moeilijke woordjes lat Flashcards
1
Q
facere
A
facIO, maken ; doen
2
Q
gratia
A
gratiae, v, de charme, het aanzien, de dank
3
Q
condicio
A
condicionis, v, de voorwaarde; de toestand
4
Q
exigere
A
exigo, uitdrijven; eisen; voltooien
5
Q
solvere
A
solvo, losmaken; bevrijden; betalen
6
Q
caedere
A
caedo, hakken; doden
7
Q
rapere
A
rapIO, grijpen; roven
8
Q
tam
A
bijwoord, zo; zozeer
9
Q
tenere
A
teneo, (vast)houden
10
Q
abdere
A
abdo, verbergen
11
Q
cedere
A
cedo, gaan; wijken
12
Q
committere
A
committo, begaan; toevertrouwen; beginnen
13
Q
tendere
A
tendo, spannen; streven; gaan
14
Q
sive
A
voegwoord, hetzij; of als
15
Q
quantus
A
quanta, quantum, hoe groot?; (zo groot als)