Aanvulzinnen 147-219 Flashcards
Aanvulzinnen 147-219
147 Ik eet graag brood. Ik houd niet van…
pannenkoeken
148 Ik eet nooit druiven. Ik vind druiven…
Niet lekker
149 Ik eet nooit kip. Dat vind ik…
Niet lekker
150 Ik ga een taart maken. Wil jij…?
helpen
151 Ik ga morgen brood kopen. Brood koop ik meestal…
elke week
152 Ik ga naar de huisarts. Hij geeft mij…
pillen
153 Ik ga naar mijn zus. Mijn zus woont…
in Amsterdam
154 Ik ga straks naar Hamza. Hij is…
ziek
155 Ik ga vaak met de bus. Ik ga dan naar…
school
156 Ik heb deze krant gelezen. Wil jij de krant nu..?
of later
157 Ik heb een computer met internet. Die gebruik ik…
voor school
158 Ik heb een nieuwe tafel gekocht. Wil jij mijn oude tafel…?
hebben
159 Ik heb geen auto. Een auto is…
duur
160 Ik heb soep gemaakt. Wil jij mijn soep…?
proberen
161 Ik heb wortels gekocht. Ik koop de wortels voor…
Soep
162 Ik houd van tekenen. Ik teken…
auto’s
163 Ik lees het nieuws op mijn telefoon. Mijn man leest het nieuws…
in de krant
164 Ik lees vaak. Ik lees graag…
na school
165 Ik wil zieke mensen helpen. Ik vind dat…
leuk
166 Imani vindt school leuk. Zij houdt van…
studeren
167 In de stad rijden veel brommers. Ik vind dat…
niet leuk
168 In een grote stad wonen veel mensen. Ik vind dat…
leuk
169 In het eten zitten pepers. Ik vind dat…
lekker
170 Inez en Luis bouwen een huis. Het huis heeft nog geen…
keuken
171 Inez gaat naar een concert. Ze gaat…
met vrienden
172 Is dat boek leuk? Ik wil het boek ook graag…
hebben
173 Isa heeft pauze. Ze belt met haar…
vriend
174 Isabel speelt graag met haar pop. Soms speelt ze ook met…
vrienden
175 Ismet heeft groenten in zijn tuin. Hij gaat de groenten…
koken