Aanvulzinnen 147-219 Flashcards

Aanvulzinnen 147-219

1
Q

147 Ik eet graag brood. Ik houd niet van…

A

pannenkoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

148 Ik eet nooit druiven. Ik vind druiven…

A

Niet lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

149 Ik eet nooit kip. Dat vind ik…

A

Niet lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

150 Ik ga een taart maken. Wil jij…?

A

helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

151 Ik ga morgen brood kopen. Brood koop ik meestal…

A

elke week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

152 Ik ga naar de huisarts. Hij geeft mij…

A

pillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

153 Ik ga naar mijn zus. Mijn zus woont…

A

in Amsterdam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

154 Ik ga straks naar Hamza. Hij is…

A

ziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

155 Ik ga vaak met de bus. Ik ga dan naar…

A

school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

156 Ik heb deze krant gelezen. Wil jij de krant nu..?

A

of later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

157 Ik heb een computer met internet. Die gebruik ik…

A

voor school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

158 Ik heb een nieuwe tafel gekocht. Wil jij mijn oude tafel…?

A

hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

159 Ik heb geen auto. Een auto is…

A

duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

160 Ik heb soep gemaakt. Wil jij mijn soep…?

A

proberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

161 Ik heb wortels gekocht. Ik koop de wortels voor…

A

Soep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

162 Ik houd van tekenen. Ik teken…

A

auto’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

163 Ik lees het nieuws op mijn telefoon. Mijn man leest het nieuws…

A

in de krant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

164 Ik lees vaak. Ik lees graag…

A

na school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

165 Ik wil zieke mensen helpen. Ik vind dat…

A

leuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

166 Imani vindt school leuk. Zij houdt van…

A

studeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

167 In de stad rijden veel brommers. Ik vind dat…

A

niet leuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

168 In een grote stad wonen veel mensen. Ik vind dat…

A

leuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

169 In het eten zitten pepers. Ik vind dat…

A

lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

170 Inez en Luis bouwen een huis. Het huis heeft nog geen…

A

keuken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

171 Inez gaat naar een concert. Ze gaat…

A

met vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

172 Is dat boek leuk? Ik wil het boek ook graag…

A

hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

173 Isa heeft pauze. Ze belt met haar…

A

vriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

174 Isabel speelt graag met haar pop. Soms speelt ze ook met…

A

vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

175 Ismet heeft groenten in zijn tuin. Hij gaat de groenten…

A

koken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

176 Ivan is niet blij met zijn werk. Hij vindt zijn werk te…

A

moeilijk

31
Q

177 Iwan wil gezond zijn. Hij drinkt geen…

A

fris

32
Q

178 Jack koopt tomaten. Hij koopt ook…

A

appels

33
Q

179 Jack wil de muziek niet horen. Hij vindt de muziek…

A

niet leuk

34
Q

180 Jacques is leraar. Hij geeft…

A

muziek les

35
Q

181 Jada maakt pannenkoeken voor haar familie. Zij doet dat…

A

elke dag

36
Q

182 Jafar houdt niet van dansen. Hij vindt dansen…

A

niet leuk

37
Q

183 Jakob zoekt een taxi. Hij wil…

A

naar huis

38
Q

184 Jamal heeft een nieuwe scooter. Hij kan nu…

A

naar school gaan

39
Q

185 Jamal woont in een flatgebouw. Hij wil graag…

A

in een huis wonen

40
Q

186 Jamila maakt kleding. Die kleding is voor…

A

vrienden

41
Q

187 Jan heeft zijn arm gebroken. Hij moet nu…

A

naar het ziekenhuis

42
Q

188 Janek heeft koorts. Zijn moeder geeft hem…

A

pillen

43
Q

189 Janine leert Nederlands. Ze praat met de lerares over…

A

het examen

44
Q

190 Jara is zwanger. Ze krijgt…

A

een baby

45
Q

191 Jasmine gaat naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis zijn…

A

doktoren

46
Q

192 Jason gaat graag naar school. Hij kan goed…

A

Engels

47
Q

193 Jessie houdt van muziek. Ze speelt graag…

A

pop en rock muziek

48
Q

194 Jessie moet langer werken vandaag. Ze mag pas om acht uur…

A

naar huis

49
Q

195 Jie is op de markt. Hij ziet…

A

brood en kaas

50
Q

196 Jim gaat naar het strand. Het is daar…

A

leuk

51
Q

197 Jim heeft haast. Hij moet snel naar…

A

huis / school

52
Q

198 Jing maakt de borden schoon. Daarna gaat ze…

A

werken

53
Q

199 Joel heeft een vieze keuken. Hij moet…

A

schoonmaken

54
Q

200 Johanna doet suiker in haar koffie. Suiker is…

A

lekker

55
Q

201 John en zijn dochter bakken samen taart. Ze vinden dat…

A

leuk

56
Q

202 John houdt van paarden. Hij vindt paarden…

A

mooi

57
Q

203 John woont bij een bos. Hij gaat daar elk weekend…

A

lopen

58
Q

204 Johnny is moe. Hij wil…

A

naar huis

59
Q

205 Johnny is vrij op zaterdag. Hij gaat…

A

naar de markt

60
Q

206 Jonas werkt altijd buiten. Dat is…

A

leuk

61
Q

207 Josh heeft de hele dag gelopen. Hij wil nu…

A

naar huis

62
Q

208 Josh koopt een krant in de winkel. Hij koopt ook…

A

brood en kaas

63
Q

209 Judy leest een tijdschrift. Soms leest ze ook…

A

boeken

64
Q

210 Julio gaat verhuizen. Hij moet…

A

dozen inpakken

65
Q

211 Karim heeft pijn in zijn rug. Hij moet…

A

naar huis gaan

66
Q

212 Karim leest het weerbericht. Het weer wordt…

A

mooi

67
Q

213 Karima gaat naar de dokter. Ze voelt zich…

A

ziek

68
Q

214 Karin kijkt naar het journaal. Ze doet dat…

A

elke dag

69
Q

215 Karl gaat met zijn dochter naar de dierentuin. Ze kijken naar…

A

de dieren

70
Q

216 Katya volgt een opleiding. Ze wil…

A

een diploma hebben

71
Q

217 Kay zoekt een nieuw huis. Hij vindt zijn oude huis…

A

te klein

72
Q

218 Kei eet ‘s avonds met zijn familie. Dat vindt hij…

A

leuk

73
Q

219 Kenji rookt al twintig jaar sigaretten. Dat is…

A

niet goed