Aanvulzinnen 1-73 Flashcards

Aanvulzinnen 1-73

1
Q

1 s Avonds doe ik mijn ring af. Ik leg mijn ring altijd…

A

op de tafel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 Aaliyah pakt eerst een kopje koffie. Daarna gaat ze…

A

werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 Aaron gaat donderdag op reis. Hij vindt dat…

A

leuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 Aaron is dokter. Hij werkt…

A

in een ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5 Aaron is schilder. Hij schildert meestal…

A

huizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

6 Abdul stuurt zijn familie elke week een e-mail. Hij schrijft dan over…

A

zijn nieuwe werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

7 Abel is op school. Hij heeft…

A

Engelse les

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

8 Achmed is klaar met school. Hij gaat…

A

naar huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

9 Adam is aan het koken. Hij maakt…

A

pannenkoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

10 Ahmed brengt zijn zoon naar het vliegveld. Zijn zoon gaat…

A

op vakantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

11 Aiden is bij de bakker. Hij wil…

A

brood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

12 Alec gaat naar school. Hij wil graag…

A

Engels studeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

13 Alex gaat altijd met de trein. Ik ga graag met…

A

de fiets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

14 Alex is ziek. Hij heeft pijn aan…

A

zijn hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

15 Alex wil nieuwe schoenen. Hij gaat naar…

A

de winkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

16 Ali kan niet goed lopen. Hij heeft pijn aan zijn…

A

voeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

17 Ali werkt in een fabriek. Hij wil…

A

ander werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

18 Alice werkt in een ziekenhuis. Zij is daar…

A

voor haar werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

19 Amel sport graag. Sporten is…

A

gezond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

20 Ana is niet blij met haar huis. Ze vindt haar huis…

A

te klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

21 Ananda is aan het koken. Ze maakt…

A

pannenkoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

22 Andres werkt op het land. Het werk is…

A

zwaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

23 Anisa maakt huiswerk op de computer. Ze doet dat…

A

elke dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

24 Anna is bij de dokter. Ze krijgt…

A

een pil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
25 Anna’s huis is te klein. Ze wil snel...
een ander huis hebben
26
26 Arif wacht op de bus. De bus komt...
tien minuten te laat
27
27 Arjun moet elke dag reizen naar zijn werk. Hij werkt in...
Amsterdam
28
28 Arnold is schoonmaker. Hij werkt in...
Amsterdam
29
29 Ayla eet haar ontbijt snel op. Ze heeft...
haast
30
30 Aziz loopt elke dag. Hij loopt naar...
school
31
31 Barry is geslaagd voor zijn examen. Hij krijgt...
een diploma
32
32 Bart gaat bijna elke dag met de auto. Hij rijdt dan naar...
school
33
33 Berat geeft les. Hij vertelt over...
een boek
34
34 Bilal gaat naar de bioscoop. Hij gaat met zijn...
vrouw
35
35 Bob houdt niet van zwemmen. Hij gaat liever...
lopen
36
36 Brenda doet een opleiding. Ze moet iedere avond...
hard studeren
37
37 Cai werkt met hout. Hij maakt...
een tafel
38
38 Carla drinkt een glas water. Ze doet dat...
voor de les
39
39 Carlos gaat vroeg slapen. Hij is...
moe
40
40 Carlos is vrij. Hij gaat...
naar het park
41
41 Carlos maakt muziek. Hij doet dat...
met vrienden
42
42 Carmen eet elke dag een banaan. Soms eet ze ook...
een appel
43
43 Caro gaat vaak met de bus naar school. Soms gaat ze...
op de fiets
44
44 Chen verkoopt bloemen. Ze doet dat...
in de stad
45
45 Chris heeft een computer. Hij gebruikt de computer om te...
studeren / gamen
46
46 Chris neemt zijn pillen. Hij heeft pijn in zijn...
hoofd
47
47 Christina belt met haar moeder. Ze praten over...
de familie
48
48 Christo heeft dorst. Hij drinkt een glas...
water
49
49 Claire kijk uit het raam. Ze kijkt naar...
het park
50
50 Claire leert Nederlands. Ze vindt Nederlands...
moeilijk
51
51 Dael heeft veel geld. Hij werkt...
in een ziekenhuis
52
52 Dafne kan goed zingen. Ze kan ook goed...
dansen
53
53 Daniël heeft pijn aan zijn kies. Hij gaat naar...
de dokter
54
54 Daniëlle gaat studeren. Ze pakt haar...
boeken
55
55 Dany heeft hoofdpijn. Ze wil...
een pil
56
56 Dario zit op school. Hij maakt een...
toets
57
57 Dave is niet blij met zijn haar. Zijn haar is...
te kort
58
58 Dave lust geen koffie. Hij drinkt liever...
melk
59
59 Dave werkt in een café. Hij moet daar...
koken
60
60 David en Maria rijden naar de stad. Ze zoeken...
een restaurant
61
61 David heeft een boot. Hij gebruikt de boot om te...
varen
62
62 David is dik. Hij eet elke dag...
patat
63
63 David werkt in een ziekenhuis. Hij is...
een dokter
64
64 De auto van Leah is kapot. Ze brengt de auto naar...
de garage
65
65 De baas van Patrick is boos. Patrick vindt dat...
niet leuk
66
66 De broer van Souad heeft een baby gekregen. Souad is...
blij
67
67 De bus is vaak te laat. Paul vindt dat...
niet leuk
68
68 De bus rijdt langzaam. Lia wil...
op tijd zijn
69
69 De dochter van Sophia kijkt veel tv. Ze kan beter gaan...
sporten
70
70 De dokter praat met Sofia. De dokter geeft Sofia...
goed nieuws
71
71 De familie Wang woont in een leuke straat. Zij wonen naast...
het park
72
72 De kinderen lezen samen. In het boek staat...
een verhaal
73
73 De klas is leeg. Iedereen is...
op vakantie