vocabulaire 1.2 des phrases Flashcards
de enige manier
le seul moyen
het nieuwe jaar
la nouvelle anée
een jong kind
un jeune enfant
een hersenbreker
un casse⁻tête
een groot meisje
une grande fille
een enkele persoon
une seule personne
op zaterdagavond
le samedi soir
het openbare plein
la place publique
een jonge vader
un jeune père
de motor uitzetten
arrêter le moteur
naar zee gaan
partir à la mer
al duizend woorden kennen
connaître déjà 1000 mots
dezelfde naam
le même nom
Hou je ogen gesloten!
Garde les yeux fermés!
op dezelfde manier
de la même manière
een lange nacht
une longue nuit
het culturele leven
la vie culturelle
Zijn gezicht was eerst helemaal wit, en toen helemaal rood.
Son visage était d’abord tout blanc, puis tout rouge.
een helpende hand
un coup de main
een halfuur
une demi-heure
een oude vrouw
une vieille femme
de schoon-/stiefmoeder
la belle-mère
een uitstekend werk
un excellent travail
nog vijf minuten wachten
attendre encore cinq minutes
een nieuw huis
une maison neuve
Eruit!
Sortez!
vorig jaar
l’année passée
de jonge vrouw
la jeune femme
hetzelfde
la même chose
de echte naam
le vrai nom
een klein land
un petit pays
Ik heb zijn vader gekend.
J’ai connu son père.
laat uitgaan
sortir tard
plotseling
tout à coup
omkomen bij een ongeval
mourir dans un accident
de rechterhand
la main droite
een centrale plaats
une place centrale
Het zal misschien sneeuwen.
Il neigera peut-être.
groot worden
devenir grand
zich afvragen of zij zal komen
se demander si elle viendra
het arme meisje
la pauvre fille
Dat is waar.
C’est vrai.
de werken stilleggen
arrêter les travaux
Het is mooi weer.
Il fait beau.
begrijpen wat de leeraar zegt
comprendre ce que le professeur dit
Alles is er minder duur.
Tout y est moins cher.
Hij is jong gestorven.
Il est mort jeune.
foto’s bekijken
regarder des photos