VOW's Week 2 Flashcards

1
Q

Wat is de betekenis van tumor en waarin is tumor in op te delen + omschrijving?

A

Tumor = zwelling. op te delen in Neoplasie (abnormale massa weefsel) en Niet-neoplasie (ontsteking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem kenmerken van een niet-neoplasie

A
  • Rubor -> rood
    • Calor-> warmte
    • Tumor -> zwellign
    • Dolor -> pijn
  • Functio laesa -> functieverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarin is neoplasie in onder te verdelen?

A

maligne (kanker) en benigne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

noem kenmerken van benigne op celdifferentiatie, groei, invasie en lokalisatie

A

goede celdifferentiatie (niet altijd waar), beperkte en langzame groei (niet altijd waar), niet invasief (omkapseld), gelokalisserd in ontstaansplek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

noem kenmerken van maligne op celdifferentiatie, groei, invasie en lokalisatie

A

matig/weinig celdifferentiatie (niet altijd waar), ongecontroleerde en snelle groei (niet altijd waar), is invasief, de locatie van de tumor gaat door weefsels heen en metastateert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kun je aan een biopt zien of het maligne of benigne is op celdifferentiatie, groei, invasie en localisatie?

A
  • Benigne: keratinocyten lijken hetzelfde, alleen hogere dichtheid.
    Maligne: keratinocyten verschillen in grootte en kleur -> atypisch -> matig/weinig gedifferentieerd
    maligne: cellen groeien zo snel dat bloedvaten niet aangemaakt worden, weefsel gaat dood
    • Maligne: sprieten/steeksels
      Benigne: adenoom, zit een kapsel omgeen
      Maligne: metastasen, via bloed van darmen naar lever (bijv)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Want indiceren de termen adeno-, -carcinoom en -sarcoom

A

adeno = klier, carcinoom = epitheel, sarcoom = weke delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

noem de aanduiding van de volgende weefsels in benigne vorm: klierepiteel, fibroblasten. vetcellen, kraakbeencellen, botcellen

A
  • Klierepitheel: adenoom
    • Fibroblasten: fibroom
    • Vetcellen: lipoom
    • Kraakbeencellen: chrondroom
      Botcellen: osteoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

noem het verschil tussen een poliep en papilloom

A
  • Poliep: uitstekende massa
    Papilloom: met meerdere uitsteeksels, niet meerdere poliepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is ectopisch en noem een voorbeeld

A

= niet-dysplastisch/fysiologisch weefsel op een afwijkende plek
-> endometriose: reageert op hormonen, terwijl weefsel bij wormvorming aanhangsel
–> villar’s node baarmoederweefsel in navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

noem 4 vormen van weefseladaptatie bij stress + korte omschrijving

A

hypertrofie: cellen vergroten zonder celdeling, hyperplasie: celdeling door vergroting (respons door hormonen/groeifactoren
atrofie: aantal cellen verminderen/verkleinen
metaplasie: cellen veranderen van ene celtype naar andere celtype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly