VGT interne geneeskunde Flashcards

1
Q

Een 34-jarige vrouw heeft collapsneiging. Bij lichamelijk onderzoek heeft zij een bloeddruk van 96/64 mmHg liggend en 74/52 mmHg staand. Haar handlijnen zijn opvallend donker gekleurd. Dit klinisch beeld past het beste bij:

A

Addison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een 68-jarige vrouw wordt op de SEH onderzocht wegens hoge koorts en koude rillingen. Zij maakt een zieke indruk. De arts stelt een urosepsis vast. Met welke aanvullende bloedbepaling is de ernst van de sepsis het beste in te schatten?

A

Lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij de afname van bloed voor laboratoriumonderzoek zijn diverse afnamebuizen beschikbaar. Voor het standaard serologisch onderzoek is een bepaald type buis het meest aangewezen. Welk type buis betreft dit?

A

Zonder toevoeging (droge buis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De huisarts ziet een 40-jarige man die sinds enkele uren een zeer pijnlijke grote teen heeft. Zijn voorgeschiedenis vermeldt hypertensie en nierstenen. Zijn BMI is 31 kg/m2. Bij het lichamelijk onderzoek blijkt zijn temperatuur 38,2 graden Celsius. Het metatarsofalangeale gewricht van de eerste straal links is vuurrood, gezwollen, warm en drukpijnlijk. Op de oorschelpen zijn kleine onderhuidse knobbeltjes te zien. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Jicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welke vorm van leukemie wordt vaak het Philadelphia-chromosoom gevonden?

A

CML

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het syndroom van Wolgg-Parkinson is een ritmestoornis die berust op:

A

Atrioventriculaire re-entry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zie je bij een eerstegraads AV-blok?

A

Alleen verlenging van het PR-interval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zie je bij een tweedegraads AV-blok?

A

Niet elke P-top heeft een QRS complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zie je bij een derdegraads AV-blok?

A

Geen relatie tussen P-toppen en QRS-complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarbij past zaagtandpatroon?

A

Atriumflutter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarop is mediamenteuze behandeling van atriumfibrilleren gericht?

A

Verlagen HF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Belangrijkste complicaties atriumfibrilleren?

A

CVA en hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar duidt S3 op?

A

Fysiologisch bij jongeren en zwangeren. Hartfalen bij ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar wijst S4 op?

A

Rigiditeit van de ventrikels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aortaklep best hoorbaar?

A

2e ICR rechts parasternaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pulmonalisklep hoorbaar?

A

2e ICR links parasternaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tricuspidalisklep hoorbaar?

A

5e ICR links parasternaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mitralisklep hoorbaar?

A

5e ICR links midclaviculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Souffle bij klep die dicht moet zijn is?

A

Stenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Souffle bij klep die open moet zijn is?

A

Insufficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een reumatische koorts met kleplijden?

A

Streptokokken infectie kan leiden tot ontsteking en daarmee fibrose van aorta of mitralisklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Concentrische myocardhypertrofie is gevolg van?

A

Verhoogde afterload door bijv aortaklepstenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Excentrische myocardhypertrofie is gevolg van?

A

Verhoogde preload bij sporthart of zwangere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Symptomen linkszijdig hartfalen

A

Verlaagde inspanningstolerantie
Erectiestoornissen
Duizeligheid
Pulmonaal oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Symptomen rechtszijdig hartfalen
Pitting oedeem
26
Waar is een onderwandinfarct meestal het gevolg van?
Blokkade a. coronaira dextra. ST-elevatie in lead II, III en avF
27
Wat zie je bij voorwandinfarct op ECG? En welke ook bij anterolateraal?
Elevaties in lead V1-V4. Ook V5-6
28
Hoe loopt lead I, lead II en lead III. Hoe avF/avL/avR
I: links naar rechts hart II: onder hart naar rechts hart III: onder hart naar links hart avF: Foot avL: links van hart avR: rechts van hart
29
Afkapwaarden orthostatische hypotensie?
20 mmHg systolisch en 10 mmHg diastolisch
30
Wat gebeurt er met de Tiffenau-index bij COPD en astma?
Verlaagd want FEV1 neemt meer af dan FVC. Bij astma normaliseert Tiffenau na bronchusverwijding bij COPD niet.
31
Wat is de trias van Virchow?
Trias voor risico op longembolie bij roken: vertraagde bloedflow verminderde endotheelfunctie verhoogde coagulabiliteit
32
Wat voor zuur base verstoring bij longembolie?
Eerst respiratoire alkalose zonder metabole compensatie door te hyperventileren. Later respiratoire acidose met metabol compensatie.
33
Wat doet Wells score?
Priorkans op longembolie
34
Waar is de V/Q ratio het hoogst? In longtoppen of in longbases?
Longtoppen
35
Waar pleit een lage FNE voor en waar een normaal of hoge?
Lage: pre-renale oorzaak Hoge: renale of postrenale oorzaak
36
Waar zorgen NSAIDs voor in de nieren?
Door minder prostaglandines minder dilatatie van afferente arteriole dus door NSAID minder artrieel aanbod en dus lagere GFR
37
Kenmerken nefrotisch syndroom
Proteïnurie Hypoalbuminemie Perifeer oedeem Hyperlipidemie
38
Kenmerken nefritisch syndroom?
Hypertensie Hematurie Oligurie
39
Oorzak nefrotisch syndroom?
Maligniteiten Infecties Hepatitis B onbekend
40
Oorzakenn nefritisch syndroom?
Ziekte van Berger (IgA nefropathie) Glomerulonefritis
41
Wat is diabetes incipidus en SIADH?
DI: te wienig ADH SIADH: te veel ADH
42
Kenmerken DI"
Poliurie en hypernatriëmie
43
Kenmerken SIADH?
Oligurie en hyponatriëmie
44
Is bij nefrogene DI de plasmaconcentratie ADH verhoogd of verlaagd?
Bij nefrogeen verhoogd en bij centrale DI verlaagd
45
Behandeling enuresis nocturna?
Demopressine
46
Bij welke glucose spiegel spreek je van diabetes?
7,0 mmol of hoger, of onwillekeurig van 11,0 mmol of hoger
47
Wat is Graves
Auto-immuun hyperthyreoidie, verhoging T4 en T3, verlaging TSH en TRH.
48
Wat is Hashimoto?
Auto-immuun hypothyreoidie, lage T4 spiegels, hoge TSH spiegels. Anti-TPO- antilichamen.
49
Wat kan een hyperparathyreoïdie geven?
Hypercalciëmie kan leiden tot disfunctie van myocard.
50
Wat kan een hypoparathyreoidie geven
Hypoclaciëmie en hyperfosfatemie
51
Wat is Cushing?
Overmaat cortisol
52
Wat is Conn?
Overmaat aldosteron
53
Wat is een feochromocytoom?
Tumor in bijniermerg met aanvallen van sympatische activatie
54
Waardoor microcytaire anemie?
Ijzerdeficiëntie
55
Waar ontwikkelt zich een lymfoom, lymfatische leukemie en myeloide leukemie?
Lymfoom: lymfeklier Lymfatische leukemie: beenmerg uit lymfoblasten Myeloide leukemie: beenmerg uit myeloblasten
56
Welk lymfoom geassoccieerd met EBV?
Burkitt-lymfoom
57
Waarvoor zijn Reed-Steenbergcellen kenmerken?
Hodgkinlymfoom
58
Welke cellen zijn aangedaan bij multipel myeloom (kahler)
Plasmacellen
59
verschil Crohn en colitis ulcerosa diagnosticeren?
Bij Crohn is granulomateuze inflammatie. Bij CU niet dus darmbiopten nemen.
60
Specifieke histologische triade van coeliakie
Vlokatrofie Cryptelongatie Toegenomen T-lymfocyten
61
Welke huidafwijking is typisch bij coeliakie?
Dermatitis herpetiformis