardoor soms gebruiken alcohol en drugs

24
Q

hoe vaak zijn DALYs en YLDs door psychische aandoeningen veroorzaakt

A

5% van DALYs
16% van alle YLDs

25
Q

culturele sensitiviteit

A

gewilligheid, mogelijkheid en gevoeligheid om mensen te begrijpen van verschillende achtergronden en deze te accepteren

26
Q

Treatment gap

A

verschil tussen mensen die hulp nodig hebben en beschikbaarheid. Maar een psychiatrer voor 200.000 mensen wereldwijd (4300 in NL)

27
Q

HC DIAGNOSTIEK EN BEHANDELPLAN KJP AANVULLEN ADHV SLIDES
SLIDES LAATSTE 4 COLLEGES CHECKEN

A

JO

28
Q

hoeveel procent kinderen ontwikkelt trauma na ongeluk?

A

Ongeveer 12% na ongeluk trauma,

multifactorieel; beschermende factor is steun familie en hersenen nog in ontwikkeling

29
Q

Factoren die bijdragen aan jeugdpsychiatrie

A
  • Genetica en epigenetica
  • School – soms al jaren gemist, daardoor imput missen en slechter voelen, maar ook andersom (niet meekomen en daarom niet gaan)
30
Q

Beschermende factoren tegen jeugdpsychiatrie

A
  • Positieve relatie met primaire verzorgers
  • Adequaat ouderschap
  • Intelligentie en probleemoplossende vaardigheden
  • Zelfregulatievaardigheden
  • Motivatie
  • Postieve relatie met vrienden
  • Geloven dat leven betekenis heeft
  • Goed onderwijs
31
Q

Kinderjeugdpsychiatrie onderdelen

A
  • Anamnese; alle mogelijke stoornissen, functioneren, biografie, persoonlijkheidskenmerken
  • Psychiatrisch onderzoek observatie; uiterlijk, bewustzijn, aandacht/concentratie, orientatie, contact, bewegen, gedrag/acctiviteit, spel, spraak, taal, stemming/affect
  • Diagnostische middelen; besteaande info, vragenlijst, interviews, testen
  • Diagnostisch onderzoek; kinder en jeugdpsychiatrisch, ontwikkeling, gezins, psychologisch en neurologisch
  • (Lichamelijk onderzoek)
  • (Aanvullend onderzoek)
  • Somatiek; anamnese, lichamelijk onderzoek, aanvullend onderzoek
  • Differentiaaldiagnostiek; beschrijvend en DSM classificatie
  • Rapportage
  • Adviesgesprek
32
Q

coherent naar incoherent denken

A

Coherent - wijdlopig – verzandend – tangentieel – verhoogd associatief – van de
hak op de tak – gedachtenstops/neologismen – incoherent

33
Q

soorten wanen

A

paranoïde-, betrekkings-, grootheids-, religieuze-, beïnvloedings-,
somatische wanen. Evt stemmingscongruentie benoemen

34
Q

soorten affect

A

Modulatie (mate van afwisseling)
Reactiviteit (reageren op prikkels)
Intensiteit (mate van uitgesprokenheid)
Adequaatheid (gepast bij situatie)
Congruentie (overeenstemmend met subjectief gerapporteerde emoties)

35
Q

Psychische functies

A

Manier waarop informatie uit omgeving/eigen lichaam wordt opgenomen, ervaren, gewaardeerd, gewogen: leidend tot gedrag

36
Q

Psychiatrisch symptoom

A

Klacht of verschijnsel dat voor de psychiatrie betekenis heeft als uiting van een stoornis in (1 of meer) psychische functies

37
Q

Psychiatrisch syndroom

A

Veel voorkomende combinaties van psychiatrische symptomen in combinatie
met beloopskenmerken

38
Q

Psychiatrische stoornis

A

Psychiatrisch syndroom dat gepaard gaat met klinisch significante lijdensdruk
en/of beperking in functioneren

39
Q

Status-mentalis-onderzoek

A

Vaststellen van psychiatrische symptomen door middel van observeren, exploreren en testen

40
Q

Psychiatrisch onderzoek

A

Psychiatrische anamnese en status-mentalisonderzoek om een al dan niet
aanwezig psychiatrisch syndroom vast te stellen

41
Q

Empiristische visie

A

wetenschap observeert werkelijkheid, nadruk op resultaat, evidence en controleerbaarheid

voorbeelden: Psychische stoornissen zijn verzonnen, psychische stoornissen zijn een natuurlijkgegeven

42
Q

Constructivistische visie

A

wetenschap intervenieert in werkelijkheid, nadruk op proces, productie feiten en beslissingen, interactie met samenleving, techniek en bedrijfsleven

voorbeeld; psychische ziektes zijn een eigenschap ingekaderd als ziekte

43
Q

Reificatie

A

een abstractie zoals een idee of een hypothetische constructie behandeld wordt alsof het een concrete, werkelijke gebeurtenis

eigenschap/gedrag y moet stoornis a heten, stoornis a is de oorzaak van eigenschap y. alleen wetenschappers hebben verstand van a terwijl wetenschappers y als eerste als stoornis hebben gedefinieerd. Bijvoorbeeld waar je grens stelt armoedegrens

44
Q

Voordelen diagnose ADHD

A
  • Toegenomen begrip, sympathie en geruststelling
  • Afgenomen schuld, verwijt, boosheid
  • Toegenomen vermogen om hulp te zoeken en krijgen
  • Verwachting van oplossing
45
Q

Nadelen diagnose ADHD

A
  • Toegenomen vooroordelen en stereotyperingen
  • Ervaring van onvermogen te veranderen, uitsluiting
  • Afgenomen verantwoordelijkheid voor gedrag en problemen
  • Afwijzing van onderliggende problematiek
46
Q

Medicalisering

A

proces waarbij niet medische aspecten van het menselijk leven toenemend worden opgevat als medische problemen (onbepaaldheid van kennis, ziekte als sickness)

47
Q

Overdiagnose

A

diagnostisering van biomedische aandoening en aandoening zou bij niet-diagnostiseren niet leiden tot symptomen of dood

48
Q

Waarden in medicalisering

A
  • Managen ziekte op meest efficiente manier
  • Professioneel belang (welvaart)
  • Verhogen welzijn
  • Ziekte is individuele verantwoordelijkheid
  • Minimaliseren of verschuiven van politieke/sociale problematiek
  • Technologisch optimisme
  • Opheffen van menselijk existentiele begrenzingen
49
Q

verschil wgbo en wvggz

A

Wgbo maakt dwang mogelijk, wvggz langer (psychische aandoening met ernstig somatisch nadeel) nu eigg voor psychiatrisch alleen wvggz mogelijk want langdurig
Verschil samengevat
* Wilsbekwaam alleen onder wvggz als psychische stoornis en gevaarlijk voor derden of zichzelf
* Wilsonbekwaam komt normaal onder wvggz, voor somatisch onder wgbo
* Zonder psychische aandoening kom je niet onder wvggz

50
Q

wanneer wordt gekozen voor de Zorgregeling en wanneer voor de Crisismaatregel binnen de wvggz?

A

Minder accuut – zorgmachtiging, max 6mnd, verlenging tot 1 jaar
Acuut – crisismatregel door murgemeester, 18 uur daarvoor al uitvoerbaar, toetsing door rechter na 3 dagen

51
Q

WVGGZ stappenplan en procedures

A

psychiater - officier van justitie - geneesheer directeur - onafhankelijke psychiater - weer officier van justitie (hele dossier) - rechter

Melding college burgermeester en wethouders, binnen 2 weken onderzoek bepalen of bij officier van justitie en zorgmachtiging wordt gehaald.

2 procedures
* Zorgregeling
* Crisismaatregel – acuut gevaar. Maximaal 18 uur voor burgemeester toestemming geeft mag al zorg worden verleend

Beide keren psychiater betrokken. Beoordeelt en schrijft verklaring. Officier van justitie beslist of aanvraag voor machtiging wordt gedaan, wijst geneesheer directeur aan voor leveren medische verklaring en behandelplan. Rechter bepaalt welke vormen van zorg gegeven worden.

52
Q

hoeveel procent van de mensen met een psychische stoornis ontvangt geen hulp

A

71%

53
Q

wat is nodig om autonomie te bereiken

A

agency - het vermogen
van een individu om te plannen, te anticiperen en de handelingsbekwaamheid.
Individualisering
Verwerkelijking