Trauma (HOC10) Flashcards

1
Q

PTSD - kinderen ouder dan 6 jaar en adolescenten

A

A. Blootstelling aan feitelijke/dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel gebied op minstens één van volgende manieren:
* Zelf ondergaan psychotraumatische gebeurtenis
* Getuige geweest van gebeurtenis
* Psychotraumatische gebeurtenis naast familielid of beste vriend overkomen. Gebeurtenis bij feitelijke/dreigende dood is gewelddadig of ongeval
* Herhaaldelijke of extreme blootstelling aan details van psychotraumatische gebeurtenis

B. Minstens één van volgende intrusieve symptomen (na gebeurtenis plaatsgevonden):
* Recidiverende herinneringen aan trauma
* Recidiverende dromen waarin inhoud samenhangt met trauma
* Dissociatieve reacties
* Psychisch lijdensdruk bij blootstelling interne/externe prikkels die aspect trauma symboliseren
* Fysiologische reactie op interne/externe prikkels die aspect trauma symboliseren

C. Vermijding van prikkels die geassocieerd zijn met trauma, minstens één van volgende kenmerken:
* (Poging tot) vermijding van herinneringen, gedachten/gevoelens samenhangend met trauma
* (Poging tot) vermijding externe aspecten die aan trauma herinneren

D. Negatieve veranderingen in cognities en stemming gerelateerd aan trauma (begonnen of verergd sinds trauma, minstens 2):
* Onvermogen belangrijk aspect trauma te herinneren
* Persisterende negatieve overtuigingen of verwachtingen over zichzelf, anderen of de wereld
* Persisterende cognities over de oorzaak of gevolgen vh trauma, leidt ertoe dat betrokkene zichzelf of anderen de schuld geeft
* Persisterende negatieve gemoedstoestand
* Verminderde belangstelling belangrijke activiteiten
* Gevoelens van onthechting
* Persisterend onvermogen positieve emoties te ervaren

E. Veranderingen in arousal en activiteiten gerelateerd aan trauma (begonnen of verergd sinds trauma, minstens 2):
* Prikkelbaar gedrag
* Hypervigilantie
* Overdreven schrikreactie
* Concentratieproblemen
* Roekeloos gedrag
* Verstoring van de slaap

F. Duur langer dan één maand (B, C, D, E criteria)
G. Significant lijden of beperking
H. Niet toegeschreven aan fysiologische effecten ve middel of somatische aandoening

Specificaties:
* Met dissociatieve symptomen: depersonalisatie of derealisatie
* Met uitgestelde expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PTSD - kinderen jonger dan 6 jaar

A

A. Blootgesteld aan of bedraigd door dood, ernstige verwonding of seksueel geweld (minstens 1):
* Direct meegemaakte traumatische gebeurtenis
* Getuige in persoon (vooral als trauma van verzorgers)
* Horen dat verzorger trauma heeft meegemaakt

B. Minstens één aanwezig:
* Terugkerende herinnering aan trauma
* Terugkerende dromen, inhoud gerelateerd aan trauma
* Dissociatieve reacties
* Ongemak bij blootstelling aan interne/externe signalen die symbool staan voor trauma

C. Minstens één aanwezig:
* Vermijding van stimuli
* Negatieve verandering in cognities
* Veranderingen in arousal en reactiviteit
* Langer dan één maand aanwezig
* Klinisch significante problemen in het aangaan van relaties of op vlak van schools functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Acute stresstoornis

A

Dezelfde kenmerken als PTSS, in de loop van drie dagen tot één maand na een trauam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aanpassingsstoornis

A

Drie maanden na stressor verandering en symptomen, die niet voldoen aan PTSS in zijn hele spectrum
* Ontwikkeling van emotionele of gedragsmatige symptomen als reactie op stressor (drie maanden na begin stressor)
* Symptomen of gedragingen zijn klinisch significant
* Stressgerelateerde stoornis voldoet niet aan criteria voor andere psychische stoornissen
* Symptomen zijn geen uiting van normale rouw
* Wanneer stressor of gevolgen verdwenen zijn, hierna symptomen niet langer dan zes maanden aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Developmental trauma disorder

A

1 PTSS symptoom in twee van de drie clusters + disregulaties op vlak van:
* Affect en fysiologie
* Aandacht en gedrag
* Zelf en relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly