stotterverschijnselen (D1) Flashcards
inleiding
vergelijking met de ijsberg
- over behaviors = observeerbaar gedrag
- covert behaviors = verborgen gedrag
- -> wat je ziet of hoort is maar een deel van de ijsberg
niet-reactief stottergedrag, kernstottergedrag, primair stottergedrag
niet reactief = het gedrag ontstaat niet als een reactie op iets, het ontstaat als het ware ‘vanzelf’
kernstottergedrag = basisgedrag van stotteren –> 3 soorten
- herhalingen
- verlengingen
- blokkeringen
primair stottergedrag = gedrag dat er eerst was
niet reactief stottergedrag = opvallend aantal herhalingen van woorden en syllaben die sommige kinderen aanvankelijk meemaken op jonge leeftijd
reactief stottergedrag = reactie op een al dan niet geanticipeerd stottermoment of de negatieve consequenties hierop
niet-reactief gedrag - herhalingen
- zinsdelen
- woorden
- lettergrepen/syllaben
- klanken
- -> duurtijd 3 herhalingen of meer komt opvallend meer voor in stotteren
- -> snelheid, spanning en onregelmatigheid in ritme : indicator voor stotteren
- -> meestal initiaal, begin van linguïstische eenheid, geaccentueerde lettergreep
- -> onwillekeurig, bewegen van bepaalde spreekspieren kan niet gecontroleerd worden
niet-reactief gedrag - verlengingen
verhoogd risico op stotteren :
- komt voor in verschillende spreeksituaties
- begint lang te duren of wordt gespannen
- toonhoogte stijgt of stem valt weg door musculaire spanning opdrijven
- herhalingen worden vervangen door verlengingen
- -> spanning, duurtijd en plaats variëren
reactief gedrag - blokkeringen
= afsluiting met voortdurende luchtdruk in combinatie met voortdurende spierspanning
reactie op : paniek, frustratie, inspanning, terugtrekken of opnieuw beginnen
broken words = blokkade midden in een klinker
hoe meer gespannen en krachtiger, hoe ernstiger
reactief gedrag - variabiliteit van reactief aangeleerd gedrag
ontstaan :
- niet-reactief –> reactie met neg cogn en emo –> gedrag om neg ervaringen te ontlopen –> treedt habitueel op –> reactief
SORKC-schema :
- S = alle voorafgaande gebeurtenissen/stimuli
- O = kenmerken van het individu
- R = gedrag
- K = contingentie
- C = consequentie
ontstaat door klassieke en operante leerprincipes + modeling
reactief gedrag = geïntegreerd gedrag dat vrij stereotiep is, ofwel bewust ofwel toevallig geleerd met sterk bekrachtigende waarde
2 groepen gedragingen
- reactie op niet-reactief gedrag (klassiek)
- respons op negatieve emoties en cognities (operant)
4 categorieën binnen gedragingen
- vermijden
- uitstellen
- startgedrag
- vecht- en ontsnappingsgedrag
reactief gedrag - soorten
vecht- en ontsnappingsgedrag = inspanning leveren om uit de stotter te komen
starters = gedrag dat PS dwingt om de fonatie op een bepaald moment in te zetten, zoniet : uitstellen
uitstelgedrag = wachten tot de angst voldoende gereduceerd is
vermijdingsgedrag = vermijden van woorden, klanken…
reactief gedrag - hiërarchie
eerst gedragingen die het laatst ontstonden –> minst opvallende/zichtbare eerst
2 belangrijke verschijnselen :
- cyclisch verloop
- ontwikkelingsvormen
cognities, emoties en attitudes
gedachten en gevoelens resulteren in een bepaalde attitude t.o.v. het stotteren
–> gedachten evolueren naar overtuigingen
bewustzijn van stotteren stijgt met de leeftijd
stotteren is een complexe, multidimensionale stoornis
6 dimensies :
- overt speech characteristics
- physical concomitants
- physiological activity
- affective features
- cognitive processes
- social dynamics