2. Zelfmanagement van gezondheid Flashcards

1
Q

Welke 3 soorten preventie zijn er?

A

Primaire, secundaire en tertiaire preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is preventie?

A

Voorkomen van gezondheidsproblemen en behouden van gezondheid en kwaliteit van leven door verandering in leefstijl en gezond gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van preventie?

A

Het totaal van maatregelen, zowel binnen als buiten de
gezondheidszorg, die tot doel hebben de gezondheid te bewaken en te bevorderen door ziekte en gezondheidsproblemen te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt primaire/universele preventie in? (3)

A
  1. Gericht op gezondheid van de bevolking of een deel daarvan
  2. Ziekten en aandoeningen voorkomen en/of terugdringen.
  3. Inzicht in oorzaken van gezondheidsprobleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt de aanpak in bij universele/primaire preventie? (3)

A
  1. Gericht op individuen en groepen.
  2. Bevorderen van individueel gedrag
  3. Nudging: factoren in omgeving zetten aan tot gezond gedrag (fietspaden, looproutes, gezond eten in kantines)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn 3 voorbeelden van primaire preventie?

A
  1. Belfast Healthy Cities
  2. Project mondzorgkunde: voorlichting op basisscholen
  3. Mondzorgkunde: aanpak van early childhood caries
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt secundaire preventie/selectief in? (4)

A
  1. Gericht op mensen met een verhoogd risico en/of beperkte symptomen
  2. Combinatie t.a.v. gezondheidsfactoren, gedrag en/of gezondheidsprobleem.
  3. Case-finding (beperkte schaal): opsporen van aandoeningen in begin stadium en vroegtijdig behandelen (b.v. onderzoek bloedglucose waarden bij familiegeschiedenis van diabetes type 2).
  4. Screening (op grote schaal): opsporen van klachten en aandoeningen in bevolkingsgroepen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een type onderzoek waarbij een aandoening wordt opgespoord?
(Wat is een voorbeeld van secundaire preventie/selectief)

A

Bevolkingsonderzoek

Gericht op mensen met een verhoogd risico en/of beperkte symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voorbeelden van bevolkingsonderzoek?

En hoe betrouwbaar is deze screeningsmethode?

A
  • Mondgezondheid en scheelzien bij schoolkinderen,
    screening op kankersoorten (baarmoeder, borst, darmkanker)
  • 90 / 95%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is casuïstische preventie?

A

Gekoppeld aan individuele patiënt en betreft specifieke interventie of behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent een fout-positieve uitslag bij een screening?

A

Tijdens de screening is wel de diagnose gesteld, maar je hebt de aandoening niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent een fout-negatieve uitslag bij een screening?

A

Tijdens de screening is geen diagnose gesteld, maar je hebt de aandoening wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent patient delay bij een screening?

A

De patiënt komt “te laat” bij bv. de huisarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent doctor’s delay bij een screening?

A

De patiënt wordt “te laat” doorverwezen door bv. de huisarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt tertiaire/geïndiceerd & zorggerelateerd preventie in?

A
  • Gericht op het individu, voorkomen van gezondheidsproblemen bij mensen die al een ziekte hebben.
  • Het hebben van een goede kwaliteit van leven ondanks lichamelijke of mentale beperkingen of participatieproblemen en voorkomen dat complicaties verergeren of blijven.
  • Diagnose: patiënten voldoen aan criteria t.a.v. gezondheidsprobleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een voorbeeld van tertiaire preventie

A

Goede mondverzorging door verpleegkundigen bij zorgafhankelijke patiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer werkt preventie? (4)

A
  1. Kennis van endogene en exogene gezondheids determinanten
  2. Juiste aanpak: zijn determinanten veranderbaar en beïnvloedbaar?
  3. Vaststellen van de doelgroep
  4. Is interventie bereikbaar en toegankelijk? > Juist voor de doelgroepen die moeilijker bereikbaar zijn maar het juist nodig hebben!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent case-finding?

A

Opsporen van aandoeningen in beginstadium en vroegtijdig behandelen

19
Q

Hoe heet de uitslag waarbij uit de screening komt dat de patiënt wel de diagnose van een aandoening heeft, maar eigenlijk de aandoening niet heeft?

A

Fout-positieve uitslag

20
Q

Hoe heet de uitslag waarbij uit de screening komt dat de patiënt wel de aandoening heeft, maar dit niet uit de diagnose komt?

A

Fout-negatieve uitslag

21
Q

Wat is zelfmanagement?

A

Omgaan met de eigen gezondheid en
zelfmanagement gedrag verbeteren binnen de persoonlijke mogelijkheden en met support van zorgprofessionals

Het is (veel) meer dan alleen voorlichting en informatie

22
Q

Wat is het vertrekpunt bij zelfmanagement?

A

De gewenste leefstijl en gedragsverandering

23
Q

Wat zijn de effecten van een toegenomen zelfmanagement? (8)

A
  • Nemen van goede beslissingen gerelateerd aan probleem
  • Gedrag uitvoeren
  • Omgaan met bijwerkingen en symptomen
  • Verbeterd welbevinden
  • Betere zelfregulatie en omgang met het gezondheidsprobleem
  • Hogere tevredenheid
  • Betere toegang tot de zorg; minder gebruik ervan
  • Versterken van sociale steun.
24
Q

Uit welke 3 fasen bestaat de patiëntactivatie?

A
  1. Begrijpen van informatie (over gezondheidsprobleem)
  2. Shared-decision making (verbonden met zorg)
  3. Actie ondernemen (informatie opzoeken)
25
Q

Hoe heet dit model en wat staat er precies in? (CCM)

A

Het Chronic Care Model. Hierin staat beschreven wat de maatschappij en het gezondheidszorgsysteem moet doen om te zorgen tot verbeterde uitkomsten van gezondheid te komen.

26
Q

Het Chronic Care Model. Hierin staat beschreven wat de maatschappij en het gezondheidszorgsysteem moet doen om te zorgen tot verbeterde uitkomsten van gezondheid. Wat moet er worden gedaan? (5)

A
  1. Afstemming op behoeften, kenmerken en levensomstandigheden patiënt (incl
    laaggeletterdheid en culturele diversiteit)
  2. Bevorderen eigen effectiviteit en attitude zodat patiënt beter in staat is om eigen effectiviteit
    te managen.
  3. Patiënt wordt ondersteund in ontwikkelen van effectieve communicatie vaardigheden met
    professionals; waaronder uiten van voorkeuren en wensen.
  4. Patiënt maakt gedrag eigen door goal setting en action planning afgestemd op leefsituatie
    van patiënt.
  5. Follow-up en monitoring van zelfmanagement gedrag en gezondheid.
27
Q

Wat zijn effectieve interventies voor zelfmanagement ? (5)

A
  1. Afgestemd op de behoeften, kenmerken en leefomstandigheden van patiënten
  2. De patiënt is in staat om probleem te managen en heeft vertrouwen in eigen kunnen.
  3. De patiënt wordt ondersteunt bij ontwikkelen van vaardigheden en communicatie
  4. Support en samenwerking met interprofessioneel team
  5. Stellen van doelen en uitwerken van actie plannen.
28
Q

Uit welke 6 stadia bestaat gedragsverandering?

A
  1. Precontemplatie (gedragsverandering onbekend)
  2. Contemplatie (vraag naar motivatie, laat de patiënt erover nadenken, geef informatie)
  3. Preparatie (informatie opzoeken, informeren)
  4. Actie
  5. Behoud
  6. Terugval
29
Q

Wat is therapietrouw?

A

Mate waarin de patiënt zich houdt aan het advies dat de professional geeft

30
Q

Wat betekent concordance?

A

De patiënt maakt samen met de professional afspraken rond zelfmanagement en vastgelegd in
een plan > er is overeenstemming.

➢ Shared decision making is
belangrijk

31
Q

Wat betekent non-concordance?

A
  • Afspraken worden niet nagekomen:

* Dit kan liggen aan: de patiënt, het gezondheidsprobleem, de behandeling, de context van de zorg, mate van controle

32
Q

Wat is eHealth?

A

Gebruik van digitale hulpmiddelen om de zelfmanagement te verbeteren. Denk aan:

  • Aangepaste informatie
  • Digitale toegang tot patiëntgegevens
  • Zelfmonitoring van leefstijl
  • Ondersteuning in supportgroepen (draagt bij aan empowerment)
33
Q

Wat is een nadeel van eHealth? (2)

A
  • Toepassingen vaak kort gebruikt

- Langduriger gebruik i.c.m. gesprekken zorgverlener!

34
Q

Wat is patiënt empowerment?

A

Patiënt motiveren en toerusten om een actieve houding aan te nemen.

35
Q

Hoeveel procent van de informatie wordt door patiënten begrepen en onthouden?

A

50%

36
Q

Hoe kan je het opnemen van informatie bij patiënten bevorderen? (4)

A
  1. Besteed tijd aan het onderwerp
  2. Verklein de fysieke afstand
  3. Houd rekening met primacy en recency effect: belangrijkste informatie eerst + herhaal
  4. Houd rekening met relevantie, selectieve waarneming en angst van patiënt
37
Q

Is Shared decision making patiënt specifiek?

A

Ja

38
Q

Waarvoor is Shared decision making voordelig? (2)

A
  • Bouwt voort op de expertise van de professional

* Samenwerken tijdens het hele behandelproces.

39
Q

3 stappen model van Elwyn ter bevordering van gedeelde besluitvorming en zelfmanagement

A
  1. introduceren van de keuze aan de patiënt
  2. beschrijven van de keuzes en mogelijkheden
  3. verkennen van de patiënt voorkeuren en een besluit nemen.
40
Q

Waar is primaire preventie op gericht?

A

Het voorkomen van nieuwe gevallen van een ziekte en dus op het wegnemen of verminderen van oorzaken van die aandoening

41
Q

Waar is secundaire preventie op gericht?

A

Een aandoening in een zo vroeg mogelijk stadium ontdekken, zodat vroege behandeling mogelijk is en kan worden voorkomen dat de ziekte verergert

42
Q

Waar is tertiaire preventie op gericht?

A

Het voorkomen of beperken van de gevolgen van een reeds gediagnosticeerde aandoening

43
Q

Welke onderdelen staan er precies in het Chronic care model? (5)

A
  1. Maatschappij: beleid en middelen
  2. Gezondheidssysteem/zorgorganisaties
    - Zelfmanagement
    - Zorgproces
    - Besluitvorming
    - Klinische informatiesystemen
  3. Geïnformeerde en geactiveerde patiënt
    > productieve interacties <
  4. Voorbereid en proactief team van zorgverleners
  5. VERBETERDE UITKOMSTEN
44
Q

Uit welke 4 stadia bestaat patiënt activatie (zelfmanagement)

A

Eerst passieve houden > volledige vertrouwen in professional

Stadium 1: Bewustwording: informatie over gezondheid en belang van zelfmanagement

Stadium 2: Ondersteuning zelfzorg, shared decision making. Verbonden zijn.

Stadium 3: Patiënt geactiveerd: in actie komen, informatie vinden (in kleine stapjes in de praktijk brengen)

Stadium 4: Plan opties en keuzes. Gedrag behouden