Verleden tijd Flashcards
1
Q
Ik las
A
Nilisoma
2
Q
Jij las
A
Ulisoma
3
Q
Hij/zij las
A
Alisoma
4
Q
Wij lazen
A
Tulisoma
5
Q
Jullie lazen
A
Mlisoma
6
Q
Zij lazen
A
Walisoma
7
Q
Ik at
A
Nilikula
8
Q
Zij kwamen
A
Walikuja
9
Q
Wij dronken
A
Tulikunywa
10
Q
Jullie aten
A
Mlikula
11
Q
Waren (zijn)
A
kuwa
12
Q
Hadden (hebben)
A
kuwa na
13
Q
Waren (locatie) (zijn)
A
kuwapo
14
Q
Zij waren leraren
A
Walikuwa walimu
15
Q
Hij had problemen
A
Alikuwa na shida