Vragen Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er wanneer je te snel, nog vroeg in de herstelfase gaat trainen?

A

Er zal een negatief effect optreden en er is risico op overtraining

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voor hoeveel tijd heeft glucoseomzet naar CO2 en H2O energievoorraad?

A

2 tot 90 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel van een cooldown?

A

Fysiek en mentaal afsluiten van de training.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke veranderingen treden op tijdens een cooling down?

A
  • Verlaging hartslag
  • Verlaging ademhalingsfrequentie
  • Verlaging doorbloeding in de longen
  • Verlaging doorbloeding in de skeletspieren (vernauwing bloedvaten)
  • Verlaging spierspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe lang stretch aanhouden

A

minstens 20 tot 30 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fysiologie: Bij welke loopafstand gebruik je ATP als energie?

A

10 metersprint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fysiologie: Bij welke loopafstand gebruik je ATP als energie?

A

10 metersprint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Skeletleer: Welke functie heeft het skelet?

A
  • Een aanhechtingsplaats vormen voor de spieren.
  • Bescherming geven aan de organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Met welk percentage van 1RM train je in de trainingsmethode spierkracht?

A

80%-85% van 1RM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Spierleer: Wat is de origo van de m. latissimus dorsi?

A

7e t/m 12e thoracale vertebrae, os Ilium, 10e-12e rib.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met welke trainingsregels moet je rekening houden?

A

Met welke trainingsregels moet je rekening houden?
Train eerst omvang, dan intensiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Spierleer: Wat is de functie van mm. abductoren?

A

Abductie in de heup.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Energiewaarde: Energie wordt vaak uitgedrukt in kilojoules, afgekort?

A

kJ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Energiewaarde: Energie wordt vaak uitgedrukt in kilojoules, afgekort?

A

kJ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beroepsomschrijving: De fitnessinstructeur beschikt over kennis, vaardigheden en competenties van de volgende onderdelen:

A

-Kennis en inzicht om in staat te zijn om een fitnessprogramma te ontwerpen, te instrueren en sessies te evalueren.
-Kennis en inzicht om in staat te zijn iemand psychisch te begeleiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Spierleer: Wat is de functie van m. rectus abdominalis?

A

Ventraalflexie wervelkolom, retroversie van het bekken en beweegt ribben naar beneden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Anatomische bewegingen: Hoe noem je armvoorwaarts heffen?

A

Anteflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Naast energieleverende voedingsstoffen zijn er ook voedingsstoffen die geen energie leveren. Dit zijn de…

A

Micronutriënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Naast energieleverende voedingsstoffen zijn er ook voedingsstoffen die geen energie leveren. Dit zijn de…

A

Micronutriënten.

19
Q

Onderwijsvisie: Een fitnesstrainer handelt volgens 3 vakconcepten. Onder welk vakconcept valt de volgende stelling: ‘Bij vecht- en kampsporten waarbij je leert incasseren leer je positief te reageren in de maatschappij.’

A

Idealistisch vakconcept.

20
Q

Spierleer: Wat is de functie van mm. erector spinea?

A

Dorsaalflexie, lateraalflexie en torsie in de wervelkolom.

21
Q

Spiervezeltypes: Welk spiervezeltype wordt hier beschreven? Slow-twitchvezels hebben als kenmerk veel mitochondriën en leveren dus met name energie in de vorm van spierkracht dankzij de aanwezigheid van zuurstof.

A

Type 1

22
Q

Trainingsonderdelen: Wat is het doel van cardiovasculair trainen?

A

-Hart en longsysteem een prikkel geven (overload) die leidt tot een verandering.

23
Q

Schouderklachten: Bij schouderklachten kun je de volgende trainingsaanpassingen doen:

A

Begin met oefeningen waarbij de armen niet hoog boven de schouders komen.

24
Q

Wat zijn de aandachtspunten van de Dumbbell Chest Press?

A

Polsen recht boven de ellebogen.

25
Q

Macronutriënten: Macronutriënten zijn verschillende voedingsstoffen die een bepaalde hoeveelheid energie leveren. Ze zijn de brandstoffen en bouwstoffen voor ons lichaam. Welke macronutriënten zijn brandstoffen?

A

Koolhydraten, vetten en eiwitten (in het uiterste geval).

26
Q

PTrainingsleer: Michel is een man van 51 jaar en heeft een rusthartslag van 55 slagen per minuut. Hij wil een cardiovasculaire training doen op 70% van zijn maximale hartfrequentie. Op welke hartslag moet Michel trainen?

A

135

27
Q

Beweegnorm: Wat is de beweegnorm voor senioren?

A

Minstens een halfuur per dag bewegen, met wat matig intensieve inspanning, wordt genoemd: minimaal 3 MET.

28
Q

Zwangerschapsklachten: Een high-mover die 4 maanden zwanger is benader je als?

A

Low-Mover

29
Q

Managementvisie: Wat is een gestandaardiseerd serviceconcept?

A

Het assortiment aan trainingsschema’s ligt klaar en is met licht invoerwerk direct bruikbaar.

30
Q

Onderwijsvisie: Formule van 7: Wat bedoelen we met ‘de route G’?

A

Gewichtscontrole

31
Q

Fysiologie: Hoe noemen we het type verbranding bij CP?

A

Anaeroob alactisch.

32
Q

Welke spier train je met de Lower Back Extention?

A

M. erector spinea.

33
Q

Welke spier train je met de Barbell Biceps Curl?

A

M. biceps brachii.

34
Q

Welke spier train je met de Dumbbell Squat?

A

M. gluteus maximus, mm. quadriceps, mm. hamstrings.

35
Q

Fysiologie: Wat blijft over na een splitsing van een ATP?

A

ADP + P

36
Q

Trainingsmethoden: Welke fysiologische veranderingen vinden plaats bij cardiovasculaire training?

A

-Bloeddrukdaling, verbeteren van het omslagpunt en verbetering van de VO2max.
-Verlaging van de rusthartslag en verlaging van de hartslag bij inspanning.

37
Q

Macronutriënten: Koolhydraten worden ook wel suikers genoemd. Er zijn verschillende soorten koolhydraten, namelijk?

A

Enkelvoudige, tweevoudige en meervoudige.

38
Q

Wanneer je licht verkouden bent mag je?

A

? gematigd trainen.

39
Q

Welke spier train je met de Dumbbell Lunge?

A

M. gluteus maximus, mm. quadriceps, mm. hamstrings, m. Iliopsoas.

40
Q

Spierindeling: Een spier heeft deze vorm: in het midden dik en aan de uiteinden dun. Hoe noemen we dit?

A

Spoelvormige spier.

41
Q

Skeletleer: De anatomische benaming van het schouderblad is?

A

Os scapula.

42
Q

Een klant komt binnenlopen en je groet hem door te zeggen: ‘Hoe is het gegaan met de tentamens?’ Dit noemen we een?

A

1 minuutgesprek

43
Q

Met welke trainingsregels moet je rekening houden?

A

-Werk middels subdoelen naar het einddoel van de klant toe.
-Plan vooraf een doelstelling, deze moet realistisch zijn.

44
Q

Managementvisie: Wat is de definitie van managementvisie?

A

Managen is het aansturen en cošrdineren van mensen, met als doel arbeid binnen een bedrijf op een resultaatgerichte manier uit te voeren.

45
Q

Welke spier train je met de Abdominal-machine?

A

m. rectus abdominus