HC03 - Parasieten Flashcards

1
Q

Wat is veterinaire entomologie?

A

De studie van parasitaire geleedpotigen, waaronder insecten, teken en mijten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is veterinaire protozoölogie?

A

Een onderwerp dat het brede scala van eencellige eukaryotische organismen omvat die de parasitaire protozoën vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is veterinaire helminthologie?

A

Het omvat drie hoofdgroepen van parasitaire wormen: trematoden (zuigwormen), cestoden (lintwormen) en nematoden (rondwormen), alsmede enkele kleinere groepen zoals de doornwormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van etiologie/etiologisch agens?

A

De oorzaak of oorsprong van een ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is biotisch potentieel (biotic potential)?

A

Een uitdrukking van de snelheid waarmee een parasitaire soort zich kan vermenigvuldigen. Het hangt af van het aantal geproduceerde nakomelingen (vruchtbaarheid) en het aantal generaties per jaar (generatietijd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie van endemisch?

A

Een term om een populatie of gebied te beschrijven waarbinnen een ziekteverwekker zich vestigt, zich vermenigvuldigt en tussen gastheren wordt overgedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is epidemiologie?

A

De wetenschap die ziektepatronen in de gastpopulatie beschrijft en verklaart (d.w.z. de verspreiding en determinanten van ziekte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de definitie van prevalentie?

A

Het deel van de gastheerpopulatie dat op een bepaald moment besmet is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is commensalisme?

A

Twee soorten die samenleven in het belang van één of beide, maar zonder nadeel voor één van beide partijen, en zonder metabolische afhankelijkheid (bv. koereigers en runderen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is symbiose?

A

Twee soorten die samenleven en voor hun wederzijds welzijn en voortbestaan afhankelijk zijn van elkaar (bijv. cellulose-verterende organismen in de blindedarm van een paard).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is parasitisme?

A

Twee soorten die samenleven, waarbij een van het paar (de parasiet) leeft ten koste van de andere (de gastheer).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is parasitoïsme?

A

Twee soorten die samenleven zoals bij parasitisme, behalve dat de gastheer steevast sterft (of op zijn minst niet meer kan functioneren) zodra de parasitoïde het voor die ontwikkelingsfase benodigde voedsel heeft gehaald. Bekende voorbeelden zijn de in de tuinbouw gebruikte sluipwespen die hun eitjes op of in andere insecten leggen om een voedselbron voor hun larven te bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden organismen in het dierenrijk ingedeeld?

A

Het dierenrijk is verdeeld in ongeveer 35 phyla, die op hun beurt achtereenvolgens zijn onderverdeeld in Klasse, Orde, Familie, Genus en Soorten, waarbij een soort de basisreplicerende entiteit is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke groepen kunnen parasieten worden ingedeeld op basis van hun plaats op of in het lichaam van hun gastheer?

A

Ectoparasieten en endoparasieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn ectoparasieten?

A

Zij leven of voeden zich op het oppervlak van de gastheer, of nestelen zich in oppervlakkige of aangrenzende onderliggende weefsels. Ectoparasieten gaan verbindingen aan tussen gastheer en parasiet, variërend van vliegen die vluchtig landen om zich te voeden met afscheidingen uit de ogen, neus of andere lichaamsopeningen tot mijten die bijna hun hele leven in huidtunnels doorbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn endoparasieten?

A

Ze leven met in het lichaam van de gastheer. Parasieten kunnen in elk weefsel worden aangetroffen, behalve misschien in bot en keratine. Degenen die vrij in het lumen van het maag-darmkanaal leven, liggen technisch gezien buiten het weefsel van de gastheer, maar worden toch tot deze categorie gerekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welke groepen kunnen parasieten worden ingedeeld op basis van de relatie tussen parasiet en weefsel?

A

Extra- en intracellulaire parasieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn extracellulaire parasieten?

A

Ze leven op of in het weefsel van de gastheer, maar dringen niet door in de cellen van de gastheer. Voorbeelden hiervan zijn bijna alle metazoïsche en ook veel protozoïsche parasieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn intracellulaire parasieten?

A

Ze leven binnen een gastheercel en wijzigen de genoomexpressie daarvan om aan hun behoeften te voldoen, bijvoorbeeld veel protozoaire parasieten en ten minste één nematodengeslacht (Trichinella).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke groepen kunnen parasieten worden ingedeeld op basis van hun reproductieve gedrag in de eindgastheer?

A

Microparasieten, macroparasieten en microcarnivoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn microparasieten?

A

Zij vermenigvuldigen zich in hun gastheer. Bijgevolg kan elk organisme dat het lichaam binnendringt een massale infectie veroorzaken als het niet door de afweer van de gastheer of door chemotherapie wordt tegengehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn macroparasieten?

A

Zij nemen meestal niet in aantal toe zolang ze zich op of in de eindgastheer bevinden. Zij kunnen eieren of larven produceren, maar deze worden in de omgeving verspreid. Het aantal volwassen parasieten op of in de eindgastheer is dus nooit groter dan het aantal infectieuze eenheden dat oorspronkelijk het lichaam is binnengedrongen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn microcarnivoren?

A

Ze bezoeken de gastheer tijdelijk om zich te voeden, maar vertrekken weer voordat ze zich ontwikkelen of nakomelingen produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke verschillende soorten zoönosen zijn er?

A

A. Direct zoönosen
B. Cyclozoönosen
C. Metazoönosen
D. Saprozoönosen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn directe zoönosen?

A

Zoönosen die rechtstreeks van dier op mens overgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn cyclozoönosen?

A

Zoönosen waar mensen dieren besmetten en vice versa in strikte rotatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn metazoönosen?

A

Zoönosen met een vector als tussenpersoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn saprozoönosen?

A

Zoönosen die indirect via het milieu worden overgedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de ‘zone of repugnance’?

A

Het weelderige gras in de buurt van feces waar de grootste concentratie besmettelijke wormlarven voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is steriliserende immuniteit?

A

Eliminatie van een ziekteverwekker voordat deze zich in de gastheer vermenigvuldigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn chemokines?

A

Een specifieke klasse van cytokinen die cellen naar elkaar toe trekken (chemotaxis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn cytokines?

A

Signaalmoleculen die cellen gebruiken om met elkaar te communiceren. De term omvat de interleukines, die dienen om immuunreacties te moduleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is eosinofilie?

A

Een toename van het aantal eosinofielen in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is humoraal?

A

Een woord dat gebruikt wordt om aspecten van immuniteit te beschrijven die gemedieerd worden door macromoleculen in het bloed of andere lichaamsvloeistoffen (in tegenstelling tot celgemedieerde immuniteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is MHC?

A

Major Histocompatibility Complex
Moleculen die het antigeen van de parasiet naar het oppervlak van de gastheercel brengen, zodat het kan worden herkend door antigeenverwerkende cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Verworven immuniteit begint met de detectie van vreemde moleculen (antigenen) en de verwerking daarvan door antigeenpresenterende cellen. Dit proces genereert twee vormen van adaptieve respons die sterk met elkaar verbonden zijn:

A
  1. Een cellulaire reactie gekenmerkt door deelname van T-lymfocyten
  2. Humorale immuunreacties gemedieerd door B-lymfocyten en antilichaamproducerende plasmacellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de Th1/Th2 dichotomy?

A

Het is een belangrijke determinant in de pathogenese van infectie en in het ontwerp van vaccinatiestrategieën.
Verschillende Th-lymfocytensubpopulaties hebben verschillende cytokineprofielen en spelen daarom verschillende rollen, aangezien ofwel de Th1- ofwel de Th2-subpopulatie de neiging heeft te overheersen bij een bepaalde parasitaire infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waar gaat het vooral om bij Th1-gemedieerde reacties?

A

Cellulaire immuniteit, en zij leiden tot de activering van effectorcellen, zoals macrofagen en dendritische cellen.

39
Q

Waar gaat het vooral om bij Th2-gemedieerde reacties?

A

Humorale immuniteit, met cytokinen die leiden tot anti-inflammatoire reacties die gepaard gaan met een toename van de productie van specifieke antilichamen, met name IgE.

40
Q

Wat veroorzaakt de groei van de Th1/Th2-populatie?

A

In het algemeen produceren antigeen-presenterende cellen die bacteriële en protozoaire antigenen verwerken IL-12, wat leidt tot een uitbreiding van de Th1-populatie, terwijl antigenen afkomstig van helminten en geleedpotigen vooral IL-4 en IL-6 produceren, die de Th2-celproliferatie stimuleren.

41
Q

Wat is lysis?

A

Een complement-afhankelijk proces waarbij de alternatieve route wordt geactiveerd door oppervlakte-antigenen van de parasiet, wat leidt tot vernietiging van de parasiet door membraandisruptie.

42
Q

Wat is oponisatie?

A

Een proces waarbij een ziekteverwekker wordt “gelabeld” met een molecuul (bv. complementfactoren of een specifiek antilichaam) dat destructieve cellen zoals fagocyten aantrekt.

43
Q

De uitdrijving van nematoden uit het maagdarmkanaal is een complex proces in twee fasen. Wat gebeurt er?

A

Ten eerste moet het slijmvlies doorlaatbaar worden voor macromoleculen, zodat specifieke antilichamen in het lumen kunnen “lekken” op de plaats van het parasitisme. Tijdens dit proces leidt hyperplasie van de gobletcellen tot overmatige slijmvorming. Dit helpt om sommige wormen te verjagen, terwijl andere het als hun primaire voedselbron gebruiken, wat de complexiteit en fascinatie van de relaties tussen gastheer en parasiet illustreert.

44
Q

Hoe werkt de immuunbescherming tegen maag-darm helminten?

A
45
Q

In welke groepen kunnen de ontwijkingsstrategieën van parasitaire soorten worden ingedeeld?

A
  • Sequestratie
  • Maskeren of veranderen van oppervlakteantigenen
  • Verstoring van immunologische effectormechanismen
  • Modulatie van de immuunrespons van de gastheer
  • Beïnvloeding van apoptose
  • Gestoorde ontwikkeling en hypobiose
46
Q

Wat is sequestratie?

A

Het zo moeilijk mogelijk maken voor immuunprocessen om de parasiet te bereiken.
Er zijn twee belangrijke manieren om dit te doen:
1. Door het aannemen van een relatief ontoegankelijke voorkeurslocatie, bijvoorbeeld binnen bepaalde celtypen of organen
2. Door een beschermend kapsel, membraan of cystewand te maken.

47
Q

Wat houdt het maskeren of veranderen van oppervlakteantigenen in?

A
  • Opname van gastheermoleculen op het oppervlak van de parasiet
  • Synthese van parasietantigenen die gastheermoleculen nabootsen
  • Antigeenvariantie: periodieke veranderingen van oppervlakteantigenen, waardoor eerdere aanpassingsreacties van de gastheer ondoeltreffend worden.
48
Q

Wat houdt de verstoring van immunologische effectormechanismen in?

A
  • Afwerpen van het oppervlak om aanhangende immuuncellen of specifieke antilichamen gebonden aan het parasietenantigeen te verwijderen.
  • Enzymatische vertering van antilichamen
  • Remming van door leukocyten gesynthetiseerde oxidatieve producten
  • Vermindering van MHC-expressie op het oppervlak van geïnfecteerde cellen, waardoor de presentatie van antigenen aan het immuunsysteem wordt geremd.
49
Q

Wat houdt de modulatie van de immuunrespons van de gastheer in?

A
  • Inductie van meerdere klonen van T- en B-cellen die niet-specifieke antilichamen produceren (polyklonale activering), waardoor het vermogen van de gastheer wordt uitgeschakeld om in voldoende mate de specifieke antilichamen te produceren die nodig zijn om de binnendringende parasiet te bestrijden
  • Inductie van immuuncomplexen in het bloed en splitsing van antilichaam/complementaire factoren, die beide resulteren in ernstige immuunsuppressie.
50
Q

Wat houdt beïnvloeding van apoptose in?

A
  • Afgifte van pro-apoptotische factoren die de levensduur verkorten van leukocyten die de parasiet zouden kunnen bedreigen
  • Synthese van anti-apoptotische factoren door een intracellulaire protozoaire parasiet om de levensduur van zijn gastheercel te verlengen
51
Q

Wat houdt gestoorde ontwikkeling en hypobiose in?

A

Sommige parasieten zijn in staat om hun ontwikkeling op een strategisch punt in hun parasitaire levenscyclus te onderbreken. Deze wachtfase (de zogenaamde ‘gearresteerde ontwikkeling’) wordt gebruikt om de parasitaire ontwikkeling te synchroniseren met gebeurtenissen in de gastheer of de omgeving.
Tijdens dit proces ‘verstoppen’ parasieten zich vaak voor gerichte immuunreacties van de gastheer door kwetsbare stofwisselingsprocessen te vertragen of stil te leggen (‘hypobiose’).

52
Q

Op welke twee manieren kan de gastheer-parasiet relatie worden verstoord?

A
  1. Verhoogde vatbaarheid van de gastheer
  2. Verhoogd aantal parasieten
53
Q

Op welke manier kan de vatbaarheid van de gastheer worden verhoogd?

A

Als de dieren:
1. Gestrest, verzwakt of immuungecompromitteerd zijn
2. Worden blootgesteld aan parasieten waarmee ze niet gecoëvolueerd zijn
3. Geen mogelijkheid krijgen om natuurlijk gedrag te vertonen
4. Selectief worden gefokt op productiekenmerken ten koste van hun natuurlijke vermogen om infecties te weerstaan
5. Worden ingeteeld

54
Q

Op welke manier kan het aantal parasieten verhoogd worden?

A

De blootstelling aan gastheer-zoekende (infectieuze) levensstadia kan bijvoorbeeld toenemen als:
1. De dichtheid van de gastheer wordt verhoogd, waardoor de productie van eieren/larven per oppervlakte-eenheid toeneemt.
2. Geparasiteerde dieren worden geïntroduceerd in een voorheen schoon gebied, waardoor vatbaar plaatselijk vee, potentiële reservoirs van wilde dieren of vectoren worden geïnfecteerd.
3. Weerspatronen op korte termijn of langetermijn trends zoals de opwarming van de aarde creëren omstandigheden die gunstiger zijn voor de ontwikkeling van voorbereidende levensstadia
4. Er is een toename in de populatie van tussengastheren of vectoren, of een toename in het aantal geïnfecteerde of hun toegankelijkheid
5. De parasietenpopulatie wordt resistent tegen antiparasitaire geneesmiddelen.

55
Q

Hoe kunnen parasieten het dierenwelzijn beïnvloeden?

A

Veel parasitaire infecties veroorzaken pijn, ongemak of zijn anderszins vervelend voor de gastheer.

56
Q

Hoe kunnen parasieten de landbouw beïnvloeden?

A

Naast duidelijke verliezen door dood en ziekte zijn subklinische ziekten van belang omdat zij verhinderen dat landbouwhuisdieren hun volledige genetische potentieel bereiken. De voortdurende aanslag op het lichaam, die het gevolg is van de noodzaak om de immunologische strijd tegen parasieten voort te zetten en de fysiologische en structurele schade die zij veroorzaken te herstellen, kan leiden tot een verminderde gewichtstoename of een verhoogde voedselconversie, of tot een verminderde opbrengst en kwaliteit van vlees, melk of vezels (bv. wol). Dit heeft uiteraard gevolgen voor de landbouwproductie en -economie. In verarmde plattelandsgemeenschappen ontneemt het de menselijke bevolking de broodnodige voeding en vermindert het de beschikbare dierlijke kracht om het land te bewerken en de producten naar de markt te brengen.

57
Q

Hoe kunnen parasieten de veterinaire volksgezondheid beïnvloeden?

A

Veel parasieten van dieren zijn overdraagbaar op mensen en kunnen ziekten veroorzaken. Parasitaire vectoren kunnen ook microbiële ziekten van dieren op mensen overbrengen, bijv. teken die de bacterie van de ziekte van Lyme bij zich dragen. Veterinaire input is belangrijk voor de levensmiddelenhygiëne om ervoor te zorgen dat zoönotische parasieten uit de voedselketen worden geweerd.

58
Q

Hoe kunnen parasieten esthetische overwegingen beïnvloeden?

A

Eigenaars van dieren en consumenten vinden de aanblik of de gedachte aan parasieten vaak weerzinwekkend, ook al is er geen onmiddellijk gevaar voor henzelf of hun huisdieren. Aangetast vlees kan in het slachthuis worden afgekeurd, ook al kan de parasiet in kwestie geen mensen besmetten of openlijke ziekten bij dieren veroorzaken.

59
Q

Voorbeelden van hoe parasieten hun gastheer kunnen beschadigen:

A
60
Q

How worden pathogene protozoa geclassificeerd?

A
61
Q

Hoe werkt de locomotie van de grootste protozoa groepen?

A
62
Q

Hoe kunnen cilliaten bewegen?

A

Door de duizenden kleine haartjes (cilia) die het lichaamsoppervlak bedekken. Om het organisme voort te stuwen, buigen deze in gecoördineerde rimpelingen.

63
Q

Hoe kunnen flagellaten bewegen?

A

Het zijn sterke zwemmers met één of meer lange samentrekkende vezels (flagellen) die op een zweepachtige manier buigen. Ze zijn zeer geschikt om in bloed of andere lichaamsvloeistoffen te leven.

64
Q

Hoe kunnen apicomplexanen bewegen?

A

De intracellulaire levenscyclusvormen van apicomplexanen zijn immobiel, maar de vormen die een gastheercel verlaten om een andere te vinden, hebben slanke, halvemaanvormige lichamen die langs een spiraalvormige baan lijken te glijden.
Dit effect wordt bereikt door intracellulaire contractiele microfilamenten die subtiele veranderingen langs het lichaamsoppervlak teweegbrengen. Hierdoor wordt het organisme voortbewogen langs een uitgescheiden slijmspoor, analoog aan de voortgang van een slak.
Zodra een geschikte gastheercel is gevonden, wordt penetratie bereikt door middel van een gespecialiseerde structuur, het “apicale complex”.

65
Q
A
66
Q

Hoe voeden protozoa zich?

A

Het celmembraan buigt zich langzaam om, waardoor een kleine hoeveelheid voedsel wordt ingesloten en in de cel wordt getrokken. Dit proces staat bekend als pinocytose of fagocytose, afhankelijk van de grootte van het deeltje (in oplopende volgorde).
Bij ciliaten worden voedseldeeltjes door de werking van cilia naar de basis van een trechtervormige structuur (het “cytostoom”) geleid. Wanneer hierin voldoende voedsel is verzameld, vormt zich een vacuole die in het cytoplasma wordt opgeslokt. Veel parasitaire protozoën kunnen ook vloeibare voedingsstoffen opnemen en in sommige gevallen kan dit hun belangrijkste voedingsbron zijn.

67
Q

Hoe wordt het voedingsstadium in de levenscyclus van een protozoön genoemd?

A

Trofozoiet
Voor veel soorten is dit de enige vorm die bestaat, maar andere hebben een opeenvolging van stadia met verschillende functies, verschijningsvormen en namen

68
Q

Hoe beschermen trofozoieten zichzelf?

A

Trofozoieten die zijn aangepast aan een parasitair bestaan zijn vaak kwetsbaar voor ongunstige omstandigheden in het externe milieu. Daarom scheiden veel soorten een beschermende muur om zich heen af om een resistente “cyste” te vormen voordat zij hun gastheer verlaten.

69
Q

Hoe werkt de overgang van gastheer naar gastheer?

A

Overdracht van gastheer op gastheer kan op vele manieren plaatsvinden, variërend van passieve overdracht van trofozoieten of cysten (bijvoorbeeld door fecaal-orale overdracht) tot overdracht van verschillende stadia van de levenscyclus door geleedpotige vectoren of de opname door carnivoren van organismen in tussenliggende gastheren.

70
Q

Wat betekent homoxenous (of monoxenous)?

A

De parasiet gebruikt een enkele gastheersoort tijdens zijn levenscyclus

71
Q

Hoe kunnen amoeba bewegen?

A

Ameobae zijn amorfe geleiachtige klodders die zich voortbewegen door een vingerachtig uitsteeksel (pseudopodium) naar buiten te duwen dat groter wordt als er cytoplasma in stroomt. Amoeben hebben een geschikt substraat nodig om actief te kunnen bewegen.

72
Q

Wat betekent facultatief heteroxenous?

A

De parasiet heeft meer dan één gastheer nodig om al zijn verschillende stadia van de levenscyclus te doorlopen, maar hij kan de soort in stand houden zonder de volledige levenscyclus te voltooien.

73
Q

Hoe planten protozoa zich voort?

A

Alle protozoën planten zich aseksueel (door mitose) voort, hoewel vele in staat zijn genetisch materiaal binnen de soort uit te wisselen.

74
Q

Hoe planten apicomplexanen zich voort?

A

De apicomplexanen hebben complexe levenscycli, die naast aseksuele delingen ook een seksuele fase omvatten waarin mannelijke en vrouwelijke gameten worden gevormd door meiose-deling. Bij sommige geslachten vormt de bevruchte cel een beschermende wand om een “oöcyste” te worden.

75
Q

Op welke manieren kan ongeslachtelijke voortplanting plaatsvinden?

A
  1. Binary fission
  2. Budding
  3. Multiple fission
  4. Sporogony
76
Q

Wat is binary fission?

A

De kern deelt zich en het cytoplasma deelt zich om twee gelijkaardige dochterorganismen te vormen.

77
Q

Wat is budding?

A

Het cytoplasma deelt zich ongelijk, zodat kleine nakomelingen uit een oudercel ontspruiten

78
Q

Wat is multiple fission?

A

Dit is een productieve vorm van aseksuele vermenigvuldiging die vooral voorkomt bij de apicomplexa.
Het staat ook bekend als schizogonie of merogonie.
De kern vermenigvuldigt zich herhaaldelijk, maar het cytoplasma deelt zich pas kort voordat de cel (nu een “schizont” of “meront” genoemd) barst en talrijke dochterorganismen (“merozoieten”) vrijkomen.

79
Q

Wat is sporogony?

A

Deze term wordt gebruikt om de celdelingen binnen een apicomplexaire oöcyste te beschrijven. Als gevolg van dit proces bevatten rijpe (“gesporuleerde”) oöcysten twee of meer infectieuze organismen (“sporozoieten”), vaak in bundels gerangschikt binnen afzonderlijke omhullende wanden (“sporocysten”).

80
Q

Wat betekent heteroxenous?

A

De parasiet heeft meer dan één gastheer nodig om alle stadia van zijn levenscyclus te doorlopen.

81
Q

Wat zijn de ‘kosten’ van een uitbraak met een parasietaire infectie?

A
  • Verminderde productiviteit (groei, melk)
  • Verminderde vruchtbaarheid (bijv. abortus)
  • Sterfte (zowel jonge als volwassen dieren)
  • Kosten voor dierenarts en medicijnen
  • Volkgezondheidsrisico
82
Q

Wat is een enzootische infectie?

A

Een infectie die voortdurend aanwezig is en een beetje kan schommelen maar die nooit een epidemie geeft (zoals helminth infecties of mastitis)

83
Q

Wat is een epizootische infectie?

A

Een infectie die plotseling een heftige stijging hebben in de incidentie en daadwerkelijk een grote epidemie kan veroorzaken (zoals Q-koorts of blauwtong virus)

84
Q

Welke groepen van eukaryote parasieten zijn er?

A
  • Protozoa
  • Helminthen
  • Arthropoda
85
Q

Hoe worden de protozoa ingedeeld op basis van beweging?

A
86
Q

Wat is het verschil tussen een patente en een latente infectie?

A

Een patente infectie wordt, in tegenstelling tot een latente infectie, gekenmerkt door de aanwezigheid van volwassen wormen die eieren produceren.
Een latente infectie geeft geen ziekteverschijnselen

87
Q

In welke subgroepen kunnen protozoa worden ingedeeld op basis van de manier van voortbewegen?

A
  • Flagellaten (bv. Trypanosoma, Giardia)
  • Amoeboiden (bv. Entamoeba)
  • Spore-vormende protozoa (bv. Apicomplexa)
  • Ciliaten (bv. Balantidium)
88
Q

In welke drie groepen kun je de helminthen verdelen?

A
  • Cestoda = lintwormen
  • Trematoda = zuigwormen
  • Nematoda = rondwormen
89
Q

Welke helminthen zijn de platwormen?

A

De cestoda en de trematoda zijn de platyhelminthes

90
Q

Welke helminthen zijn de rondwormen?

A

De nematoda zijn de nemathelminthes

91
Q

Hoe ziet de algemene levenscyclus van nematoda er uit?

A

Larven groeien uit in de gastheer tot een adult die eieren gaat afgeven. Er zijn dan 3 mogelijkheden:
1. Het ei komt uit en ontwikkelt in de omgeving van L1, naar L2 naar een L3 larve en gaat daarna in rust of wordt opgenomen door een gastheer.
2. De larve ontwikkelt in het ei en die komt pas uit door een bepaalde prikkel in de omgeving, waarna het als een L3 stadium opgenomen kan worden in de gastheer of in rust kan gaan.
3. De larve ontwikkelt volledig in het ei tot een infectieus stadium en kan daarna in rust of worden opgenomen.

92
Q

Hoe ziet de algemene levenscyclus van lintwormen er uit?

A

Adulte lintwormen poepen eieren uit die in de omgeving terecht komen. Dit wordt vervolgens opgegeten door bijv. koeien (de benodigde tussengastheer). In deze tussengastheer vormen er blaasjes in het spierweefsel o.a. en als wij of andere dieren dat spierweefsel nuttigen (zonder het goed te bereiden, rauw) kan er een adulte lintworm in ons lichaam ontwikkelen.

93
Q

Wat moet je jezelf afvragen als je te maken hebt met parasieten?

A
94
Q

Hoe moet je parasieten structureren als je ze tegenkomt?

A