vragen en definities nwet Flashcards

1
Q

Wat zijn autotrofe organismen?

A

Autotrofe organismen zijn organismen die zicht niet moeten voeden met andere organismen om aan die energierijke stoffen te geraken omdat ze die stoffen zelf kunnen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke groep is autotroof?De consumenten, de producenten of de reducenten?

A

de producenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn heterotrofe organismen?

A

Heterotrofe organismen zijn organismen die zich moeten voeden met andere organismen of afvalmateriaal van andere organismen om aan energierijke voedingsstoffen te geraken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef 4 voorbeelden van energierijke stoffen

A

Zetmeel, glucose, eiwitten en vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat maakt een plant als hij aan fotosynthese doet?

A

glucosemoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet een plant met de glucosemoleculen?

A

Sommigen verbruikt de plant als energiebron in de mitochondriën, maar veel stapelt hij op onder de vorm van zetmeel (reservesuiker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke voedingsstof kan een diastix waarnemen?

A

glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke voedingsstof kan lugol waarnemen?

A

zetmeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke voedingsstof kan een albustix waarnemen?

A

eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke energierijke stoffen bevat een plant?

A

Een plant bevat energierijke stoffen in de vorm van zetmeel en/of glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stoffen haalt een plant uit de bodem?

A

Een plant haalt geen energierijke stoffen uit de bodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan je weten als je ziet dat een plant zetmeel bevat?

A

Je kan zien dat ze vooraf glucosemoleculen hebben aangemaakt en dus aan fotosynthese hebben gedaan;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef een ander woord voor bladgroen

A

chlorofyl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een ander woord voor bladgroenkorrels

A

chloroplasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvoor is koolstofdioxide nodig?

A

Koolstofdioxide is nodig om suiker te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat neemt een plant op uit de bodem?

A

water

17
Q

Welk gas wordt er gevormd bij het fotosyntheseproces?

A

zuurstofgas

18
Q

Welke vier termen heb je nodig om aan fotosynthese te doen?

A

licht, bladgroen, koolstofdioxide, water

19
Q

schrijf je CO2 met het tweetje vanboven of vanonder

A

VANONDER!!!

20
Q

Wat is fotosynthese?

A

Fotosynthese is het proces waarbij planten koolstofdioxide en water onder invloed van licht omzetten in glucose en zuurstofgas. Die glucose wordt vervolgens verder omgezet in zetmeel

21
Q

Wat is warmtegeleiding

A

Het transport van thermische energie doorheen een voorwerp als gevolg van een temperatuurverschilL

22
Q

De warmtegeleiding is groter bij een vaste stof dan bij een vloeistof of een gas omdat:

A

de moleculen dicht bij elkaar zitten;
de moleculen botsen met hun buren, waardoor thermische energie wordt doorgegeven

23
Q

Metalen geleiden de warmte heel goed omdat…

A

omdat ze deeltjes (ladingen) bevatten

24
Q

Convectie is…

A

Het transport van thermische energie door een stroming in een vloeistof of gas bij plaatselijke verwarming.

25
Q

Een vaste stof kan geen thermische energie doorgeven via convectie omdat…

A

de moleculen bij elkaar blijven zitten.

26
Q

bij convectie in een vloeistof of gas zal:

A

warme vloeistof of gas stijgen
koude vloeistof of gas dalen

27
Q

Is er transport van materie bij convectie?

A

Ja

28
Q

Na verwarming zal het volume van een bepaalde hoeveelheid vloeistof of gas…
De massa…
Het aantal moleculen…

A

…groter zijn
…hetzelfde zijn
…hetzelfde zijn

29
Q

Wat is warmtestraling?

A

Warmtestraling is een vorm van transport van thermische energie waarbij er geen middenstof (bv. lucht, water) nodig is. Een voorwerp of een organisme met een hogere temperatuur dan zijn omgeving straalt meer thermische energie uit dan het opneemt.

30
Q

Hoe kan het transport van thermische energie verhinderd worden?

A

Door te isoleren.

31
Q

Wat soort straling zijn gammastraling en röntgenstraling?

A

ioniserende straling

32
Q

Wat is de niet-ioniserende straling?

A

Infrarode straling, microgolven en radiogolven

33
Q

Wat is straling?

A

Straling is het uitzenden van stralingsenergie als golven met een bepaalde golflengte