WDD - week 2 Flashcards

1
Q

Hogere orde cerebrale functies

A

efficient interacteren met omgeving (door concentratie, geheugen en zelfregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prefrontale cortex onderdelen

A

orbitofrontale cortex
Laterale prefrontale cortex
Mediofrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

orbitofrontale cortex functie

A

regulatie gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Laterale prefrontale cortex functie

A

plannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mediofrontale cortex functie

A

initieren gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarmee wordt een stoornis in de regulatie geassocieerd?

A

Sociaal overschrijdend/egoistisch gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarmee wordt een stoornis in de initiatie geassocieerd?

A

Apathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarmee wordt een stoornis in de planning geassocieerd?

A

Chaotisch gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee wordt een stoornis in het uitvoeren/overzicht geassocieerd?

A

apraxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is nodig om zo veel mogelijk dieren op te noemen

A

aandacht, concentratie, taal, geheugen (kennen van dieren), handelen (strategie zoals een categorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de reden dat je niks herinneren na zuipen maar wel naar huis kan fietsen

A

door effect alcohol op hippocampus – aantasten anterograad episodisch geheugen (deel expliciet geheugen). Impliciet geheugen is intact en daardoor kon hij nog wel fietsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

impliciete geheugen

A

vorm van het langetermijngeheugen waarbij er niet direct sprake is van bewuste beleving van of toegang tot opgeslagen kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

expliciete geheugen

A

vorm van het langetermijngeheugen waarbij men opgeslagen kennis bewust kan beleven of oproepen.
episodisch + semantisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

episodisch geheugen

A

voor persoonlijke gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

semantisch geheugen

A

voor betekenissen, begrippen en feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Split brain patiënt met links dominante hemisfeer

A

kan woorden van rechts nog uitspreken en een woord van links nog tekenen. Zal bij plaatje links gezicht zeggen en rechts fruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Prosopagnosie

A

onvermogen gezichten te herkennen, meestal door beschadiging gyrus fusiformis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verschil neglect en hemianopsie:

A
  • Neglect: schade aan parietale cortex, aandachtsstoornis, kan somatosensorisch
  • Hemianopsie: schade aan tractus retrochiasmale optische banen, visuele stoornis, patiënt is bewust van deze stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Alzheimer oorzaak

A

eerst hippocampus door tangle aangetast door amyloid en tau, daarna plaques in cortex
Ook te vinden in lewy en frontotemporal

Senile plaques (app laat amyloid b vrij, niet meer gereguleerd en plakt aan elkaar) en neurofibrular tangles (normaal tau in axon, in alzheimer losgelaten, plakken aan elkaar, soma valt uit elkaar) in alzheimer, 10-15 jaar voor symptomen. Tangle eerst in hippocampus, dan door brein. Plaque eerst in cortex, dan hippocampus, dan rest brein. Oligomeren waarschijnlijk al eerder aanwezig in presynaps.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Lewy body dementia symptomen en oorzaak

A

eerst concentratieproblemen, dan pas geheugen en bewegen.
aanbranden, slaapprobleem, hallucinaties, parkinsonlike, verlies herinneringen, moeite nieuwe dingen leren. progressief en verschilt van dag tot dag

Oorzaak niet goed bekend. Afla synuclein verkeerd gevouwen en vormt lewy bodies in neuronen. Ook gevonden in MSA en parkinson. Eerst cognitief (zoals alzheimer), daarna motor (zoals parkinson maar mild), daarna mogelijk slaapproblemen. Behandelen zoals levodopa tegen motorsymptomen en donepezil (alzheimers medicatie) tegen cognitieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vasculair dementie symptomen

A

na stroke of slechte aderen, destinct steps,
spreken, denken, plannen/handelen en aandacht verstoord

op een na meest voorkomend. Block/lek geeft een stroke, daarmee schade aan hersenen. Kan vasculaire dementie geven. Soms een stroke genoeg – post stroke dementia. Kan ook multi infarct dimentia zijn. Step like afname, niet zoals bij alzheimer. Vooral smallvessle disease vaak voorkomend. Daarmee gradueel afname functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe kun je bewustzijn indelen?

A

waarnemen verwerken respons of

in niveau (wakker, korte aandacht, slaap, moeilijk wekbaar, coma) en inhoud (waarneming, emotie, taal, motoriek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Delier

A

patiënt heeft wisselende aandacht met gestoorde inhoud van bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ascending reticular arousal systeem (ARAS) ligging

A

posterieur (achteraan) in pons/mesencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Normaal bewustzijn signaal

A

vanuit hersenstam via thalamus naar schors, en zo via zelfde route terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Oorzaken in de hersenstam die kunnen zorgen voor een verlaagd bewustzijn

A

bloeding, infarct, maligniteit, verdrukking door hemisferale laesie (inklemming, herniatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Oorzaken in de thalamus die kunnen zorgen voor een verlaagd bewustzijn

A

infarct, sinustrombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Oorzaken in de hersenschors die kunnen zorgen voor een verlaagd bewustzijn

A

metabole stoornis, hypoxie, intoxicatie, medicatie, diffuse traumatische schade, epileptisch insult, encefalitis, meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

EMV score samenstelling

A

Ogen spontaan/aangesproken/pijnprikkel/niet open
Motor: opdracht uitvoeren/pijn localiseren/ normale pijnreactie/pathologisch buigen pijn/strekken bij pijn/geen reactie pijn
Verbaal: georienteerd/ verward/ enkele woorden/ kreunen/ geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

DBS werking, wat verbeterd, stappen

A

neurostimulator met elektrische pulsen blokkeren signalen hersenen, signalen per patiënt ingesteld. Vergelijkbaar met beste on moment bij medicatie. Stijfheid en overbewegelijkheid beter, maar slechte spraak en evenwicht niet beter. 4-6 maanden elke twee weken terug om af te stellen. Daarna 6 maanden gedragstherapie.

Eerste fase is orientatie (is patiënt geschikt), ook subcutane apomorfine of maagsonde dopamine overwogen. Daarna afspraak poli met klachten, LO en toelichting verloop traject. Vervolgonderzoek door opname 1-2 dagen in ziekenhuis, MRI gedaan, bloedonderzoek, hartfilmpje, anesthesioloog. Dan behandeling van 4 uur om elektrodes te plaatsen. Steotactisch frame gebruikt om exacte plek elektrode te vinden. Na de operatie snel herstel, dag na operatie naar huis, herstart medicatie en DBS pas na enkele weken aan zetten. eerste instelling gebeurt tijdens dagopname, dan jaarlijkse batterijcontrole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Apomorfine gebruik

A

kan via spuitpen in off periode, tussendoor andere medicaite mogelijk. Via pomp continu kan ook, moet elke dag schoongemaakt. Begin kan misselijkheid ontstaan. Soms pijnlijke huid, daarvoor zalf of andere naald. Levodopagel kan via neus gegeven, zonder andere medicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

DBS bij welke bewegingsstoornissen

A
  • Parkinson
  • Essentiele tremor
  • Dystonie
  • Chorea
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wanneer komen parkinson patienten in aanmerking voor DBS?

A

veel wisselingen in klachten motoriek zijn - vaak off momenten, minder diepe off momenten. Geeft minder overbewegelijkheid en minder medicatie noodzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

fases naar de behandeling van DBS toe

A

orientatie (is patiënt geschikt), ook subcutane apomorfine of maagsonde dopamine overwogen.
afspraak poli met klachten, LO en toelichting verloop traject.
Vervolgonderzoek door opname 1-2 dagen in ziekenhuis, MRI gedaan, bloedonderzoek, hartfilmpje, anesthesioloog.
Behandeling van 4 uur om elektrodes te plaatsen. Steotactisch frame gebruikt om exacte plek elektrode te vinden.

Na de operatie snel herstel, dag na operatie naar huis, herstart medicatie en DBS pas na enkele weken aan zetten. eerste instelling gebeurt tijdens dagopname, dan jaarlijkse batterijcontrole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoeveel procent van de patiënten met psychische klachten komt bij de huisarts

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoeveel procent van de patiënten op psychiatrische afdeling hebben een somatische ziekte

A

20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

hoeveel procent van de patiënten op somatische afdeling hebben psychiatrische stoornissen?

A

50%
bij oudere patiënten rond 95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

welke psychische klachten komen vaak voor bij cushing?

A

50-70% depressief, 12-79% angstklachten en 3% hypomanisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

comorbiditeit bij urineweginfecties

A

delier
komt door de somatische aandoening zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

comorbiditeiten bij schizofrenie

A

DM2 door de somatische complicaties die komen bij het behandelen van de psychiatrische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

comorbiditeiten bij hart en vaatziektes

A

depressie door simvastatine en de ziekte zelf

42
Q

comorbiditeiten bij depressie

A

hart en vaatziektes door gewichtstoename bij TCAs en geleidingsstoornissen en daarnaast ook door de ziekte zelf

43
Q

middelen die van invloed zijn op soma en psyche

A

endocrinologische mechanismen, immunologische mechanismen, leefstijl, genetisch, omgeving

44
Q

PCD

A

doet consulten op somatische afdelingen. Verder grens tussen soma en psyche: delier, aanpassingsstoornis, stoornissen in middelengebruik, depressieve stoornis, proactief en screening.

45
Q

MPU

A

multdisciplinair en diagnosticeerd bij soma psyche comorbiditeit met complexe somatische/psychische aandoeningen

46
Q

PAAZ

A

de psychiatrische afdeling waar bepaalde behandelingen, ernstige bipolaire en depressieve stoornissen met somatisch-psychiatrische comorbiditeit komen

47
Q

Somatisch symptoomstoornis definitie, indeling, oorzaak, behandeling

A

fysieke klachten onverklaard voor meer dan 6m. Vaak pijn. Lastig behandelbaar. Heeft vaak ook cognitieve component: denken aan zorgen maken, angst – dit ook vaak basis voor beoordelen ziekte.
Mild als er maar een cognitief symptoom is, gemiddeld bij 2 of meer, erg bij 2 of meer cognitief en meerdere fysieke symptomen of een erg fysiek symptoom.
Oorzaak was vroeger stress of extreme gevoeligheid voor lichamelijke verandering. Behandelen is verminderen cognitieve symptomen, vaak met cognitieve gedragstherapie.

48
Q

Secundaire ziektewinst

A

baat hebben bij de ziekterol

49
Q

FNS definitie, behandeling, waarop afwijking te zien

A

motorische/sensorische functie niet goed, maar niet neurologish verklaarbaar
Eerst patiënt naam vertellen, dan vertellen dat het veel voorkomt en behandelbaar is, laten zien welke test afwijkend is, niet aannames doen over wat het kan zijn, geschreven info geven
Afwijkend mri te zien vaak qua activatie. Rechter tempopareitale junction minder actief en minder communicatie daartussen en tussen motor/sensitieve cortex

50
Q

nagebootste stoornis

A

patient faket naar dokter en omgeving ziekte. Symptomen hangen samen met iets van eerder of iets uit omgeving. Het is anders dan simulatie; hierbij doet de patient alsof om geld/aandachtte krijgen

51
Q

LAATSTE ZSA EN COLLEGES HIER

A

jo

52
Q

welke soorten geheugen behoren tot het expliciete geheugen?

A

werkgeheugen
somantisch geheugen
episodisch geheugen

53
Q

welke soorten geheugen behoren tot het episodisch geheugen

A

anterograad en retrograad

54
Q

Expliciet geheugen

A

dingen die je specifiek kunt benoemen

55
Q

werkgeheugen

A

voor heel kort dingen onthouden

56
Q

Semantisch geheugen

A

parameters deduceren tot appel/huilen etc, ook herkennen gezichten

57
Q

anterograad episodisch geheugen

A

korte termijn

58
Q

retrograad episodisch geheugen

A

lange termijn

59
Q

Impliciet geheugen

A

dingen die je door leren kunt (vaardigheden)

60
Q

welke hersenonderdelen zijn nodig voor het antrograde/werk geheugen?

A

Hippocampus, amygdala via fortex en corpus mammilaria, daarna naar cortex.

61
Q

welke hersenonderdelen zijn nodig voor het retrograde geheugen?

A

niet hippocampale systeem zoals bij antrograde betrokken, alleen hersenschors
Amygdala en hippocampus met 3 gebieden betrokken in cortex: temporaal auditief, parietaal spatieel en occupitaal visueel

62
Q

Testen van impliciet geheugen:

A

praxis (zoals typen)

63
Q

testen van expliciet geheugen

A

ik ga op reis en neem mee

64
Q

testen van episodisch geheugen

A

gebeurtenissen uit leven (anterograad en retrograad)

65
Q

Testen van semantisch geheugen

A

herkennen objecten

66
Q

met welke test worden alle soorten geheugen getest?

A

MOCA

67
Q

welke aandoeningen tasten het werkgeheugen aan?

A

– Delier
– Contusio cerebri
– Syndroom van Korsakov
– Ziekte van Alzheimer

68
Q

wat nodig voor de diagnose dementie

A
  • Desorienteatie in tijd, plaats en persoon
  • Tenminste een van deze 5: afasie, agnosie, apraxie, stoornis in executieve functies, aandachtsstoornis
  • Langzaam progressief
  • Beperking dagelijks leven
69
Q

alzheimer leeftijd en verloop

A
  • Bij 1% van 65 j
  • Bij 20% bij 85 j
  • Vroeg: anterograde amnesie, desorientatie, lichte afasie, orientatie, visuospatiele stoornis
  • Laat: retrograde, semantische stoornis, Apraxie, Ruimtelijk, Prosopagnosie, Wenen en hallucinaties
    geen aanvullend onderzoek nodig!
70
Q

Vasculaire dementie ontwikkeling en diagnose

A
  • Acuut en stapsgewijs
  • Vasculaire risicofactoren
  • Subcorticaal: traagheid, apathie, executieve functies
  • Diagnose met scan
71
Q

Frontotemporale dementie leeftijd, kenmerken, diagnose

A
  • Tussen 45 en 65j begin
  • Persoonlijkheidsverandering/gedragsstoornis of taalstoornis
  • Familiair voorkomen in 40%
  • Mutaties in tau, GRN of C9orf-gen
  • Pathologie heterogeen: tau, TDP-43, FUS
  • Diagnose: heteroanaamnese, PET scan mogelijk
72
Q

FTD gedragsvariant

A

algemeen:
Verandering, sociaal gedrag, taal of bewegen,
geheugen relatief intact!
tussen 45 en 65
40% familiair (Tau, TDP43, FUS)
verloop verschilt per persoon

  • Apathie: initiatiefarmoede, onverschillig,
    sociaal terugtrekken, geen inzicht
  • verlies van sympathie of empathie
  • Ontremming: rusteloosheid, prikkelbaarheid, euforie, inadequate grappen, impulsiviteit
  • Stereotiep-dwangmatig gedrag: ongedurigheid, vaste rituelen, standaardzinnen, stereotiepe taal of handelingen
  • Hyperoraliteit
  • Gestoorde executieve functies

ook taalvariant

73
Q

Dementie met lewy lichaampjes (DLB) kenmerken

A
  • Dementie met name visuospatieel en executief
  • Fluctuaties in cognitie en alertheid
  • Hallucinaties (visueel)
  • Gering parkinsonisme
74
Q

FTD - diagnose

A
  • Veel overlap met psychiatrische aandoeningen
  • Heteroanamnese is belangrijk
  • Aanvullende testen en onderzoek kunnen normaal zijn
  • FDG PET scan: vaak frontotemporaal hypometabolisme
  • MRI-Hersenen: frontotemporale atrofie
75
Q

Delier

A

Vrij plost ontstane, wisselende, gestoorde aandacht, desorientatie, hallucinaties, verstoord slaap waak ritme, angst en motorische onrust

76
Q
A
77
Q

Leerpunt frontaal meningeoom

A
  • Prominente gedragsstoornis reden voor MRI hersenen om tumor uit te sluiten
  • Opvallend weinig uitval bij langzaam groeiende frontale processen
  • Behandelbaar door resectie tumor
  • MMSE is niet sensitief voor frontale problematiek
78
Q

bijwerkingen natriumvalporaat

A

minder initiatief, traag, onzeker te been, tremor

79
Q

wat is een bijwerking van depressie

A

traagheid, bewegingsstoornis, cognitieve problemen

80
Q

Creutzveldt jakob

A

prionziekte (zenuw op zenuw), snel progressief, besmettelijk (daarom opletten samples)
met taalstoornis,
visuospatiele stoornis, hypokinesie, ataxie, myoclonieën

81
Q

VANAF HC COMA SLAAP BEWUSTZIJN

A

JO

82
Q

vorming bewustzijn afgelegde weg

A

reticulaire formatie (generator) – thalamus (poortwachter) – cortex (inhoud en integratie)
Output via zelfde weg naar beneden

83
Q

vanaf welke EMV wordt er gesproken van coma

A

onder 9

84
Q

Niet responsief waaksyndroom

A

bewusteloosheid met slaap waak ritme en automatismen (openen ogen, gapen, oogbewegingen). Eigenlijk alleen bij patiënten in coma die iets beter worden

85
Q

Minimally conscious state

A

bewusteloosheid met slaap waak ritme en automatismen en enige mate van interactie (oogbeweging jouw kant op bijvoorbeeld)

86
Q

Afwijkingen van bewustzijn oorzaken

A
  • Afwijkingen hersenstam (reticulaire formatie achterkant) geeft verminderd bewustzijn, testen van reflexen test voorkant maar toch betrouwbaar
    o Bloeding, infarct, maligniteit, verdrukking (inklemming, herniatie)
  • Afwijkingen thalamus – als beide er uit liggen dan probleem bewustzijn, een niet. Door infarct of sinustrombose
  • Afwijking cortex (diffuus) – metabole stoornis, hypoxie, intoxicatie/medicatie, diffuse traumatische schade, epileptisch insult, meningitis/cerebritis
  • Locked in syndroom – wanneer hersenstam beschadigd waardoor verlamd maar wel cognitief goed
87
Q

locked in syndroom

A

probleem voorzijde pons daardoor onderbroken piramidebanen n 6 en n 7, horizontale blikcentra. Intact verticaal blikcentrum en reticulaire formatie. Output gestoord, input niet

88
Q

oorzaken coma

A

10% focale structurele stamlaesie
15% focale structule hemisfeerlaesie met herniatie
5% multifocale/diffuse structurele hemisfeerlaesie
55% metabole stoornissen
25% intoxicatie
2% epilepsie
2% psychiatrisch

89
Q

fysiologisch slaap proces

A

gedaald bewustzijn, met minder
corticale activiteit
* Minder ‘generatie’ van bewustzijn vanuit AAS
* (AAS: week 2)
* Verschillende slaapstadia
* Groot probleem: 2/3 van NL niet tevreden met slaapkwaliteit

90
Q

Wanneer is er sprake van een slaapstoornis? welke meest voorkomend?

A
  • Als het interfereert met de dagelijkse activiteiten
  • Welke twee klachten komen het meeste voor?
  • Insomnie (10%)
  • Overmatige slaapneiging overdag (<10%)
91
Q

Soorten slaapstoornissen

A
  • Insomnie – door externe factoren (stress) zoals verschillende waaktijden
  • Slaap ademhalings – obstructief, NMZ, hersenstamziektes
  • Hypersomnie – narcolepsie, idiopathische hypersomnie
  • Slaap bewegingsstoonissen – restless legs
  • Para somnieen – rem slaap gedragsstoornis
92
Q

hoeveel hersenoperaties worden gedaan per jaar, voor welke redenen vooral?

A

250 hersenoperaties per jaar.
Binnen neuro vooral voor parkinson, binnen psychologie vooral voor OCD

93
Q

Waar in de hersenen wordt gestimuleerd met DBS bij hyperkinetisch, parkinson, tremoren en OCD? hoe wordt geleid?

A

Globus pallidus voor hyperkinetisch, subthalamicus voor parkinson, thalamus voor tremoren, Cortico-striato-thalamo-
corticale (CSTC) netwerk voor OCD
Door gyrus heen, niet sulcus want daar zitten bloedvaten. Geluid is geleidend, hogere toon is meer weerstand is vet

94
Q

<18e eeuw gedachtegoed, behandeling, setting, kernfiguren, idee van ziekte

A

gedachtegoed; oorzaak somatisch, psychisch, religieus, hekserij
Behandeling: tempelsslaap of trepanatie (schedel doorboren). Heks dan brandstapel
Setting: dolhuizen (door burgers opgericht, uit liefdadigheid), voor psychische, arme somatische en daklozen
Te veel zwart gal -> depressie
Johannes wier ging in tegen heksenjagen want bekentenis was onbetrouwbaar

95
Q

1750-1850 gedachtegoed, sleutelfiguur, setting, kernfiguren

A

gedachtegoed: lichtere psychiatrie erkend,krankzinnigen moesten behandeld
Behandeling: traitement morel (heropvoeding)
Sleutelfiguur: philipe pinel
Setting: hervormde dolhuizen (naar therapeutisch gesticht, krankzinnigenwet)
William Cullen kwam met term neurose: nerveus, angst, lichte klachten, etc. werd gezien als zwak zenuwstelsel, niet als psychiatrie.
Verandering kwam niet door nieuwe inzichten maar door verontwaardiging

96
Q

1850-1900 gedachtegoed, behandeling, setting, ziektes, sleutelfiguren

A

gedachtegoed: neuropathologische focus, identificeren ziekte eenheden
Sleutelfiguur: emil kraepelin
Behandeling: heropvoeding en vrijheidsinperking
Setting: onderzoek in universtiteitsklinieken
Wilhem griesinger zei dat geestziektes hersenziektes waren
Dementia paralytica = neurosyfilis. Kan dementie, depressie of psychose veroorzaken
Emil kreaplin kwam met de term ziekte-eenheid – symptomen bij een ziekte
Behandeling stond stil, gesepareerd, minder moreel. Wel steeds meer patiënten door industrialisatie en ontwrichting van gezin daardoor. Uitstoting uitmaatschappij, leefstijlverandering (alcohol en seksueel).

97
Q

1900 - WO2 gedachtegoed, therapie, sleutelfiguur, setting, bedahchte oorzaak ziekte

A

1900 – WO2
Gedachtegoed: permitteren van vergaande bheandelmethode
Therapie: somatisch door koortskuur (Julius Wagner Jauregg bloedinspuiten), lobotomie (Egas Moniz) en elektroconvulsie therapie

Gedachtegoed: toenemend aandacht voor psychologisch en sociaal model
Therapie: opkomst psychoanalyse voor hysterie en neurasthenie

Sleutelfiguur: Freud
Setting; opkomst ambulante zorg
Eugene bleuler was invloedrijke zwitserse psychiater die dementia praecox schizofrenie heeft genoemd. Kreeg veel invloed door Adolf Meyer

Neurasthenie = zenuwzwakte bedacht door george beard. Lichamelijke symptomen zoals moeheid prikkelbaarheid en pijn komen voor uit drukte in moderne leven
Hysterie = baarmoeder bedacht door hippocrates en gebruikt door freud. Licahemlijke symptomen voorkomend uit psychische conflicten en onbevredigde seksuele verlangens
Areie querido is van de sociale psychiatrie – psychiater zoekt patiënt op
Tegelijk ook rassenhygiene – uitmoorden mensen met psychische stoornis

98
Q

1946 – nu gedachtegoed, therapie, setting, verzet, hoogleraren

A

Gedachtegoed; onderzoek met aandacht meetinstrument
Therapie; psychofarmaca per toeval ontdekt
Setting; institutionalisering

Gedachtegoed; opkomst antipsychiatrie door jan foudraine – meer praten minder pillen

Sleutelfiguur; Kees Trimbos voor preventieve en sociale psychiatrie

Setting; verbetering rechtspositie patiënt
Meer aandacht voor effectiviteit interventies bij dienstplichtigen, vooral in engeland en amerika; oprichting intitute of healt
DSM3 ontwikkeld
Antipsychiatrie is protest tegen inrichtingen en therapie zoals ECT, psychofarmaca en dwangbehandeling (gezien als medische repressie). Protest tegen psychiaters omdat ze werden gezen als onderdrukkers van maatschappij. Psychiatrische ziekten als oorzaak werden ontkend. Eerste belangenbehartiger voor patiënten (pandora) opgericht.
Pieter kuiper van psychoanalytische invalshoek
Berthold Gersons viel terug op sociale psychiatrie
Damiaan denys – neurobiologische stroming

99
Q

somatisch symptoomstoornis DSM5

A

1 hiervan:
a. disproportionele gedachten
b. ongerustheid
c. veelt tijd
Niet continu, meestal persisterend = >6m

Mild: 1 cognitief symptoom
gemiddeld 2 of meer
erg 2 of meer of meer cognitief en meerdere fysieke symptomen of een erg fysiek symptoom.

100
Q

ziekteangsstoornis DSM5

A

Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte.
Lichamelijke klachten zijn niet aanwezig, of als dit wel het geval is, slechts in lichte mate. Als er een somatische aandoening aanwezig is of een hoog risico om een somatische aandoening te ontwikkelen (zoals wanneer een ziekte veel in de familie voorkomt) is de preoccupatie duidelijk excessief of disproportioneel.
Er is een hoge mate van angst over de gezondheid, en de betrokkene is snel verontrust over de eigen gezondheidstoestand.
De betrokkene vertoont excessief gezondheids gerelateerd gedrag (controleert bijvoorbeeld herhaaldelijk zijn of haar lichaam op tekenen van ziekte) of maladaptieve vermijding (vermijdt bijvoorbeeld doktersafspraken en ziekenhuizen).
De preoccupatie met ziekte is minstens zes maanden aanwezig, maar de specifieke ziekte die wordt gevreesd, kan in die periode veranderen.
De ziekte gerelateerde preoccupatie kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis, zoals een somatisch-symtoomstoornis, een morfodysfore stoornis, een obsessieve-compulsieve stoornis of een waanstoornis, somatische type.

101
Q

functionele symptoomstoornis DSM5

A

Een of meer symptomen van veranderingen in de willekeurige motorische of de sensorische functies.
Uit klinisch onderzoek blijkt dat het symptoom incompatibel is met een bekende neurologische of andere somatische aandoening.
Het symptoom of de deficiëntie kan niet beter worden verklaard door een soamtische of psychische stoornis.
Het symptoom of de deficiëntie veroorzaakt in klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen, of behoeft somatisch onderzoek.
Vervolgens specificeren op 3 manieren:
- type symptoom of uitvalsverschijnsel
- acuut of persisterend
- met of zonder psychische stressor