Verbindingen 6 Flashcards
1
Q
Dol zijn op
A
Ik houd van iets
2
Q
Korting krijgen op
A
To get a discount
3
Q
Overnemen van
A
To take over
4
Q
Uit elkaar vallen
A
To fall apart
5
Q
Zich houden aan
A
To adhere to/ to stick to
6
Q
Bezuinigen op
A
Budget cuts on
7
Q
Geld uitgeven aan
A
To spend money on
8
Q
In de problemen raken
A
Trovarsi nei guai
9
Q
Aandacht geven aan
A
To give attention to
10
Q
Logeren bij
A
To stay overnight
11
Q
Slagen voor
A
To pass an exam
12
Q
Gaan om
A
To be about
13
Q
Kijk hebben op
A
To have an opinion on
14
Q
Voorbij zijn
A
To be over/past
15
Q
Zich aansluiten bij
A
To join