vloeiend spreken vs onvloeiend spreken (D1) Flashcards

1
Q

vloeiend spreken - vloeiendheid

A

= productie van uitingen zonder onderbrekingen of inspanning tegen een hoge snelheid

  • -> aantal verzamelingen van vaardigheden die te maken hebben met spraak en taal
  • -> vlotte coördinatie tussen spraak, taal en articulatie op synergetische wijze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vloeiend spreken - taalvloeiendheid

A

= syntactische, semantische, fonologische en pragmatische vloeiendheid
bij stotteren : geen probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vloeiend spreken - spraakvloeiendheid

A
=> resultante van de motorische bekwaamheid (articulatiegedrag, stemgedrag)
3 dimensies
- continuïteit
   - informatiestroom
   - spraakbeweging
- snelheid
- inspanning
(- ritme)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vloeiend spreken - vaardigheden

A
3 belangrijke vaardigheden
- linguïstische bekwaamheid
- motorische bekwaamheid
- socio-verbale bekwaamheid
onvloeiendheid : 1/meerdere van deze vaardighedne onvoldoende ontwikkeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vloeiend spreken - definitie stotteren

A

stoornis waarbij niet enkel een gebrekkige coördinatie en timing van de spraakbewegingen optreedt, maar waarbij motorische bekwaamheid extra onder druk wordt gezet door vereisten van de taalproductie en gebruik van taal in een sociale context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onvloeiend spreken - continuïteit

A

continu = voorwaarts gebeuren zonder aarzeling of pauzes
verbroken —> informatiestroom onderbroken
- grammaticale pauze
- non-grammaticale pauze
verklaringen
- typisch operant gedrag : onderhevig aan stimuli en consequenties
- informeren van luisteraar
- meer tijd geven ideeën logisch weer te geven
BESLUIT (uit grafieken)
- bij kleuters niet zoveel meer onvloeiendheden als bij 18-jarige
- ontwikkeling in het type discontinuïteit : niet-mature vormen –> verfijnde types

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onvloeiend spreken - snelheid

A
snelheid = duurtijd van de vloeiende uitingen (volwassenen : 6 à 7 seconden)
hoe langer de uiting hoe sneller we spreken
bepaalde factoren : 
- lengte van de uiting
- type syllabe
- situatiekenmerken
- model van gesprekspartner
- emoties
- beklemtoning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onvloeiend spreken - inspanning

A
  • mentale inspanning = plannen van uitingen
  • motorische inspanning = inspanning nodig om subglottische druk te doen stijgen en de articulatoren te doen bewegen
    –> onder invloed van leeftijd
    BESLUIT
  • zowel cognitieve als emotionele inspanning nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly