Suïcide (HOC3) Flashcards

1
Q

Suïcidaal proces bij jongeren

A
  • Tijdsduur proces: gemiddelde 29 maanden
  • 2 types:
    1. Kort zonder voorgaande pogingen (16m)
    2. Lang met voorgaande pogingen (48m)
  • Kort en snel evoluerend suïcidaal proces bij aanpassingsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Integratief model

A
  1. Ontwikkelingspsychologisch (doodsconcept):
    * Drie aspecten in doodsconcept: onomkeerbaarheid, universeel, neo-functionaliteit
    * Vóór 10 jaar weinig zinvol om van doodsintentie te spreken
  2. Neurobiologisch (hersenontwikkeling):
    * Hersenen in ontwikkeling tot 20 à 25j
    * Verschillende gebieden met verschillende snelheid
    * Prefrontale cortex laat volgroeid: impulscontrole, maken van toekomstperspectieven, probleemoplossingsvermogen
  3. Media:
    * Jongeren meer gevoelig aan copy gedrag
    * Kan beschermend (als hoopvol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicotaxatie

Accutheid inschatten

A
  1. Suïcidaal verlangen:
    * Niks om voor te leven
    * Wens om te sterven, zelfmoordpoging doen
    * Dragen bij: wanhoop, psychische pijn, hulpeloosheid, zichzelf zien als een last
  2. Suïcidale bekwaamheid:
    * Zonder vrees gevoel: competent voelen om poging te ondernemen
    * Beschikbaarheid middelen en gelegenheid
    * Hoe specifiek is plan/voorbereiding?
    * Dragen bij: vorige pogingen, voorbeeld in omgeving, onder invloed zijn, woede, verminderde slaap, agitatie
  3. Suïcidale intentie:
    * Beschikbaar plan/voorbereiding
    * Expressie intentie om dood te gaan
    * Wanneer intentie hoog => veel van beschermende ambivalentie valt weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Signalen herkennen

A
  1. Dringende signalen:
    * Dreigen om zichzelf te verminken of doden
    * Methode of toegang zoeken tot middelen
    * Praten of schrijven over dood, sterven of zelfmoord
  2. Waarschuwingen:
    * Hopeloosheid
    * Woede, boosheid
    * Roekeloos gedrag
    * Gevoel vast te zitten
    * Toenemend alcohol- en drugsmisbruik
    * Zich terugtrekken
    * Angst, agitatie of slaapproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Preventie

A
  • 5 typen schoolgebaseerde suïcidepreventieprogramma’s:
    1. (Psycho-)educatieve of sensibiliseringsprogramma’s
    2. Gatekeepertraining
    3. Peer- helping of peer-leadership programma’s
    4. Vaardigheidstraining
    5. Screening- of assessmentprogramma’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Preventie

(Psycho-)educatieve of sensibiliseringsprogramma’s

A
  • Algemeen of specifiek
  • Doelstellingen:
    1. Verhogen bewustzijn
    2. Toename identificatie jongeren met verhoogd risico
    3. Informeren of begeleidings- en behandelmogelijkheden
    4. Verminderen stigma rond zoeken hulp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Preventie

Gatekeeptraining

A
  • Gatekeeper = vangt jongeren op
  • Wordt opgeleid om veranderingen in gedrag te detecteren
  • Focus op veranderen attitudes
  • Geen effecten op verminderen suïcidaal gedrag
  • Uitgebreide trainingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Preventie

Peer-helping of peer-leadership programma’s

A
  • Jongeren vaardigheden leren om peers te kunnen bijstaan
  • Vaak in combo met volwassene die ze vertrouwen
  • Luister- en communicatievaardigheden
  • Motiveren hulpzoekend gedrag
  • Zware verantwoordelijkheid
  • Positieve uitkomsten
  • Hoger competentiegevoel, positievere copingsvaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Preventie

Vaardigheidstraining

A
  • Reduceren risicofactoren en versterken beschermende factoren
  • Focus op algemene, onderliggende factoren: coping, sociale vaardigheden/ondersteuning, veerkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Preventie

Screening- of assessmentprogramma’s

A
  • Identificeren risicojongeren
  • Terugkeren: suïcidale ideatie, symptomen depressieve stoornis, alcohol- en/of middelenmisbruik, voorgeschiedenis pogingen
  • Meerdelige procedure: korte vragenlijst, specifiekere screening, gesprek deskundige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling

A

.1. Therapie
.2. Online tools
.3. Kernelementen:
* Motivatie verhogen alternatief gedrag
* Verbeteren gezonde emotieregulatie
* Ontwikkelen gezond zelfconcept
* Monitoring comorbide gedragingen
* Inzetten sociale steun

.4. Unified protocol
.5. Familie therapie
.6. Neurobiologische interventie
.7. Psychotherapeutische interventies bij suïcide
.8. Multidisciplinaire richtlijn detectie en behandeling suïcidaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling

Familie therapie

A
  • Ondersteunen systeem in crisis
  • Vergroten steun en psycho-educatie
  • Werkrelatie opbouwen
  • Focus op zorgen
  • Focus op inzet
  • Narratieve benadering
  • Niet spreken: taal vh lichaam
  • Machteloosheid
  • Empowerment: inzetten op krachten
  • Expertise van ouder
  • Coping van gezin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling

Neurobiologische interventie

A
  • Sterke link suïcidaliteit en psychiatrische stoornissen
    1. Antidepressiva:
  • Psycho-educatie
  • Bij opstart kan suïcidaliteit toenemen
  • Korte periode, kleine hoeveelheden, niet-toxische
    2. Anxiolytica: geen evidentie
    3. Antipsychotica: psychotische jongeren overwegen
    4. Lithium: stemmingsstoornis overwegen, bij stop lithium sterk verhoogd risico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behandeling

Psychotherapeutische interventies bij suïcide

A
  1. Volwassenen:
    * CBT
    * Dialectische GT
    * Oplossingsgerichte therapie
    * MBCT
  2. Jongeren:
    * Gebrek aan wetenschappelijke bewijskracht
    * Dialectische GT
    * Mentalisation therapy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling

Opname

A
  • Middel om crisis te overbruggen en iemand tijdelijk beschermen
  • Geen garantie tot niet plegen van suïcide
  • Kan stigmatiserend zijn
  • Kan afhankelijkheid creëren
  • Afwegen: co-morbiditeit met ernstige problematiek, persoonskenmerken (impulsief), omgeving (beschikbaarheid en draagkracht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly