Volledige samenvatting Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van de WHO?

A

een (dynamische) staat van compleet lichamelijk, sociaal en mentaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekte of gebrek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 4 determinanten van gezondheid?

A
  1. Biologisch
  2. Medisch
  3. Psychologisch
  4. Sociaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er weergegeven in de Ziekte-gezondheid continuüm?

A

Gezondheid wordt weergegeven in een schaal. Nummer 5 is neutraal, dit is het grensgebied. Vanaf 1 tot 5 is ongezond/ziek en vanaf 5 tot en met 10 is gezond/optimaal gezond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is positieve gezondheid?

A

Een benadering binnen de gezondheidszorg dat niet ziekte, maar betekenisvol leven centraal stelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gezondheid =

A

Dynamisch aanpassen en in eigen regie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn determinanten?

A

Factoren die de gezondheid van mensen beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 5 determinanten vallen binnen positieve gezondheid?

A
  1. Endogeen: intern milieu (human biology) = persoonsgebonden
  2. Exogeen: fysieke omgeving en maatschappelijke omgeving
  3. Leefstijl & gezond gedrag (lifestyle)
  4. Maatschappij
  5. Medische zorg en preventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit kunnen gezondheidsverschillen ontstaat? (2)

A
  1. Fysieke omgeving en psychosociale factoren

2. SES (hoger opgeleiden vs. lager opgeleiden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke verschillen zien tussen hoger opgeleiden vs. lager opgeleiden? (6)

A
  1. Lager opgeleiden, vaker combinatie ongunstige leefstijlfactoren, weten minder goed de weg in de zorg , minder gezondheidsvaardigheden
  2. Hoger opgeleid: hogere levensverwachting (verschil in levensverwachting is 7 jaar, en jaren in goede gezondheid is 18 jaar)
  3. Psychische problemen
  4. Ongezondere leefstijl: roken, alcohol, groente & fruit eten, verzadigde vetten eten, beweging
  5. Mondzorgkunde: hogere SES > vaker naar tandarts & mondhygiënist.
  6. Kinderen van ouders met lage SES: vaker cariës > ernstigere behandelingen > angst voor tandarts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke effecten kan SES op de mondgezondheid hebben? (2)

A
  1. Mondzorgkunde: hogere SES > vaker naar tandarts/mondhygiënist.
  2. Kinderen van ouders met lage SES: vaker cariës > ernstigere behandelingen > angst voor tandarts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de definitie van preventie?

A

Het totaal van maatregelen, zowel binnen als buiten de gezondheidszorg, die tot doel hebben de gezondheid te bewaken en te bevorderen door ziekte en gezondheidsproblemen te voorkomen.
Voorkomen van gezondheidsproblemen en behouden van gezondheid en kwaliteit van leven door verandering in leefstijl en gezond gedrag.

  • Omslag van zorg naar preventie & zelfmanagement support in behandeling door paramedici.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke 3 soorten preventie kan het worden onderverdeeld + wat houdt het in?

A
  1. Primaire preventie
    Universeel - Maatregelen gericht op algemene populatie
  2. Secundaire preventie
    Selectief - Mensen in beeld brengen die extra risico lopen
  3. Tertiaire preventie
    Geïndiceerd & zorggerelateerd - Individueel, voorkomen van gezondheidsproblemen bij mensen die al een ziekte hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarop is secundaire preventie gericht?

A

Gericht op mensen met een verhoogd risico en/of beperkte symptomen
Combinatie t.a.v. gezondheidsfactoren, gedrag en/of gezondheidsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarop is tertiaire preventie gericht?

A

Een zo goed mogelijke gezondheid

Goede mondverzorging door verpleegkundigen bij zorgafhankelijke patiënten
Stel: je zit als kind in een rolstoel vanwege een spieraandoening
- Goede (WMO) voorzieningen (zoals rolstoelfiets) en trainen van je spieren en zelfstandig functioneren zijn essentieel voor behouden van kwaliteit van leven op latere leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt case-finding in?

A

(beperkte schaal): opsporen van aandoeningen in beginstadium en vroegtijdig behandelen (bv. onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het vertrekpunt van zelfmanagement?

A

de gewenste leefstijl en gedragsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de definitie van zelfmanagement?

A

Het omgaan met de eigen gezondheid en zelfmanagement gedrag verbeteren binnen de persoonlijke mogelijkheden en met support van zorgprofessionals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Patiënt-activatie

In welke 3 fasen werkt dit?

A

Fase 1: begrijpen van informatie
Fase 2: shared-decission making
Fase 3: actie ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn effectieve interventies voor zelfmanagement? (5)

A
  1. Afgestemd op behoeften, kenmerken en leefomstandigheden van patiënten (incl. Laaggeletterdheid en culturele diversiteit)
  2. De patiënt is in staat om probleem te managen en heeft vertrouwen in eigen kunnen
  3. De patiënt wordt ondersteunt bij ontwikkelen van vaardigheden en communicatie met professionals; waaronder uiten van voorkeuren en wensen
  4. Support en samenwerking met interprofessioneel
  5. Stellen van doelen en uitwerken van actie plannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat kunnen effecten zijn van goede preventie en waarmee moet je rekening houden (communicatie, geven van info) ?

A
  • Begrijpen en onthouden van informatie; de patiënt herinnert zich na afloop ong. 50%
  • Informatie opnemen bevorderen?
    • Besteed tijd aan het onderwerp
    • Verklein fysieke afstand
    • Houd rekening met primacy en recency effect; belangrijkste informatie eerst + herhaal
    • Houd rekening met relevantie, selectieve waarneming en angst van patiënt
  • Patiënt participatie
  • Nemen van goede beslissingen gerelateerd aan probleem
  • Gedrag uitvoeren
  • Omgaan met bijwerkingen en symptomen
  • Verbeterd welbevinden
  • Betere zelfregulatie en omgang met het gezondheidsprobleem
  • Hogere tevredenheid
  • Betere toegang tot de zorg; minder gebruik ervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer vraag je naar de motivatie in de stadia van gedragsverandering?

A

Contemplatiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat houdt therapie-trouw in?

A

Mate waarin de patiënt zich houdt aan het advies dat jij geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is Concordance?

A

De patiënt maakt samen met de professional afspraken rond zelfmanagement en vastgelegd in een plan > overeenstemming.
- Shared decision making is belangrijk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is Non-concordance

A

Afspraken worden niet nagekomen
- Kan liggen aan: patiënt, gezondheidsprobleem, behandeling, context van zorg, mate van controle (sociaal wenselijke antwoorden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Gedeelde besluitvorming en zelfmanagement

Is shared decision making patiënt specifiek?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom is shared decision making van belang? (2)

A
  1. Bouwt voort op expertise van professional
  2. Samenwerken tijdens het hele behandelproces.

3 stappen model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Toename van kennis en technologie

Waarin heeft een historische verschuiving plaatsgevonden?

A

Er heeft een historische verschuiving plaatsgevonden van curatie van de individuele patiënt naar preventie van ziekte op collectieve schaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Het ontleden van een overledene door kerkelijke wetgeving verboden. Waarbij was het wel mogelijk?

A

Misdadigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Tegenwoordig stellen veel mensen hun lichaam regelmatig beschikbaar aan de wetenschap en daardoor is kennis over ziekte en gezondheid, ook na de dood, nog mogelijk. Waaraan heeft dit bijgedragen?

A

Aan de pathologische anatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom was experimentele fysiologie en moleculaire biologie wat later mogelijk?

A

Omdat later in de Gouden Eeuw ontwikkelingen van de microscoop plaatsvond door Antoni van Leeuwenhoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarom werd er in de de klinische epidemiologie de statistische methode toegepast?

A

om in plaats van over een individuele patiënt zijn klachten juist over grote groepen mensen uitspraken te kunnen doen.

32
Q

Wanneer werd aderlaten gedaan?

A

Gedaan bij allerlei kwaaltjes en ziekteklachten/-problemen. Hierbij laten ze bloed uit een ader stromen.

33
Q

Wie trok aderlaten in twijfel

A

Pierre-Charles-Alexander Louis

34
Q

Wat vertegenwoordigd Pierre-Charles-Alexander Louis?

A

De klinische epidemiologie

35
Q

Waar houdt de klinische epidemiologie zich mee bezig?

A

Je moet niet kijken naar de individuele patiënt en de symptomen van die patiënt, maar je moet gaan kijken naar de gemiddelden tussen hele grote groepen patiënten.

36
Q

Wat is Medicalisering?

A

toename en invloed van gezondheidszorg aan medische kennis op het maatschappelijk leven

37
Q

Gezondheidszorg =

A

een institutie van de samenleving. In toenemende mate worden de problemen die mensen ervaren in de samenleving toegekend aan medische problemen.

38
Q

Van wie is deze uitspraak?
“Hoe gezonder de samenleving wordt, des te groter wordt het verlangen naar medicijnen.”

Wat valt er nog meer onder? (2)

A

Roy Porter

  • Steeds meer problemen krijgen een medisch karakter.
  • Met empirische gegevens aangetoond (waargenomen)
39
Q

Wat wie is deze uitspraak?
“medicalisering zorgt ervoor dat we worden ontlast als ze medisch behandeld worden. Doordat schuld verplaatst van de zieke naar de ziekte”

Wat valt er nog meer onder?

A

Talcott Parsons

• De zieke hoeft niet deel te nemen aan maatschappelijk leven > mogelijk herstel, aanpassing situatie van beperking.

40
Q

Wie zijn niet positief over medicalisering?

Waarom (2)

A

Ivan Illich & Thomas Scheff maar ook Charles Rosenberg

  • Mensen die weinig mankeren worden ziek verklaard (zowel door artsen als leken): overmatige diagnosticering.
  • Amandelonderzoek: Hoe vaker je wordt onderzocht door een arts of wordt blootgesteld aan het gezondheidszorgsysteem, hoe groter de kans dat je met iets wordt gediagnosticeerd.
41
Q

Waarom was Charles Rosenberg kritisch over medicalisering van de samenleving?

A

• Op bepaalde manieren bestaat ziekte niet, totdat we met zijn allen hebben besloten dat het wel zo is door er een naam aan te geven, diagnoses te stellen en op een bepaalde manier erop te reageren.

42
Q

Wat zijn 4 Demografische ontwikkelingen?

A
  • Geboortecijfer gedaald
  • Steeds rijker
  • Steeds hoger opgeleid
    “De mondige patiënt”
  • Influencers
43
Q

Wie heeft de Bloedsomloop ontdekt? (bloed werd niet aangemaakt, maar stroomt rond)

A

William Harvey

Het logisch empirisme

44
Q

Het logisch empirisme

Wat houdt inductie in? (3)

A

Waarneming > theorie
• Herhaaldelijke verificatie (Verificatieprincipe)
• Verbanden leggen in de werkelijkheid

45
Q

Het kritisch rationalisme

Wie had kritiek op logisch empirisme?
Waarom had hij kritiek? (2)

A

Karl Popper

  • Waarneming is niet zo objectief als wordt beweerd en de werkelijkheid is afhankelijk van de wetenschappelijke discipline die haar waarneemt
  • Stap van waarneming naar theorie is logisch onmogelijk
46
Q

Het kritisch rationalisme

Wat houdt deductie in? (3)

A
  • Theorie > pogingen tot falsificatie d.m.v. waarnemingen

* Falsificatieprincipe

47
Q

Wie vond de kritiek van Karl Popper te streng?

A

Thomas Kuhn

48
Q

Thomas Kuhn

- 4 stadia van paradigmaverschuiving

A
  1. Normale wetenschap: omgaan met anomalieën binnen vaste kaders/instituties
  2. Buitengewoon onderzoek: crisis
  3. Adoptie van een nieuw paradigma: verschillende theorieën strijden om dominantie
  4. Nasleep van de wetenschappelijke revolutie: vormgeven nieuwe kaders/instituties
49
Q

Leg uit wat er in de puzzle wordt weergegeven?

A
  1. Je hebt al aannames en veronderstellingen = stukjes die al ingepast liggen in puzzel (rand).
  2. Op een gegeven moment puzzelstukjes die niet meer in puzzel passen > leg je aan de kant (anomalieën) > te veel passen niet > afvragen of de theorie wel klopt > crisis > rand van puzzel vervangen = twijfelen aan onze kaders > nieuwe theorie, waarbij zoveel mogelijk stukjes passen > nieuwe kaders/instituties waarin de nieuwe wetenschap wordt uitgevoerd.
50
Q

Wat heeft Aneurin Bevan opgericht?

Wat is zijn standpunt?

A

NHS in VK.

- Grote groep mensen hun gezondheid willen verbeteren, maar er moet aandacht blijven voor het individu

51
Q

Wie bedacht biopower en biopolitiek?

A

Michel Foucault

52
Q

Biopower:
Biopolitiek:

A
  • Biopower: mensen hebben bepaalde biologische eigenschappen, waar instituties hier rekening mee moeten houden en beleid op moeten maken.
  • Biopolitiek: een manier om de populatie te controleren, bijvoorbeeld door een gezonde werkdruk te vormen. Gezondheidszorg is een potentieel machtsmiddel voor allerlei instituties en regeringen en dat is volgens hem best bedreigend
53
Q

Wie hield zich bezig met Eugenetica?

Wat was zijn standpunt?

A

Francis Galton

- Naast verbeteren van levensomstandigheden, zouden mensen ook genetisch verbeterd kunnen worden.

54
Q

Bekostiging (systemen in VS, VK & NL) en financiële grenzen

Wat valt er onder de VK? (2)

A
  • Solidariteit: Aneurin Bevan

- NHS: collectief zorgstelsel

55
Q

Bekostiging (systemen in VS, VK & NL) en financiële grenzen

Wat valt er onder de NL? (3)

A
  • Medische zorg is een recht: toegankelijk voor iedereen
  • Medische zorg is een plicht: verplichte basisziektekostenverzekering
  • ‘Managed competition’: kosten onderbrengen bij (private) zorgverzekeraars
56
Q

Bekostiging (systemen in VS, VK & NL) en financiële grenzen

Wat valt er onder de VS? (2)

A
  • Individuele vrijheid en zelfbeschikking (American Dream)

- Is het niet oneerlijk dat een gezond iemand betaalt voor de zorgverzekering van een ander?

57
Q

Wat is het Nederlandse zorgstelsel? (3)

A
  • Toegang tot zorg voor iedereen
  • Solidariteit (verplichte en toegankelijke zorgverzekering)
  • Goede kwaliteit van zorg

(Publiek en privaat karakter)

58
Q

Wat houdt Publiek en privaat karakter in? (3)

A
  • Overheid niet direct betrokken bij uitvoering van wetten in zorg, maar dat bepalen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en verzekerden samen
  • Zorgpartijen hebben zo vrijheid en kunnen concurreren
  • Concurrentie en marktwerking zorgen voor prikkels om kwalitatief en doelmatig te werken
59
Q

Wat is double bind?

A

Verwarring binnen communicatie, tegenstrijdige boodschappen

60
Q

Wat is het effect van double bind?

A
  1. Geen actie
  2. Keuze om wel iets van de ene en niet van de andere behandelaar aan te nemen
  3. Lage patiënt tevredenheid
61
Q

Welke 4 onderdelen zijn belangrijk in de definitie van samenwerking?

A
  1. Autonome belanghebbenden
  2. Probleemdomein
  3. Interactief proces
  4. Gedeelde regels, normen en structuren
62
Q

Wat is het verschil tussen multiprofessionele en interprofessionele zorgverlening?

A

Bij interprofessionele zorgverlening werken verschillende professionals aan één doel, bij multiprofessionele zorgverlening worden meerdere doelen gecombineerd door verschillende professionals.

63
Q

Wat is een voorbeeld van multiprofessionele zorgverlening?

A

Doorverwijzen

64
Q

Definitie van samenwerking:

A

Samenwerking vindt plaats wanneer een groep van autonome belanghebbenden van een probleemdomein zich bezighoudt met een interactief proces, gebruikmakend van gedeelde regels, normen en structuren teneinde te handelen ten aanzien van of te beslissen over kwesties die relevant zijn voor dat domein

65
Q

Interpersoonlijke samenwerking =

A

‘autonome belanghebbenden’; samenwerking tussen individuen; hoeft niet binnen dezelfde organisatie

66
Q

Welke 5 verschillende kenmerken van een organisatie zijn er?

A
  1. Topmanagement/strategische top – gericht op centralisatie
  2. Middenkader – gericht op opsplitsing
  3. Uitvoerende kern – gericht op professionalisme (de uitvoerende kern kan gewoon hun taak kan doen + hebben grote vrijheid (nodig voor beslissingen > snelle en adequate hulp))
  4. Technische structuur – gericht op standaardisatie
  5. Ondersteunende diensten – gericht op samenwerking
67
Q

Wat is het verschil tussen een professionele en machine democratie?

A
  1. Machinebureaucratie = lopende band werk
    - Strikt gescheiden taken tussen afdelingen en deelprocessen
    - Interprofessionele samenwerking moelijker: zij willen scheiding tussen taken
  2. Professionele democratie/Matrixorganisatie = grote vrijheid & variatie met elk hun eigen doen
    - Verbinding van taken tussen afdelingen en deelprocessen (units)
68
Q

Wat is het verschil tussen formele procedures en informele organisaties?

A
  1. Informele organisaties: sociale processen spelen een belangrijke rol (bv. tijdens de pauze)
    - Veel oplossingen ontstaan op deze momenten
    - Ondervangt kleine gebreken door sociaal contact en informele communicatie
    - Tijdens pandemie staat dit onder druk
  2. Formele procedures: tijdens bv. een vergadering
    - Vergroot voorspelbaarheid, leidt tot routine en daardoor meer efficiëntie
    - Alles vastgelegde structuren
69
Q

Wat is een zorgsysteem?

A

“Een zorgsysteem bestaat uit alle organisaties, mensen en acties die primair zijn bedoeld om gezondheid te bevorderen, herstellen of behouden.”

  • Samenwerking is hierbij belangrijk
70
Q

Waarop hebben barrières direct invloed?

A

Op interprofessionele behandeling: bevorderende factoren een indirecte invloed

71
Q

Wat kunnen barrières zijn?

A

Barrières: financiering, inefficiëntie communicatie, etc. (beperkingen)

Bevorderende factoren: rolduidelijkheid, duidelijkheid over elkaars expertise, etc. (kwaliteit)

72
Q

Wat is Eerstelijnsgezondheidszorg?

A

Zorg waar men zelf zonder verwijzing naartoe kan gaan (mondhygiënist, huisarts, tandarts, fysiotherapeut, maatschappelijk werker, wijkverpleegkundige, etc.)

73
Q

Wat is anderhalvelijnszorg?

A

Zorg op het grensvlak van complexe of chronische eerstelijnszorg en eenvoudige tweedelijnszorg (bijvoorbeeld mondhygiënist in multidisciplinair centrum met meer behandelmogelijkheden dan de gemiddelde mondzorgpraktijk)

74
Q

Wat is Tweedelijnsgezondheidszorg?

A

Zorg van alle hulpverleners waarvoor je een verwijzing nodig hebt (alle specialisten in het ziekenhuis of de kliniek)

75
Q

Wat is Derdelijnszorg?

A

Hoog specialistische zorg voor zowel geestelijke als somatische gezondheidsproblemen op doorverwijzing naar instellingen voor topklinische zorg