WDD3 - week 1 Flashcards

1
Q

klinische presentatie tumoren

A
  • vage symptomen
  • meestal pijn/zwelling
  • vaak coincidentie met klein trauma
  • soms pathologische fractuur
  • vaak forse delay
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is meer gebruikelijk; primaire of secundaire tumoren?

A

Primaire bottumoren zijn zeer zeldzaam, heel veel klachten steun en bewegingsapparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe kan een delay verminderd worden bij de diagnose bottumoren?

A

Delay verminderen door: elke breuk nagaan of verhaal klopt, en bij geen verbetering uitzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke eigenschappen van de rontgenfoto geven de activiteit van de tumor weer?

A
  • wat doet laesie met bot (lytisch, expansief, permeatief, cortexdestructie/periostreactie)
  • wat doet bot met laesie (sclerose/begrenzing)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke eigenschappen van de rontgenfoto geven de soort van de tumor weer?

A
  • waarmee is laesie gevuld (niets, groundglass, kalk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Codmans driehoek

A

periost opgetilt en daartegen weer nieuw bot gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inactief/benigne tumoren

A

non ossifying fibroom, osteochondroom, solitaire been cyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Therapie benigne bottumoren

A
  • Inactief: niks, bij last therapie
  • Locaal agressief: excisie, krappe marge of zelfs intralesionaal (curettage, radio frequency ablation)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling non ossifying fibroma

A

spontane onderbreking, vult zichzelf op in jeugd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behandeling laaggradige chondrotumor (chondrosarcoom vroeger)

A

in mergholte en kan je uitkrabben met curettage, phenolisatie en botplastiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling laaggradig maligne

A

resectie met marge, geen verdere behandeling nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling hooggradig chondrosarcoom

A

resectie met ruime marge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling osteo en ewings

A

pre operatief chemo, resectie met ruime marge, post operatief chemo, indien irresectabel ook curatiemogelijkheid met radio ipv resectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behandeling andere hooggradige tumoren

A

afh van gevoeligheid chemo/radio, vrijwel altijd ruime resectie voor curatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maligne bottumoren stagieringsonderzoek

A

Check of er uitzaaiien naar longen, soms botten of lymfogeen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Adequate marge bij verwijderen bottumoren

A
  • Ruime marge = 2 cm
  • Biopsie kanaal mee uitnemen door contaminatie
  • Eerder onbedoeld inadequate resectie dan hele gebied escideren
  • Omliggende structuren niet altijd te sparen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Opties operatie bij bottumor

A

Resectie en reconstructie (prothese of biologisch), omkeerplastiek, amputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Amputatie voordelen

A
  • Redelijk tot goed functioneel
  • Actief leven mogelijk
  • Amper complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Amputatie nadelen:

A
  • AKA fisatie van prothese (onhandig)
  • Cosmetisch probleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Omkeerplastiek voordelen

A
  • Functioneel goed
  • Staat actief leven toe
  • Vrijwel nooit complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Omkeerplastiek nadelen:

A
  • Cosmetisch en cultureel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Prothese voordelen

A
  • Snel belastbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Prothese nadelen

A
  • Infectie
  • Peri prothetische fractuur
  • Loslating op termijn
  • 2e operatie kan nodig zijn, door groei of infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Biologische reconstructie voordelen

A
  • Vitaal bot
  • Behoud gewritchten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Biologische reconstructie nadelen
* Risico infectie * Lange immobilisatie
26
wat is het gevolg van de hogere overleving van kankerpatienten?
steeds meer botmetastasen, levensverlenging maar lagere QOL
27
Doel bij behandelen botmetastasen
* Behoud mobiliteit en QOL * Fractuur voorkomen en verzorgen * Soms curatie of sig verlenging van stable disease bij bv schildklier/niercel/mammacarcinoom wanneer deze wordt weggehaald
28
Wanneer dreigt een fractuur bij een bottumor?
* Lytisch * Agressief * Proximale femur * Grootte Scoresysteem van Mirels – geeft risico op fractuur. Slaat na 7 punten opeens om, boven 8 opeens grote kans
29
waarvan hangt de behandeling van botmetastasen af?
fractuurrisico, overlevingsduur, directe belastbaarheid, overleven van patiënt, en bij metastase uit schildklier/nier dan primaire tumor weghalen omdat volledige genezing mogelijk is
30
waartoe leidt overstrekking schouder?
tug lesion
31
Tranexaminezuur
geven bij bloedingen – verdere afbraak stolsels voorkomen. Stimuleert niet.
32
Waarom wordt bij acuut trauma vaak gekozen voor een externe fixatuur?
bij open fractuur of extreme zwelling of moeilijke breuk de betere keuze
33
Traumachirurg taken
* Opvang en behandeling multitrauma * Letsels bekken, acetabulum en wervelkolom * Complexe letsels romp/extremiteiten (comminutieve, open breuken) * Secundaire en vervolgbehandeling letsel (nonunion etc) * Letsels bij kinderen, ouderen of bij ernstige co-morbiditeit
34
Doodsoorzaken na trauma fasen
* 1 – lethaal * 2 – bloedingen, hersenletsel, bekkenfracturen, longletsel * 3 – infecties, MOF, complicaties
35
Inzetcriteria mmt
Op basis letsel/fysiologie
36
Treat first what kills first behandelvolgorde
* Traumaopvang: eerste opvang en resuscitatie/behandeling vinden simultaan plaats. Eerst A (ademweg) + CWK. * Daarna A/B thoraxtrauma. Pneumo/haemo/tracheobronciaal letsel/hart tamponade
37
Diagnostiek traumachirurg
* Beeldvorming zoals x of ct, FAST * Bloed * Overig op indicatie
38
Triad of death
versterkt elkaar. Coagulopathy, hypothermia en metabolic acidosis
39
Ontstaan thlencephale kernen
door verdikking van de wand (pallium) van hemisferen
40
Lenskern onderdelen
bestaat uit putamen en globus pallidus (2)
41
Dorsale striatum onderdelen
putamen en caudatus
42
ventrale striatum onderdelen
nucleus accumbens
43
Dorsale pallidum onderdelen
globus pallidus interna en externa
44
Ventrale pallidum onderdelen
ventrale pallidum
45
Subpallidum/striatopallidum onderdelen
dorsaal en ventraal striatum en dorsaal en ventraal pallidum
46
claustro-amygdalair complex onderdelen
de overgang tussen psallium en subpallium. Bestaat uit corpus amygdaloideum en claustrum
47
Corpus striatum (dorsale telencephale kernen) onderdelen
globus psllidus, putamen en nucleus caudatus
48
(neo) striatum onderdelen
dorsale en ventrale striatum
49
De limbische componenten (ventrale telencephale kernen) onderdelen
corpus amygdaloideum, nucleus accumbens en ventrale pallidum
50
Niet-telencephale kernen onderdelen
diencephalon (nucleus subthalamicus) en mesencephalon (substantia nigra compacta en sumbstantia nigra reticulata)
51
dorsale en niet-telencephale kernen onderdelen en functioneren
* corpus striatum, nucl. subthalamicus, subst. nigra * participeren in het extrapyramidale systeem
52
ventrale delen onderdelen en functioneren
* corp. amygdaloideum, nucl. accumbens, ventr. pallidum * participeren in het limbische systeem
53
welke kernen vormen de inputkernen?
nucleus caudatus en putamen
54
welke kernen vormen de de schakelkernen?
globus pallidus ext. en nucleus subthalamicus
55
welke kernen vormen de output kernen?
globus pallidus internus en substantia nigra retic.
56
welke kern vormt de modulatiekern?
substantia nigra compacta
57
welke neurotransmitters werken stimulerend, remmend en modulerend?
stimulerend: glutamaat remmend: GABA modulerend: dopamine
58
Directe route hersenen
Re-entry loop: voor starten intentionele beweging. Cortex –activeert striatum – remt Globus pallidus internus en Substantia nigra reticularis – remt thalamus – activeert cortex
59
Indirecte route hersengebieden
cortex, striatum – remt Gpe – remt nucleus subthalamicus – stimuleert GPi/Substantia nigra reticularis – remt thalamus – activeert cortex
60
Modulatie route hersenen
Substantia nigra compacta – striatum remmen of activeren
61
Limbische systeem functie en onderdelen
geheugen en leerprocessen en de regulatie van primaire vitale processen * Bestaat uit lobus limbicus en diencephale componenten
62
Vicq d’azir functie
Corpus mammilaire en thalamische delen verbinden
63
supra chiasmatische kern functie
circadian rythm, deel van hypothalamus
64
Limbische systeem functie en onderdelen
geheugen en leerprocessen en de regulatie van primaire vitale processen * Bestaat uit lobus limbicus en diencephale componenten
65
corpus mammillaire functie
geheugen, deel van hypothalamus
66
thalamus indeling en werking
bestaat uit schakelkernen die informatie verwerken voor het naar de schors gaat. soms unimodaal, soms multimodaal, soms naar limbisch systeem
67
Reusceltumor kenmerken
benigne maar zeer destructief.
68
Maligne bottumor klachten
bij rust snachts
69
Benigne bottumoren behandeling
worden expectatief behandeld, alleen behandeld bij fractuurkans of persisterende klachten
70
Maligne bottumoren zaaien meestal uit naar
de longen
71
Periosteale reactie oorzaak en gevolg
komt door irritatie periosteum en leid tot corticale destructie
72
zijn de meeste bottumoren osteolytisch of osteoblastisch?
lytisch
73
behandeling Ewings sarcoom
chemo en radio
74
behandeling Osteosarcoom
chemo (voor en na operatie) en operatie
75
behandeling chondrosarcoom
niet mogelijk met chemo/radio
76
Behandeling na het weghalen van de tumor
grote endoprothese, fibulagraft of omkeerplastiek.
77
waar komt osteosarcoom het meeste voor, en wanneer de meeste klachten?
komt vooral voor bij adolescenten. Hierbij wordt bot gevormd. Vooral in lange pijpbeenderen. Meeste klachten snachts.
78
Kenmerken osteosarcoom in kliniek
Alkalisch fosfatase kan verhoogd zijn. De 5jaarsoverleving is 60%. botaanmaak, botdestrucie, doorbreking cortex en periostale reactie.
79
Operatie osteosarcoom
resectie met ruime marge en reconstrucie.80% extremiteitsparend – afhankeljik van type, stadium, localisatie, gevoeligheid chemo, leeftijd en wens.
80
Op welke leeftijd en waar komt chondrosarcoom het meeste voor?
voor 10 zelden voor, daarna op elke leeftijd even vaak. Kraakbeenvorming, 3 gradaties. Chondrosarcoom komt overal voor, maar vooral humerus, femur, scapula en bekken 5 jaars overleving van hooggradig chondrosarcoom is 50%
81
chondrosarcoom klachten en klinische presentatie
Groei, pijn en zwelling door een chrondrosarcoom is aanwijzing voor maligniteit. Op rontgen zijn groot, aantasting cortex, uitbreiding weke delen en toename kraakbeenkap een aanwijzing voor maligniteit. Chondrosarcoom kan primair en secundair voorkomen (de novo of uit benigne bottumor)
82
Behandeling laaggradig chondrosarcoom
curettage en lokaal adjuvans om recidief te voorkomen
83
welke leeftijd komt ewings sarcoom vooral voor? overleving?
jonge leeftijd, in het beenmerg ontstaan en bevat kleine blauwe ronde cellen. Er ontbreekt vorming van tussenstof. 5 jaars overleving is 60%
84
ewings sarcoom klinische presentatie
De pijn, gestoorde functie en zwelling ontstaan in weken. Voor histologische diagnose is translocatieonderzoek en kleuring nodig.
85
Waarop kan ewings sarcoom lijken?
Kan lijken op een foto op osteomyelitis; grote lichte osteolyse met cortexdestructie met grote wekedelenschaduw en periostreactie.
86
Behandeling ewings sarcoom
chemo, radio en chirurgie
87
Metastasen afkomst
Vooral uitkomstig 70% uit mamma, long, prostaat, schildklier of niercelcarcinoom.
88
Klachten metastasen
pijn, pathologische fractuur, zenuwuitval. Biopt nodig om oorsprong aan te tonen.
89
Doel behandelen metastasen
QOL verbeteren. Langere levensverwachting geeft duurzamere en invasievere behandeling, en in samenspraak met pt.
90
meest voorkomende verwekker van osteomyelitis
s aureus (50%)
91
ontstaan osteomyelitis
directe besmetting, hematogene verspreiding of via aangrenzende weke delen.
92
Hoe veel dagen na het ontstaan van een osteomyelitis zijn intraossale irregulaire ophelderingen en periostreacties te zien op foto
10 dagen na infectie
93
bij wie komt spontane osteomyelitis via hematogene verspreding vooral voor
kinderen, iv drugs gebruikers, nierinsufficientie met chronische dialyse, sikkelcelpatienten met een centrale veneuze catheter
94
wat zijn kenmerken van een chronische infectie
Na 3 tot 6 maanden afname van vascularisatie fisteling naar de huid
95
welke middelen kunnen helpen bij het vaststellen van een osteomyelitis?
Rontgen, MRI en botscan
96
Botsekwester
dood losliggend botweefsel
97
Fistel
kanaal tussen osteomyelitische haard en huid
98
Nettoyage
schoonmaken van osteomyelitische haard
99
Acute hematogene osteomyelitis waar vooral voorkomend, en wat is behandeling?
is vooral in metafyse van lange pijpbeenderen.b ij volwassenen punctie en bij kinderen bloedkweek. Bij kinderen antibiotica en bij volwassenen chirurgie.
100
hoeveel verwekkers verwacht je bij een osteomyelitis ontstaan vanuit een wond? hoeveel vanuit hematogene oorsprong?
Bij infectie vanuit wond verschillende vewekkers, vanuit hematogeen maar een.
101
Is het afnemenvan een kweek uit de fistelgang is nuttig?
nee
102
behandeling chronische osteomyelitis.
Combinatie antibiotica 8 weken en chirurgie
103
waarom worden genettoyeerde holten opgevuld met spierweefsel en gentakralen
om te voorkomen dat debris zich ophoopt
104
wat is de kans op recidief bij chronische osteomyelitis
20%
105
wat zijn ongunstige factoren bij osteomyelitis?
Sclerotisering bot en verlittekening weke delen
106
Hoe wordt het risico op osteomyelitis bepaald?
beschadiging vascularisatie, type botbreuk, uitgebreidheid weke delen letsel en graad van contaminatie
107
moet bij elke open botbreuk antibiotica worden gegeven?
ja
108
Behandelplan geopereerde fractuur waarin infectie ontstaat
osteosynthesemateriaal zo goed mogelijk verwijderen na consolidatie fractuur. Kan dat niet dan op andere manier verstevigen
109
oorzaak infecties in wervelkolom
ontstaan meestal door hematogene versprijding.
110
verschil spondylitis en spondylodiscitis
Aantasting van wervel heet spondylitis, van een tussenwervelschijf spondylodiscitis. Spondylitis is meestal lumbaal
111
Meest voorkomende symptoom van spondylitis of spondylodiscitis, behandeling
pijn Behandeling met AB bij spondylitis/spondylodiscitis duurt tot er radiologische fusie is
112
wanneer gesproken van vroeg postoperatieve infectie van een gewrichtsprothese
binnen 4 weken
113
Behandeling late postoperatieve infectie en vroege
prothesemateriaal verwijderd worden, bij vroeg eerst alleen gespoeld en necrotisch weefsel weggehaald
114
hoe lang moet AB gegeven worden bij een postoperatieve infectie in heup/knie?
Bij heupprothese moet 3 maanden AB gegeven worden, knie 6 maanden
115
hoeveel procent van gewrichtsprothesen raakt geinfecteerd, en waardoor?
1-5% van gewrichtsprothesen raken geinfecteerd ondanks maatregelen. In 60-80% door besmetting tijdens/vlak na de operatie, in 20-40% door hematogene versprijding maanden/jaren na operatie.
116
waardoor is de diagnose van gewrichtsprothese infectie lastig te stellen?
koorts/zwelling niet altijd aanwezig CRP en BSE meestal verhoogd maar niet altijd beeldvorming kan aanwijzing geven maar is niet doorslaggevend. Punctie biedt diagnose!
117
hoe vaak is acute septische artritis door bacterien dodelijk? hoeveel procent houdt schade? hoe vaak wordt maar een gewricht aangetast?
Acute septische artritis door bacterie is dodelijk in 10-30%. Na genezing wel tot 50% blijvend verminderde gewrichtsfunctie. Bacteriele artitis tast in 80-90% maar een gewricht aan.
118
welke houding bij etterige coxitis in heup
geeft flexie, exorotatie en abductie
119
Waardoor wordt een chronische infectieuze artritis meestal veroorzaakt?
fungi
120
beleid bij verdenking op infectieuze artritis
kweek doen van gewrichtsvocht EN bloed, alleen gewrichtsvocht geeft niet altijd juiste verwekker
121
welke groepen hebben een hogere kans op een postoperatieve infectie?
DM, oudere patiënten en immuungecompromiteerden
122
sonicatie
lostrillen van bacterien van een verwijderd implantaat
123
debridement
spoelen en verwijdere hematoom en dood weefsel
124
Behandeling van een laat operatieve infectie bij gewrichtsprothese
wordt in twee zittingen gedaan – eerst verwijdering prothese en inbrengen gentakralen, daarna 6 weken AB en nieuwe prothese
125
allocortex
archicortex, paleocortex en overgangscortex samen.
126
neocortex
isocortex, weefsel dat gelijk is en nieuwer dan allocortex, grootste deel,
127
waarachter bevindt zich de insula
opercula van lobus frontalis, parietalis en temporalis
128
Sulcus centralis locatie
tussen lobus frontalis en lobus parietalis
129
Sulcus parieto-occupitalis locatie
tussen lobus occupitalis en lobus parietalis
130
Fissura longitudinalis locatie
tussen linker en rechter hemisfeer
131
Fissura lateralis locatie
tussen lobus frontalis en lobus temporalis
132
Gyrus precentralis locatie en functie
in lobus frontaal met motorische functie
133
Gyrus postcentralis locatie en functie
in parietaal met sensorische functie
134
Area striata locatie en functie
occupitaal en visuele functie
135
Uncus locatie en functie
temporaal en voor reuk
136
Gyrus temporales transversii locatie en functie
temporaal en voor gehoor
137
waar bevindt de smaakschors zich
frontale schors
138
Fibrae arcutae
korte associatievezels binnen een lob
139
Fasciculi
lange associatievezels tussen lobi
140
Projectievezels
tussen hersenblaasjes
141
Commisuraalvezel
tussen hemisferen
142
Broca locatie
ligt op de gyrus frontalis inferior
143
Wernicke locatie
op de gyrus temporalis superior
144
Fasciculus arcuatus
verbindt broca en wernicke
145
Corpus callosum is welke soort cortex
neocortex
146
commsura anterior is welke soort cortex
paleocortex (reuk)
147
commissura fornices is welke soort cortex
archicortex (hippocampus gebied)
148
waartussen vormt de epithalamus de link
tussen lymbische systeem en overige delen van hersenen
149
functie thalamus
doorschakelen sensorische informatie
150
Circuit van papez verbindingen:
Nucleus anterior ontvangt afferente banen uit corpus mammilare (die impulsen ontvangt van de regio hippocampalis via fornis) via tractus mammillothalamicus (bundel van vicq d’azyr) en heeft efferente en efferente verbindingen met cinguli. In cingulum heb je vezels uit gyrus cinguli, die naar gyrus parahippocampalis lopen en weer naar hippocampus. Regio hippocampalis -> fornix -> corpora mamillaria -> tractus mammillothalamicus (bundel van vicq d’azyr) -> nucleus anterior thalami -> genu capsulae internae -> gyrus cinguli -> cingulum -> gyrus parahippocampalis -> regio hippocampalis
151
Circuit van papez verbindingen:
Nucleus anterior ontvangt afferente banen uit corpus mammilare (die impulsen ontvangt van de regio hippocampalis via fornis) via tractus mammillothalamicus (bundel van vicq d’azyr) en heeft efferente en efferente verbindingen met cinguli. In cingulum heb je vezels uit gyrus cinguli, die naar gyrus parahippocampalis lopen en weer naar hippocampus. Regio hippocampalis -> fornix -> corpora mamillaria -> tractus mammillothalamicus (bundel Circuit van papez rol: Rol in corticale controle emotie en geheugen.van vicq d’azyr) -> nucleus anterior thalami -> genu capsulae internae -> gyrus cinguli -> cingulum -> gyrus parahippocampalis -> regio hippocampalis
152
Circuit van papez rol:
Rol in corticale controle emotie en geheugen.
153
TWEE VIDEOS ZSA ANATOMIE HERSENEN TOEVOEGEN
JO
154
Fissura lateralis ligging en functie
hoort bij de insula van reyl, aan de zijkant hersenen met smaakschors
155
Welke structuur bevindt zich direct rostraal van de columnae fornices? En welke structuur bevindt zich daar ventraal van?
Commisura anterior (reukvezels) rostraal ventraal zit chiasma opticum
155
Welke structuur bevindtzich direct rostraal van de columnae fornices? En welke structuur bevindt zich daar ventraal van?
Commisura anterior (reukvezels) rostraal ventraal zit chiasma opticum
156
hoe wordt de bundel van vicq d'azyr ook wel genoemd, en welke soort vezels bevat deze?
Bundel vicq d’azyr is rechte streep ernaast tussen thalamus en corpus mammilariae, wordt ook tractus mammilothalamica genoemd. Bevat associatievezel want is beide diencephalon
157
wat is dystonie, wat is de oorzaak
verkeerde spanning. Continue of intermitterende spiercontractie – geeft afwijkende stand of wringende beweging
158
Onderverdeling dystonie
* Locatie: gegeneraliseerd, focaal (een onderdeel lichaam zoals cervicale dystonie), segmentaal (meerdere onderdelen), hemi (helft), taakgebonden * Oorzaak: primair (genetisch, onbekend) of secundair (parkinson, huntington, medicatie, laesie) Bij focale dystonie kan een nieuwe abnormale normaalstand worden aangehouden. Kan ook schrijven beinvloeden wanneer de hand is aangedaan
159
Chorea
dans. Vloeiende sierlijke overbewegelijkheid, vaak kleine bewegingen wanneer het distaal is en proximaal grover en schokkeriger.
160
Indeling chorea
* Locatie: gegeneraliseerd, focaal (gelaat/mond), hemi * Etiologisch o Genetisch: huntington, zeldzame aandoeningen o Niet genetisch: medicamenteus, SLE, zwangerschap, post infectieus (sydenham), metabool, structurele laesie Bijvoorbeeld zwaaien been of opeens bewegen been of duim. Ziet er groter maar sierlijker uit dan dystonie
161
Myoclonus
korte abrupte schokjes
162
Onderverdeling myoclonus
* Locatie: focaal (zoals hik), gegeneraliseerd * Etiologisch o Oorsprong: cortex, basale kernen, hersenstam, ruggenmerg o Oorzaak: mediatie, metabool (lever/nier), post-anoxisch, lhkv neurodegeneratieve ziekte, genetisch, structurele laesie, stam/ruggenmerg
163
Tremor
ritmische oscillatie
164
Tremor indeling
* Waar: symmetrisch armen (en benen), eenzijdig of asymmetrisch, hoofd/nek, stem/palatum * Wanneer: rusttremor (zoals parkinson), houdingstremor, intentietremor. Houding en intentietremoren zijn actietremoren. * Hoe snel – ingedeeld naar trillingen per Hz. Langzaam <5, medium 5-12, snel >12. Niet voor tentamen.
165
Parkinson pathofysiologie
* Neurodegeneratieve ziekte – afname substantia nigra en depigmentatie * Gut-brain axis; mogelijke verklaring eiwitstapeling doordat alfa synucleine al in nervus vagus te vinden is jaren voor ziekte mogelijk door inflammatie/verandering microbioom darm * Alfa synucleine vouwt niet goed, niet opgeruimd, cel dood * Niet een hit – daarnaast mogelijk afbraak niet goed etc * Lewy lichaampje = klont alfa synucleine * Precieze oorzaak onbekend – zelden monogenetische relaties (4-5% jongeren; GBA, SNCA, LRRK2, PARK2, PINK1). Paar risicofactoren (pesticiden/landbouw, hoofdtrauma, roken stoppen, depressie). Kip ei dilemma of het niet gevolg is * Onderliggend mechanisme: verval cellen (dopaminerge neuronen substantia nigra naar striatum). Inhiberen of stimuleren andere kernen. 70-80% beschadigd voor symptomen optreden. Lewy bodys gevonden door ophoping eiwitten. Factoren: overmatig aanmaak/misvouwen/opstapelen, niet genoeg afbraak, niet goed werken mitochondrien, oxidatieve stress. * Beschermende factoren zijn roken, koffie, sporten, NSAID gebruik
166
Symptomen parkinson dopaminegerelateerd
(traagheid, stijfheid, trillen) * Hypo of bradykinesie (weinig en traag) * Rusttremor in 60-70% * Rigiditeit (hogere tonus) * Posturele instabiliteit (houdingsreflex niet goed, als je trekt aan iemand valt ie om) – pas laat zichtbaar
167
Symptomen parkinson Niet dopamine gerelateerd
* Hyposmie (te weinig ruiken) * Stemmingsstoornis * Angst * Hypofonie * Maskergelaat * Micrografie (te klein schrijven) * Obstiaptie * Droge huid * Hypersalivatie * Slikstoornis * Cognitieve stoornis
168
Behandeling parkinson
* Reguleren dopamine o Pulsatiel levodopa verlies door - Opname door het gastro-intestinale stelsel - Omzetting in perifeer weefsel - Afbraak levodopa voordat het de bloed-hersenbarrière doorgaat * DBS, duodopa (levodopa continu) en amorfine pomp tussendoor * Als laatste stap mogelijk acetylcholinesterase remmer
169
on en off fase parkinson
On fase = minder symptomen (trechter vol), OFF is meer hypokinesie, rigiditeit, (rust)tremor en houding/balansstoornissen
170
Differentiaaldiagnoses parkinson
4 parkinsonismes: o neurodegeneratief  MSA multisysteematrofie; hypokinetisch rigidesyndroom – vroege autonome stoornis, cerebellair syndroom  PSP progressieve supranucleaire paralyse – hypokinetisch rigide syndroom, verticale blikparese, vroeg balansstoornis o Overig  Vasculair parkinsonisme – witte stof en basale kernenn schade -geeft traagheid fysiek en mentaal en balansproblemen  Medicamenteus parkinsonisme – antipsychotica lang of acuut bij anti-emetica
171
ziekte van parkinson progressie en diagnose
*ZvP: asymmetrisch hypokinetisch-rigide syndroom met evt rusttremor *Vroeg in de ziekte geen balansproblemen of cognitieve problemen *Klinische diagnose. Aanvullend onderzoek niet per se nodig *MRI-Hersenen: geen afwijkingen verwacht *DAT -SPECT scan: label presynaptisch dopamine transport –Nigrostriatale projecties
172
Psp kenmerken
* Hypokinetisch rigide syndroom met axiale klachten * Verticale blikparese * Vroeg in beloop vallen, articulatiestoornis, cognitieve stoornis * Vaak meoite met trap aflopen
173
Essentiele tremor wat te zien, kenmerken
* Houdings en intentie * Geen cerebellaire klachten zoals ataxie of dysartrie * Vaak familiair, autosomaal dominant
174
Tremor bij ziekte van parkinson
* Meestal asymmetrische rusttremor * Bradykinesie * Rigiditeit soms * Klinische diagnose * Eerst dopaminerge medicatie dan anti-tremor lastig behandelbaar
175
meest voorkomende oorzaak hemichorea
structurele laesie bevestigen met scan
176
Myoclonus dystonie beeld
myoclonus en dystonie - schrijven, oogknijpen, nek * Ziektebeeld laat lightning jerks zien (snelle myoclonieen)
177
dystonie accuut
door anti-emetica of antipsychotica
178
huntington oorzaak en bijkomende stoornissen
Hele ernstige balistische bewegingen *Erfelijke aandoening met anticipatie –Repeatziekte *Chorea (1/3 presentaties) *Gedrags en stemmingstoornis (2/3) *Ook betrokkenheid andere organen
179
Anticipatie
toename van symptomen door generaties heen
180
waar in de hersenen liggen aangeboren bewegingsprocessen vast?
in hersenstam
181
waar in hersenen liggen aangeleerde hersenprocessen vast?
cortex
182
globus pallidus internus werking
remt thalamus tonisch, en daarmee aangeleerde bewegingen
183
substantia nigra pars reticulata werking
remt thalamus, daarmee aangeboren bewegingen
184
gaat de handrem er op of er af bij het indirecte pad door de werking van de pallidus externa en subthalame kern?
Indirecte pad remt harder door bijkomende werking globus pallidus externa en subthalame kern (gedisinhibeerd door dubbele remming, activatie dus)
185
Hoe worden directe en indirecte paden beide gemoduleerd
vanuit substantia nigra pas compacta. Stuurt dopamine naar putamen, daardoor D1 (direct) en D2 (indirect) geactiveerd, remt putamen
186
Parkinson effect op dopamine
geen dopamine meer uitgescheiden, daarom ziek hoge activiteit kernen, geeft bewegingsarmoede. Extreme inhibitie thalamus op cortex, inhibite PPN, inhibitie MLC. Zelfde ook bij hele hoge spierspanning
187
Wat gebeurt er met de motoriek wanneer basale kernen niet goed werken?
* Onvermogen bewegingen te starten en eindigen * Onvermogen bewegingen te onderdrukken * Abnormale snelheid en hoeveelheid * Abnormale spiertonus * Loopstoornissen * Onvermogen bewegingen te starten en eindigen * Onvermogen bewegingen te onderdrukken * Abnormale snelheid en hoeveelheid * Abnormale spiertonus * Loopstoornissen
188
welke neuronen sterven af bij de ziekte van huntington?
aan begin van circuit (cortex naar putamen)
189
dd bij essentiele tremor
Parkinson, geneesmiddelenbijwerking of hyperthyreoïdie
190
behandeling essentiele tremor medicatie en chirurgisch
Propranolol (eerste keuze) of selectieve betablokker (metoprolol, atenolol) DBS thalamusstimulatie, laesie in thalamus door radio
191
ziektebeelden bij Chorea
sydenham, huntington
192
ziektes die Myoclonus kunnen veroorzaken
MS, parkinson, alzheimer
193
ziektes die Dystonie kunnen veroorzaken
medicijnen, MS
194
ziekten die Tics kunnen veroorzaken
gilles de la tourette, angst, stress, vermoeidheid
195
Flapping tremor
verlies spiercontrole voornamelijk in hand. Hand gaat van extensie naar neutraal. Bij beschadiging van je hersenen, een stofwisselingsziekte, of als je lever of nieren stoppen met werken
196
soorten dystonie
blefarospasme - m. obicularis oculi oromandibulair linguaal - tong spasmodisch - strottenhoofd dystonisch - keel torticollis - nek schrijversarm axiaal - voet, been, dij
197
hoeveel mensen hebben parkinson, op welke leeftijd het meest?
* 0.3% van alle mensen (30.000-40.000) * Tussen 50-70j als eerste
198
wat zijn motorische verschijnselen bij parkinson
stijfheid, tremor unilateraal, bradikinesie, balans, stem/spraak/slikken
199
wat zijn niet motorische verschijnselen bij parkinson
cognitieve dysfunctie en dementie, veroeid/slaapprobleem, reukverlies, gastro-intestinaal
200
Theorie van braak
ziekte van parkinson gaat als geleidelijke golf van onder naar boven in hersenen. o Stadium 1 en 2: nervus vagus en bulbus olfactorius beschadigd. Geeft klachten: constipatie en reuk o Stadium 3 en 4: onderste helft hersenen, slaap/vermoeid, motorisch o Stadium 5 en 6: verder over hersenen, dementie ontstaan, loop en balans, andere symptomen sterker
201
Medicatie parkinson om dopamine te verhogen
Pulsatief afgeven van levodopa Afname levodopa kan komen door: opname door GI, afbraak voor het door bloed-hersenbarriere kan, omzetting in perifeer weefsel altijd samen met carbidopa en/of benserazide tegen de afbraak
202
wearing off
uitwerken van dosis medicatie. Combineren verschillende soorten dopamine om dit te voorkomen.
203
volgorde medicatie parkinson
* Eerste 5 jaar levodopa en dopamine agonist * 5-10j: levodopa, dopamine agonist, COMT remmer, amantadine, MAO-B remmer, diepe hersenstimulatie, duodopa, apomorfine pomp * >10j: ? nog geen oplossing door andere dan dopamine-systeem complicaties
204
Carbidopa en benserazide wat zijn het, effect, bijwerkingen
zijn AAAD remmers (perifere decarboxylatieremmers)– inhiberen afbraak levodopa naar dopamine * Levodopa heeft meeste effect op bradykinesie, rigiditeit en tremor * Bijwerkingen bij te veel levodopa geeft overmatig dopamine CNS (dyskinesieen, spiertrekkingen en psychische problemen) en overmatig dopamine perifeer (misselijkheid/braken en hoofdpijn)
205
Entacapon/tolcapon wat zijn het, effect, bijwerkingen
COMT remmers – remmen afbraak dopamine en levodopa * Hebben effect op wearing off effect * Bijwerkingen bij COMT remmers zijn: overmatig dopamine/levodopa in CZS (dyskinesie, spiertrekkingen, psychische problemen) en overmatig DOPAMINE perifeer (misselijkheid/braken, hoofdpijn)
206
Selegiline/rasagiline wat zijn het, effect, bijwerkingen
zijn MAO-B remmers en remmen afbraak van dopamine * Verminderd motorische responsfluctuaties, versterkt het effect van levodopa * Bijwerkingen: slapeloosheid, psychische problemen, lage bloeddruk
207
Ropinirol en pramipexol wat zijn het, effect, bijwerkingen
zijn dopamine-agonisten en stimuleren activiteit van D2 receptoren in corpus striatum. Zijn iets minder effectief dan levodopa maar werken langer en hebben minder responsfluctuaties (daardoor vaker in later stadium gegeven naast L dopa) Hebben voornamelijk een effect op bradykinesie en rigiditeit, iets minder op tremor Bijwerkingen van dopamine-agonisten: misselijkheid en braken, psychische/cognitieve problemen, slaapstoornissen
208
Amantadine (symmetrel)
zorgt in de pre-synaptische cel voor minder heropname dopamine uit de synaptische spleet, en laat daarnaast meer dopamine vrij in de synaptische spleet
209
Apomorfine
lijkt op morfine zonder pijnstilling en verslaving. Via injectiepen of insuuspomp. Bijwerking is misselijkheid en huidontstekingen
210
Duodopa
is levodopa in vloeibare vorm, de continue toediening is via een pomp die in duodenum eindigt
211
Hoe moet massaal bloedverlies meestal worden gestopt
door druk uit te voeren (liefst met doek/tshirt schoon)
212
hoe worden bloedingen bij overgangsgebieden zoals hals, oksels en liezen gestopt?
tamponneren – gaas zo diep mogelijk in laagjes in de wond, daarna manuele druk door manuele compressie of een zwachtel
213
hoe wordt een grote wond aan arm/been gestopt?
Tourniquet i 5-8cm boven de wond. Niet langer dan 2 uur laten zitten. Spil aandraaien tot bloeding stopt (max 3 slagen)
214
wat is de functie van de PPN kern?
inhibeert y moto neuronen en laat daarmee spieren ontspannen
215
maligne beentumoren
osteosarcoom, chondrosarcoom, ewings sarcoom
216
overwegingen bij operatie na bottumor
* “Chirurgisch - technisch” – Grootte tumor ? – Vaten / zenuwen vrij ? – Moet weg met marge gezond weefsel * Maar zeker ook ! – Wensen van de patient – Acceptabele “ investering” door patient – Prognose
217
welke letsels zijn dodelijk bij thoraxtrauma
* Spannings pneumothorax * Open pneumothorax * Massale haemothorax * Tracheobronciaal letsel * Hart tamponade
218
the killing fracture
Open bekken fractuur: Mortaliteit 40-50%
219
oorzaken gegeneraliseerd chorea
denk aan medicatie, genetisch, post- infectieus
220
myoclonus oorzaak
Oorzaak: Medicamenteus, Metabool (lever, nier), Post-anoxisch, Ihkv neurodegeneratieve ziekte, Genetisch, Structurele laesie, stam/ruggenmerg
221
myoclonus bijkomende klachten
*Vaak ook OCS, angst, depressie. *Zelfmedicatie: alcohol
222
myoclonus onderzoek en behandeling
*Genonderzoek: SGCE gen bij myoclonus + dystonie *Behandel samen met psychiater. *DBS helpt goed!
223
essentiele tremor diagnose en behandeling, valkuil
* Klinische diagnose * Medicatie (beta blokkers en cholinerg) * DBS van thalamus Wanneer handen iets rustiger worden bij vooruit steken waarna het erger wordt kan het zijn dat het een essentiele tremor lijkt, maar het parkinson is
224
psp oorzaak
* Tau neerslag
225
psp diagnose en behandeling
* Klinische diagnose * Reageert niet goed op dopamerge medicatie, revalidatie en fysio aanbieden mri KOLIBRI
226
MSA multisysteematrofie
hypokinetisch rigidesyndroom – vroege autonome stoornis, cerebellair syndroom
227
Vasculair parkinsonisme
witte stof en basale kernenn schade -geeft traagheid fysiek en mentaal en balansproblemen
228
Medicamenteus parkinsonisme
antipsychotica lang of acuut bij anti-emetica
229
argumenten om wel te kiezen voor DBS
veel fluctuaties door medicatie geinduceerd geen balansproblemen (als hij dit zou hebben zou dit erger kunnen worden) bijwerking medicatie (goed want hij zal medicatie stoppen) cognitief nog goed (maakt operatie veiliger) er moeten geen contraindicaties zijn
230
contra indicaties voor DBS
Hoge leeftijd: hoger operatie- risico (relatief) Gebrekkige levodopa-respons (relatief) Klachten zijn niet levodoparesponsief (ABSOLUTE CONTRA) Gebroken heup/blaasontsteking door delier Balansproblemen (want DBS verhelpt dit niet)
231
wat is nodig om DBS uit te voeren
stoornis met bekende hersenafwijking en symptomen (objectief) mogelijkheid tot informed consent, invaliderend met chronisch lijden resistentie voor reguliere behandelingen potentie te kunnen profiteren van behandeling
231
wat is nodig om DBS uit te voeren
stoornis met bekende hersenafwijking en symptomen (objectief) mogelijkheid tot informed consent, invaliderend met chronisch lijden resistentie voor reguliere behandelingen potentie te kunnen profiteren van behandeling
232
behandelprotocol OCS
SSRI max dosis OF CGT voor min 3 mnc + SSRI/gedragstherapie Switch naar 2e SSRI 3mnd Switch naar clomipramide 225-300mg 3mnd + antipsychoticum lage dosis 3mnd + DBS
233
LO bevindingen bij shcok
hypotensie tachy of bradycardie tachypnoe, hypoperfusie huid (want meer naar organen) gestuwde halsvenen bij spanningspneumothorax/harttamponade (beperkte terugvloed bloed) cerebrale effecten oligurie (minder vulling nier, catheter leggen) myocardischemie (primair/secundair) hypoxemie metabole acidose
234
behandeling shock
100% zuurstof, vocht, bloed neurogeen- fenylefrine
235
behandelingvolgorde shock
ademweg (spanningspneumo dan holle naald in tweede intercostale ruimte midclav, thoraxdrain. hemathorax dan drain) harttamponade dan pericardpunctie, luchtembolie dan trendelenburghouding links en 100% zuurstof bloeding stoppen
236
behandeling hypovolemie, neurogene, extracardiale/obstructieve shock
hypovolemie; stop bloeding, dodelijke driehoek, pijnstilling neurogeen; zelfde, dopamine bij tachycardie, vasoconstrictie extracardiaal/obstrucief; secundaire spanningspneumothorax behandelen etc aanhoudend: op IC CV meten
237
damage control chirurgie
altijd bij hypothermie, metabole acidose of coagulopathie pols >120 en bloeddruk <100 zijn alarmsymptomen op basis van ABCDE
238
behandeling ruptuur bronchea
afwachtend als klein, antibiotica 48 u, groter dan operatie
239
behandeling luchtembolie
hogedrukbeademing vermijden, linkerzij als perifeer, swan ganz katheter of CV. als komt door longleltsel dan thoracotomie
240
behandeling spanningspneumothorax
thoraxdrain.
241
behandeling hematothorax
spoedthoracotomie, thoraxdrain of conservatief afh van ernst
242
behandeling thoracaal compressiesyndroom
niks
243
behandeling harttamponade
direct verwijderen bloed wanneer normale behandeling niet voldoende is
244
welke organanen vaak beschadigd bij stomp letsel?
diafragma (20%), milt (50%), lever (35-50%) rest vooral scherp
245
welke delen van het limbische systeem vallen onder het diencephale deel
thalamus hypothalamus epithalamus corproa mammillaria habenulae tractus mammillothalamicus (vicq dÁzyr) columnae fornices commissura habernularum baansystemen rest onder telencephaal
246
kenmerken van acute osteomyelitis
bij actue osteomyelitis BSE, CRP en leukos verhoogd met linksverschuiving Direct na afname kweek moet je behandeling starten
247
welke kern is aangetast bij hemiballisme
nucleus subthalamicus
248
welke kern is aangetast bij huntington
striatum (putamen en caudatus
249
welke kern is aangetast bij parkinson
substantia nigra compacta
250
welke kern is aangetast bij hyperkinesie
substantia nigra compacta