Msamitati soma la kwana Flashcards
1
Q
Dank u/je wel
A
Ahsante
2
Q
Ochtend
A
Asubuhi
3
Q
Meneer, vader
A
Baba (-)
4
Q
Okee, genoeg
A
Basi
5
Q
Mevrouw
A
Bi (bibi) (ma-)/(-)
6
Q
Mevrouw, oma
A
Bibi
7
Q
Oudere vrouw
A
Bibi kizee
8
Q
Heer, meneer
A
Bwana (ma-)/(-)
9
Q
Welke, wat voor?
A
Gani?
10
Q
Nieuws
A
Habari (-)
11
Q
Conditie, toestand
A
Hali (-)
12
Q
Nee
A
Hapana
13
Q
Okee, best
A
Haya
14
Q
Zeg? (alg. vraagwoord)
A
Je?
15
Q
Naam
A
Jina (ma-)
16
Q
Namiddag
A
Jioni
17
Q
Gaan zitten, wonen
A
-kaa
18
Q
Werk
A
Kazi (-)
19
Q
Op je billen
A
Kitako
20
Q
Overdag
A
Kutwa
21
Q
Zijn/haar
A
Lake (-ake)
22
Q
Jouw
A
Lako (-ako)