Vraag - Antwoord Without text with diferent voices Flashcards
Vraag - Antwoord
1 Bij wie gaat u wonen in Nederland?
(Mijn vriend)
2 Hoe bent u hier gekomen?
(Met de auto)
3 Hoe gaat het met u?
(Het gaat goed)
4 Hoe gaat u naar uw werk?
(Met de auto)
5 Hoe laat begint u met werken?
(Acht uur ‘s ochtends)
6 Hoe laat gaat u ‘s avonds naar bed?
(Tien uur ‘s avonds)
7 Hoe laat is het nu?
(Half drie ‘s middags)
8 Hoe laat stopt u met werken?
(Zes uur ‘s avonds)
9 Hoe laat wordt u ‘s ochtends wakker?
(Zes uur ‘s ochtends)
10 Hoe vaak bent u al in Nederland geweest?
(Vier keer)
11 Hoe vaak kijkt u tv?
(Elke dag)
12 Hoe vaak luistert u naar de radio?
(Elke dag)
13 Hoeveel broers en zussen hebt u?
(Één broer)
14 Hoeveel dagen in de week werkt u?
(Vijf dagen)
15 Hoeveel jaar school hebt u gehad?
(Zestien jaar)
16 Hoeveel kinderen hebt u?
(Ik heb geen kinderen)
17 Hoeveel talen spreekt u?
(Twee talen)
18 In wat voor huis gaat u wonen in Nederland?
(Een appartement)
19 In welk land bent u geboren?
(In Mexico)
20 In welke plaats gaat u wonen in Nederland?
(In Zwolle)
21 Met hoeveel mensen werkt u?
(Met tien mensen)
22 Naar welke muziek luistert u graag?
(Pop en rock muziek)
23 Op welke dagen werkt u?
(Van maandag tot vrijdag)
24 Van welke muziek houdt u?
(Pop en rock muziek)