Voltooide tijd (perfectum)

Question 1

Han har ennå ikke vært i Paris.

Answer 1

Zijn -> Hij is nog nooit in Paris geweest.

Question 2

Vi dro med barna til lekeplassen

Answer 2

Gaan -> We zijn met de kinderen naar de speeltuin gegaan.

Question 3

Han har kommet med toget.

Answer 3

Komen -> Hij is met de trein gekomen.

Question 4

de har vært på festen til 23.

Answer 4

blijven -> Ze zijn tot 23 uur op het feestje gebleven.

Question 4

Hun ble 20 år.

Answer 4

Worden -> Zij is 20 jaar geworden

Question 5

Filmen har allerede begynt.

Answer 5

Beginnen -> De film is al begonnen

Question 6

Han har sluttet å røyke.

Answer 6

Stoppen -> Hij is met roken gestopt

Question 7

På A1 skjedde det en ulykke i morges.

Answer 7

Gebeuren -> Op de A1 is vanmorgen een ongeluk gebeurd. ( ulykke)

Question 8

Alt er fortsatt det samme. Ingenting har endret seg?

Answer 8

Veranderen -> Alles is nog hetzelfde. Er is niets veranderd? (forandring)

Question 9

Johan and Mieke ble gift i 2009.

Answer 9

trouwen -> Johan en Mieke zijn in 2009 getrouwd.

Question 10

Simone har strøket på førerprøven

Answer 10

zakken -> Simone is voor haar rijexamen gezakt ( to pass a exam)

Question 11

antall studenter i Amsterdam har økt med 5 prosent

Answer 11

Stijgen -> het aantal studenten in Amsterdam is met 5 procent gestegen ( stige)

Question 12

Maarten har allerede strøket på førerprøven tre ganger.

Answer 12

Zakken -> Maarten is al drie keer voor zijn rijexamen gezakt. ( to fail)

Question 13

antall studenter i Rotterdam har falt med 5 prosent

Answer 13

dalen -> het aantal studenten in Rotterdam is met 5 procent gedaald (gått nedd)

Question 14

Jeg syklet til sentrum

Answer 14

ik ben naar het centrum gefietst

Question 14

I går jobbet jeg til kl 18.

Answer 14

Gisteren heb ik tot 18 uur gewerkt.

Question 14

Jeg syklet i et kvarter

Answer 14

ik heb een kwartier gefietst

Question 15

For noen dager siden spiste jeg på en restaurant.

Answer 15

Een paar dagen geleden heb ik in een restaurant gegeten.

Question 16

Jeg møtte mannen min under studiene.

Answer 16

ontmoeten -> ik heb mijn man tijdens mijn studie ontmoet.

Question 17

Vi har snakket nederlandsk

Answer 17

We hebben Nederlands gesproken

Question 18

Hva er det som har skjedd?

Answer 18

Gebeuren -> wat is er gebeurd?

Question 19

vi gjentok de nye ordene.

Answer 19

Herhalen -> we hebben de nieuwe woorden herhaald.

Question 20

Hun fortalte en vakker historie til datteren sin.

Answer 20

Vertellen -> Zij heeft een mooi verhaal aan haar dochter verteld.

Question 21

Vi opplevde mange nye ting

Answer 21

Ervaren -> We hebben veel nieuwe dingen ervaren (oppleve)

Question 22

Jeg har ikke lest dagens avis ennå

Answer 22

Ik heb de krant vandaag nog niet gelezen

Question 22

Han har skrevet en e-mail.

Answer 22

Hij heeft een e-mail geschreven

Question 22

Jeg gjorde leksene mine igår

Answer 22

Ik heb gisteren mijn huiswerk gedaan.

Question 23

Vi har kjøpt en ny bil.

Answer 23

Wij hebben een nieuwe auto gekocht

Question 24

Jeg har sett på en fin på tv (watched)

Answer 24

Ik heb naar een leuke film op tv gekeken

Question 25

Har dere hatt en fin ferie?

Answer 25

Hebben jullie een leuke vakantie gehad?

Question 26

Hun har funnet et rom i sentrum forrige uke.

Answer 26

Ze heeft vorige week een kamer in het centrum gevonden (vinden)

Question 27

Jeg er litt trøtt. Jeg har sovet dårlig i natt.

Answer 27

Ik ben een beetje moe. Ik heb vannacht slecht geslapen

Question 28

Moren min har laget en herlig eplekake.

Answer 28

Mijn moeder heeft een heerlijke appeltaart gemaakt.

Question 29

bestemoren min lagde god kaffe i morges (satt kaffe)

Answer 29

mijn oma heeft vanochtend lekkere koffie gezet ( zetten)

Question 30

Petter reiste forrige uke, mye på jobben.

Answer 30

Peter heeft vorige week veel voor zijn werk gereisd

Question 31

Ved middagen har vi drukket et glass rødvin.

Answer 31

Bij het eten hebben we een glas rode wijn gedronken

Question 32

Linda har tatt et tog fra Rotterdam kl 10.30

Answer 32

Linda heeft de trein van 10.30 naar Rotterdam genomen.

Question 33

Forrige helg hadde vi en fest.

Answer 33

Afgelopen weekend hebben we een feestje gehad.

Question 34

Vi ble til 17.30 på stranden.

Answer 34

We zijn tot 17.30 uur op het strand gebleven

Question 35

Vi har oppdaget mange fine nye kafer i Utrecht.

Answer 35

We hebben veel leuke, nieuwe cafes in Utrecht ondekt.

Question 35

Hun har besøkt bestemoren sin på sykehuset

Answer 35

Ze heeft haar oma in het ziekenhuis bezocht

Question 36

Han har tjent mye penger gjennom arbeidet sitt. (tjene)

Answer 36

Hij heeft met zijn werk veel geld verdiend. (verdienen)

Question 37

Jeg har mistet nøklene mine på stranden.

Answer 37

Ik heb mijn sleutel op het strand verloren (verliezen)

Question 38

Til/voor denne oppskriften brukte jeg gul paprika

Answer 38

Voor dit recept heb ik gele paprika`s gebruikt (gebruiken)