Transfusie Flashcards

1
Q

definitie transfusie

A

Transfusie is het toedienen van bloedcomponenten en/of bloedderivaten van een menselijke donor aan een menselijke acceptor. Het is een transplantatie omdat er levende cellen, lichaamsvreemd donorweefsel, overgaan van donor naar acceptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het verschil tussen bloedcomponenten en bloedproducten?

A

bloedcomponenten: erytrocytenconcentraten, bloedplaatjesconcentraten en vers ingevroren plasma.
bloedprodcuten zijn afgeleide producten van menselijk bloed of plasma, die als geneesmiddelen worden gebruikt vb. albumine 20%, stollingsfactoren, immunoglobulines,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het FAGG

A

Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat moet je doen bij het FAGG

A

Bloedinstelingen en ziekenhuizen moeten ersntige voorvallen en transfusiereacties melden bij het FAGG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het FOD

A

FOD begeleid ziekenhuizen met hemovigilantie = kwaliteitssysteem voor gehele transfusieketen. Groeide uit tot BeQuinT (Belgian Quality in Transfusion)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geef de verschillende soorten transufie (2)

A

allogene transfusie en autologe transfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geef de verschillende autologie transfusies

A

Pre operatieve bloeddonatie
pt. doneert zelf bloed voor de operatie. Wordt gedaan om contact met allogeen bloed te vermijden.

hemodilutie
= verdunnen. Bloed wordt verdunt met kristalloïde of colloïdale vloeistoffen. Doel is om pre-operatief bloedverlies te verminderen.

transfusie van wondbloed door middel van cell-saver
Bloed wordt geaspireerd uit het operatiegebied en in de cell-saver opgevangen en gewassen. Wordt dan teruggegeven aan de pt. .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geef het verschil tussen antigenen en antistoffen

A

antigenen: bevinden zich op het celmembraam van erythrocyten → antigeen A en antigeen B.
antistoffen: bevinden zich in het plasma → anti A of agglutinine A en anti B of agglutinine beta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geef de wetten van dr. K. Landsteiner

A
  • nooit bij elkaar passende antigenen en antistoffen bij 1 zelfde persoon
  • bij 1 zelfde persoon altijd niet bij elkaar passende antigenen en antistoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de rhesusfactor

A

Rhesusfactor is het antigen dat voorkomt op het celmembraan van de erythrocyt. er is dus alleen een antigen en geen antistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef de verschillende antistoffen (2)

A

riguliere antistoffen & irriguliere antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn riguliere antistoffen

A

van nature voorkomende antistoffen. Anti-A bij mensen met bloedgroep B en Anti-B bij mensen met bloedgroep A of aanwezigheid van beide bij bloedgroep AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn irriguliere antistoffen

A

worden niet van nature gemaakt. enkel wanneer Rh-negatief bloed in contact is gekomen met Rh-positief bloed vb. via zwangerschap of polytransfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is er verplicht bij kwalificatie van bloeddonatie

A

serologische testen: bloeddonoren worden getest op mogelijke infecties vb. syphilis, hepatitis B en HIV

bloedgroepbepaling van het donorbloed

opsporing van irriguliere antistoffen ( enkel bij 1ste bloeddonatie en na zwangerschap of transfusie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly