definities wis m4-m11 Flashcards

1
Q

Geef het begrip: spiegelbeeld van een punt

A

Het punt A’ is het spiegelbeeld van het punt A door de spiegeling t.o.v spiegelas m
als en slechts als
m de middelloodlijn is van [AA’].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe lees je Sr (B) = B’

A

Het spiegelbeeld van het punt B door spiegeling t.o.v. spiegelas r is het punt B’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een symmetrieas?

A

Een symmetrieas van een figuur is een rechte die de figuur op zichzelf spiegelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn symmetrische figuren?

A

Symmetrische figuren zijn figuren met één of meerdere symmetrieassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel symmetrieassen hebben ongelijkbenige driehoeken?

A

geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel symmetrieassen hebben gelijkzijdige driehoeken?

A

3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel symmetrieassen hebben gelijkbenige driehoeken?

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoeveel symmetrieassen heeft een cirkel?

A

oneindig veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een vector?

A

Een vector is een verzameling lijnstukken die allemaal dezelfde lengte, dezelfde richting en dezelfde zin hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarmee wordt een vector voorgesteld?

A

Met een pijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor wordt een verschuiving bepaald?

A

Door een vector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het punt A’ is het schuifbeeld van het punt A door een verschuiving volgens vector XY als…

A

[AA’] en [XY] dezelfde richting, lengte en zin hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe lees je t→ (C) = C’
MN

A

het schuifbeeld van C door de verschuiving volgens de vector MN is C’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat keert elke spiegeling om?

A

de oriëntatie van de hoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat behoudt elke spiegeling?

A

de collineariteit,
de lengte van een lijnstuk,
de grootte van een hoeki$,
de evenwijdigheid van rechten,
de loodrechte stand van rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het schuifbeeld van een rechte is een…

A

…evenwijdige rechte

17
Q

Het schuifbeeld van een lijnstuk is een…

A

…evenwijdig lijnstuk

18
Q

Het schuifbeeld van een halfrechte is een…

A

…evenwijdige halfrechte

19
Q

Elke verschuiving behoudt:

A
  • de collineartiteit
  • de lengte van een lijnstuk
  • de grootte van een hoek
  • de evenwijdigheid van rechten
  • de loodrechte stand van
    rechten
  • de oriëntatie
20
Q

hoe lees je r (O,a) (A) = A’

A

het beeld van A door draaiing met centrum O en over een hoekgrootte a is A’

21
Q

het draaibeeld van een rechte is een…
het draaibeeld van een lijnstuk is een…
het draaibeeld van een halfrechte is een…

A

…rechte
…lijnstuk
…halfrechte

22
Q

Elke draaiing behoudt:

A

de collineariteit
de lengte van een lijnstuk
de grootte van een hoek
de evenwijdigheid van rechten
de loodrechte stand van rechten
de oriëntatie

23
Q

Wat is een puntspiegeling

A

Een puntspiegeling is een draaiing met een draaihoek van 180° of -180°

24
Q

hoe lees je sO (A) = A’

A

het spiegelbeeld van A door een puntspiegeling met spiegelpunt O is A’

25
Het spiegelbeeld van een rechte t.o.v een punt is een...
...evenwijdige rechte
26
Het spiegelbeeld van een lijnstuk t.o.v. een punt is een...
...evenwijdig lijnstuk
27
Het spiegelbeeld van een halfrechte t.o.v. een punt is een...
...evenwijdige halfrechte
28
Elke puntspiegeling behoudt:
de collineariteit de lengte van een lijnstuk de grootte van een hoek de evenwijdigheid van rechten de loodrechte stand van rechten de oriëntatie
29
Wat is een symmetriemiddelpunt van een figuur?
Een symmetriemiddelpunt van een figuur is het spiegelpunt dat de figuur op zichzelf spiegelt.
30
O is een symmetriemiddelpunt van fig F...
<=> sO (fig F) = fig F