Voeding Flashcards

1
Q

MACRONUTRIËNTEN

A
Tot de macronutriënten behoren de voedingsstoffen die we in 
grote hoeveelheid (macro hoeveelheden: grammen) nodig hebben 
om goed te blijven functioneren. De verschillende macronutriënten zijn: koolhydraten en vetten (de brandstoffen die energie leveren) 
en eiwitten (vnl. bouwstoffen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

KOOLHYDRATEN

A

Koolhydraten worden ook wel suikers genoemd. Er zijn verschillende soorten
koolhydraten, na melijk enkelvoudige (monosacchariden), tweevoudige
(disacchariden) en meervoudige suikers (oligosacchariden en polysacchariden).
Dit zegt iets over het aantal moleculen dat ze bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vetten

A

Vetten, ook wel lipiden genoemd, bestaan uit vetzuren en glycerol. Er zijn
verzadigde vetzuren en onverzadigde vetzuren. Dit zegt iets over de chemische
samenstelling en verbinding van de vetzuren. Gesteld kan worden dat verzadigde
vetten geconsumeerd in grote hoeveelheden schadelijk kunnen zijn voor de
gezondheid. Onverzadigde vetten zijn de gezonde vetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eiwitten

A

Eiwitten dienen in grote hoeveelheden als structurele bouwstof voor allerlei
lichaamsweefsels (organen, spieren), en zijn in kleine hoeveelheden belangrijk
voor het coördineren van allerlei essentiële lichaamsprocessen: enzymen in de
stofwisseling, antilichamen in het immuunsysteem, zuurstoftransport, etc.
Daarnaast kunnen eiwitten ook als brandstof gebruikt worden om energie (ATP)
te leveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(ALCOHOL)

A

Alcohol is geen macronutriënt dat we nodig hebben. Omdat het energie levert is
het echter wel een stof om te noemen. Alcohol krijgen we binnen via
alcoholische dranken als bier, wijn en gedestilleerde drank (sterke drank).
Chemisch gezien lijkt alcohol het meest op koolhydraten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ENERGETISCHE WAARDEN

A

De energetische waarde van een voedingstof geeft aan hoeveel
energie uit die voedingsstof kan worden gehaald. Deze energie
wordt uitgedrukt in kilocalorieën (1 kcal = 1000 calorieën) of
kilojoules (1 kJ = 1000 joules)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ENERGIE

A

De energie van de verschillende voedingsstoffen komt vrij tijdens de
verbranding van deze stoffen in de lichaamscellen, oftewel tijdens de
stofwisseling. Deze energie komt vrij in twee vormen:
• Mechanische energie
• Warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

MECHANISCHE ENERGIE

A

Een belangrijk doel van de stofwisseling is het leveren van energie om te
bewegen, ook wel arbeid genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

WARMTE

A

Warmte is nodig voor handhaving van de juiste lichaamstemperatuur, maar
tijdens sporten komt er meer warmte vrij dan nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MICRONUTRIËNTEN

A

MICRONUTRIËNTEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

VITAMINES

A

Er zijn twee typen vitamines: de in vet oplosbare vitamines A, D, E en K en de in
water oplosbare vitamines B en C. De B vitamines zijn B1, B2, B3, B5, B6, B8,
B11, B12 en worden ook wel in één noemer samengevat als vitamine B-complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

MINERALEN EN SPOORELEMENTEN

A

Ook mineralen en spoorelementen zijn stoffen die nodig zijn om het lichaam
optimaal te laten functioneren. Ze komen voor in plantaardige en dierlijke
producten en daarnaast in de aardbodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

COOLINGDOWN

A

Een fitnesstraining eindigt met een cooling-down. Doelstelling is het fysiek en
mentaal afsluiten van de training.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

FYSIOLOGISCHE VERANDERINGEN:

COOLING DOWN

A

De belangrijkste fysiologische veranderingen die optreden tijdens een coolingdown zijn:
• verlaging hartslag;
• verlaging ademhalingsfrequentie
;
• verlaging doorbloeding in de longen;
• verlaging doorbloeding in de skeletspieren (vernauwing bloedvaten);
• verlaging spierspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DIFFERENTIATIE & BLESSURES

A

Als fitnesstrainer zul je getrainde en minder getrainde klanten
begeleiden. Daarbij zal ook niet iedereen klachtenvrij zijn. Highmovers geven over het algemeen niet de grootste problemen in de fitness.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DIFFERENTIATIES

A

Differentiëren kun je omschrijven als aanpassingen maken. Differentiaties maken
aan een trainingsschema betreft aanpassingen maken aan oefenvormen, zodat de
klant op een veilige en effectieve manier kan blijven sporten.

17
Q

RISICOFACTOREN VOOR BLESSURES

A

Hoe komt het nu dat je klachten krijgt? Dit hangt af van een aantal risicofactoren, de
meest belangrijke risicofactoren staan hieronder opgesomd:
• Aanpassingen aan het bewegingsapparaat (skelet- en spierstelsel) ten gevolge van
de verkeerde houding (de zittende houding);
• Langdurige statische belasting (sport-, werk- of privé gerelateerd);
• Zware fysieke belasting (sport- en werk-gerelateerd);
• Veel repeterende bewegingen (RSI; Repetitive Strain Injury);
• Bewegingsarmoede;
• Overgewicht;
• Psychische factoren;
• Erfelijke factoren;
• Beroepen, hobby

18
Q

BLESSURES

A

Het is van belang te weten dat jij als fitnesstrainer geen diagnose mag stellen. In
dit hoofdstuk gaan we dan ook beknopt in op een aantal blessures en klachten
die kunnen optreden. Bij twijfel moet je de klant altijd doorsturen naar een
(para)medicus.