Unidad 6 Flashcards
afeitarse
zich scheren
como mínimo
ten miste
¿cuánto tiempo?
hoelang?
cuidar
verzorgen
cuidarse
zich verzorgen
el escaparate
de etalage
el espejo
de spiegel
la hora
het uur
la imagen
het beeld / het uiterlijk
maquillarse
zich opmaken
menos de
minder dan
el minuto
de minuut
mirarse
zich bekijken
necesitar
nodig hebben
la ocasión
de gelegenheid
odiar
haten
la peluquería
de kapsalon
ponerse perfume
parfum opdoen
solo
alleen / slechts
todos las días
iedere dag / dagelijks
varios / varias
verschillende
a veces
soms
vestirse
zich aankleden
una vezz al mes
eens per maand
el aspecto
uiterlijk
el desastre
de ramp
la mayoría de
de meerderheid van
presumido / presimuda
ijdel
el resultado
het resultaat
la abeja
de bij
abril
april
el comilón / la comilona
de vreetzak
la comunidad
de gemeenschap
correr
rennen
diferente
verschillend
el dormilón / la dormilona
de slaapkop
dormir
slapen
durante
tijdens
estructurado / estructurada
gestructureerd
fuerte
sterk
la hormiga
de mier
el kilómetro
de kilometer
lavarse
zich wassen
levantar
optillen
limpio / limpia
schoon
octubre
oktober
el peso
het gewicht
poder
kunnen
propio / propia
eigen
rápido / rapida
snel
realizar
tot stand brengen
la velocidad
de snelheid