WC10 - Epidemiologie Flashcards

1
Q

Wat is een endemie?

A

Het continu voorkomen van een besmettelijke ziekte onder een bepaald deel van de bevolking, zonder dat de ziekte zich verder verspreidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een epidemie?

A

Situatie waarin veel mensen of dieren tegelijk aan dezelfde ziekte lijden, plotselinge stijging van een bepaalde ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de incidentie?

A

Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid, per aantal van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de prevalentie?

A

(Van een aandoening:) Het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op een specifiek moment in de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is populatie-immuniteit?

A

Een groot deel van de populatie is immuun tegen een ziekte, waardoor deze zich niet zomaar kan uiten/verspreiden en niet immune individuen een kleinere kans hebben om ziek te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de reproductieratio (R0)?

A

Ook wel reproductiegetal, is een indicator die het gemiddeld aantal secundaire besmettingen aangeeft die veroorzaakt worden door een primair geval in een populatie zonder immuniteit, en in de afwezigheid van profylactische maatregelen (zoals bijv. vaccinatie) (een volledig vatbare populatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de vaccinatiegraad?

A

Het gedeelte van de bevolking dat gevaccineerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is effectief contact?

A

Contact waarbij de ziekte wordt overgedragen, en het nieuw geïnfecteerde dier ook infectieus wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stel dat bij een epidemie met een virus alleen direct naburige individuen worden besmet.
Als er niet alleen naburige individuen worden besmet, maar ook andere individuen, verloopt de epidemie dan sneller of langzamer?

A

Sneller, want er worden meer individuen besmet in dezelfde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke consequentie heeft dit (zie a.) voor de minimaal benodigde vaccinatiegraad?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er als niet elk contact tussen een besmet en een gevoelig individu leidt tot overdracht van infectie?

A

Dan zwakt het virus af, oftewel er worden steeds minder mensen geïnfecteerd. Hierdoor vermindert ook de benodigde vaccinatiegraad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stel dat ontwikkelde immuniteit na infectie van extreem korte duur is, bijv. dat immuniteit wel leidt tot herstel in 1 tijdvak, maar niet tot blijvende immuniteit daarna. Wat zal er dan gebeuren na introductie van een besmet individu in de gevoelige populatie?

A

Dan is er spraken van SIRS ipv SIR (susceptible, infected, recovered, en weer susceptible). Er vinden dan continu veel besmettingen plaats, en dus blijft het virus circuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij overdracht tussen alleen directe buren, moest de vaccinatiegraad dus 75,4% zijn om een epidemie te kunnen voorkomen. Geldt dat ongeacht wie er in de populatie is gevaccineerd, zolang het maar
75,4% van de populatie is?

A

Er moet wel sprake van willekeurige spreiding zin, want dan heb je niet te veel gevoelige individuen bij elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor infectieuze agentia zijn CDV, blauwtong, E. granulosus en D. viviparus?

A

CDV: virus
Blauwtong: virus
E. granulosus: bacterie (lintworm)
D. viviparus: bacterie (rondworm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zijn CDV, Blauwtong, E. granulosus en D. viviparus micro- of macroparasieten?

A

CDV: microparasiet
Blauwtong: microparasiet
E. granulosus: macroparasiet
D. viviparus: macroparasiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe komt het infectieuze agens van de ene bij de andere gastheer (verspreiding) bij CDV, blauwtong, E. granulosus en D. viviparus?

A

CDV: besmettelijk via inademing, neusvocht, traanvocht, urine en faeces (vooral direct contact, want het is niet erg stabiel in de omgeving)
Blauwtong: via een vector, een mug (knut) die een besmet dier prikt en vervolgens na een tijdje een ander dier weer prikt
E. granulosus: Eitjes in de faeces worden opgegeten door een TGH, en als de TGH wordt opgegeten door de EGH wordt die besmet
D. viviparus: Eitjes worden opgehoest en vervolgens weer ingeslikt om verder te ontwikkelen in de darmen. Deze komen via de feces weer naar buiten, worden weer opgegeten en migreren dan via de darm naar de longen weer. Wordt verspreid via de omgeving.

17
Q

Hoe verloopt de overleving van CDV, blauwtong, E. granulosus en D. viviparus buiten de (eind)gastheer?

A

CDV: Kort, in aerosolen en/of urine
Blauwtong: Buiten de knut (vector) heel kort, maar in de knut kan het lang overleven. Het is temperatuur afhankelijk
E. granulosus: Jaren, afhankelijk van het stadium. Het kan als een larve jaren als eitje in de omgeving blijven, en ook als blaasworm/cyste in de tussengastheer kan het lang overleven
D. viviparus: Temperatuur afhankelijk; overleeft een week of 6 in de zomer, en wel maanden in de winter

18
Q

Is het voorkomen van CDV, blauwtong, E. granulosus en D. viviparus seizoensmatig?

A

CDV: nee
Blauwtong: Ja, ligt aan de tijd van het jaar waarin muggen prikken (vooral in het voorjaar/najaar)
E. granulosus: nee
D. viviparus: Vooral tijdens het weideseizoen, en dus is het seizoensgebonden

19
Q

Bij welke leeftijdsgroepen treedt CDV, blauwtong, E. granulosus en D. viviparus vooral op?

A

CDV: vooral bij jonge dieren
Blauwtong: vooral bij lammetjes
E. granulosus: niet specifiek
D. viviparus: niet specifiek

20
Q

Wordt er een goede immuniteit ontwikkeld tegen (her)infectie met CDV, blauwtong, E. granulosus en D. viviparus?

A

CDV: ja, in principe levenslang
Blauwtong: Ja, maar met het vaccin krijg je slechts ongeveer een jaar bescherming omdat dat een dood vaccin is
E. granulosus: ze kunnen levenslang geherinfecteerd worden
D. viviparus: Ze hebben een tijdelijke en een meerjarige immuniteit. Ze kunnen levenslangs geherinfecteerd worden, en dit is een van de weinige bacteriën waar wel een vaccin voor is

21
Q

Een hondenfokster neemt na een gezellige vakantie met manlief in Roemenië een zielig zwerfhondje mee naar huis. Twee weken na thuiskomst vertonen veel puppy’s van de fokster sloomheid, ooguitvloeiing en/of braken en diarree. Het blijkt te gaan om CDV. Geef voor CDV de rol aan van populatie-immuniteit en R0. Is die R0 te berekenen voor CDV, gegeven deze epidemie, en zo ja hoe?

A

Het is wel heel lokaal/beperkt om de R0 te kunnen berekenen.
Bij een hoge populatie-immuniteit wordt het virus minder verspreid en dat is gunstig voor het verminderen van de verspreiding. CDV behoort tot de kernvaccinatie, en de puppy’s zouden van de moeder antilichamen moeten hebben.

22
Q

Wat is de rol van populatie-immuniteit voor blauwtong, E. granulosus en D. viviparus?

A

Blauwtong: op bedrijfsniveau lijkt het aardig op CDV, daarbuiten niet
E. granulosus: kan heel lang overleven, daardoor wordt R0 veel lastiger te berekenen. Je weet ook niet altijd wat de bron is
D. viviparus: gaat via de weide en mengen door de populatie

Bepaling van R0 verschilt of je met een micro of macroparasiet te maken hebt.

23
Q

Longwormziekte wordt vooral waargenomen op melkveebedrijven en doorgaans niet op vleesveebedrijven waar kalveren worden gezoogd en dus bij de moeder blijven. Geef een verklaring voor dit verschil.

A

Kalveren worden vrijwel meteen van de moeder gescheiden en worden met alle ‘gevoelige’ kalveren bij elkaar gezet.
Daar waar de kalveren bij de koe blijven is de infectiedruk lager en hebben de kalveren langer de tijd om immuniteit op te bouwen. De hoeveelheid volwassen koeien ‘verdunt’ dan het aantal parasieten dat beschikbaar is om de kalveren ziek te maken

24
Q

Hoe zou je R0 voor een macroparasiet kunnen definiëren?

A

Bij micro gedefinieerd vanuit de gastheer, maar bij macroparasieten in termen van aantal nakomelingen per parasiet, reproductiegetal op macroparasiet niveau

25
Q

Probeer een vaccinatieprogramma op te zetten voor CDV. Wat bepaald welke dieren en hoeveel dieren je zou willen vaccineren?

A

Honden, en het liefst zo veel mogelijk voor een zo groot mogelijke populatie-immuniteit door een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad. Het hangt af van de populatiedichtheid, het aantal contacten van honden en hoe infectieus het is.

26
Q

Zal het vaccinatieprogramma zoals hierboven er hetzelfde uitzien in een land met een lagere populatiedichtheid?

A

Bij een lagere populatiedichtheid is het minder van belang dat zo veel mogelijk honden worden gevaccineerd omdat de kans dat ze elkaar tegen komen en het virus kunnen verspreiden gewoon lager is