Voc 8 Flashcards
ακολουθεω (+dat)
begeleiden, vergezellen
οραω
zien
καθοραω
opmerken
αγορα, η
verzamelplaats, markt
βαδιζω
lopen, te voet gaan, gaan
λογος, ο
woord, uitspraak, tekst, argument, gesprek; rekenschap
λογιζομαι
(be)rekenen, overwegen
λογισμος, ο
(be)rekening, overweging
απολογεομαι
zich verdedigen, een verdediging voeren
φερω
dragen, brengen
φερομαι
zich bewegen
αναφερω
terugbrengen; terugvoeren op (εις/επι τι)
διαφερω
verschillen van (+gen); uitmunten
διαφερομαι
een meningsverschil hebben
διαφορα, η
(menings)verschil
διαφορος, -ον
verschillend
εισφερω
naar binnen brengen/dragen
εκφερω
naar buiten brengen, tevoorschijn halen
επιφερω
aandragen, aanvoeren
επιφερομαι
komen aanstormen
συμφερω
bijdragen, van nut zijn; overeenstemmen (met +dat)
συμφερει (+inf)
het is van nut om/dat
συνηνεικε (+aci)
het gebeurde, viel zo uit dat…
συμφορα, η
voorval, ongeluk, ramp