Topic 5: Cognitieve ontwikkeling (2) - Executieve functies en geheugen Flashcards

1
Q

Executieve functies

A

Overkoepelende term voor cognitieve vaardigheden die doelgericht gedrag sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mentale flexibiliteit

A

Vermogen om te schakelen (switchen) tussen taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inhibitie

A

Vermogen om acties te stoppen of te onderdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Planning

A

Vermogen om acties te plannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werkgeheugen/updaten

A

Mogelijkheid om informatie “online” te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkgeheugen

A

Eenvoudigere werkgeheugentaken eerder beheerst dan complexere taken (relatie tussen complexiteit & leeftijd)
–> Langzame ontwikkeling en kinderen met een beter werkgeheugen zijn beter in taalbegrip, wiskundige vaardigheden, probleemoplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geheugenspanne

A

Informatie tot 30 seconden behouden in het geheugen zonder te repeteren
–> Langer behoud met repetitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de leeftijdseffecten voor werkgeheugen en kortetermijngeheugen?

A

Voor werkgeheugen zijn de leeftijdseffecten groot en voor kortetermijngeheugen veel kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Procedureel geheugen

A

Vaak motorisch geheugen
- Impliciet geheugen

Ontwikkelt zich eerder in de kindertijd dan expliciet geheugen en verandert weinig gedurende levensloop
–> Op oude leeftijd wordt het wel beïnvloed door biologische achteruitgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Semantisch geheugen

A

Groei tijdens de kindertijd als een functie van blootstelling aan informatie
–> Blijft behouden met ouder worden – zelfs groei op sommige gebieden (woordenschat, historische feiten)

MAAR oudere volwassen vertonen problemen wanneer semantische informatie snel moet worden opgehaald + volgens willekeurige regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Permastore

A

Kennis en vaardigheden die lang geleden zijn geleerd, blijven lang bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Episodisch geheugen in de kindertijd

A

Ontwikkeling begint met rijping van de hippocampus
Voor schoolgaande leeftijd: onthouden steeds meer autobiografische kenmerken, herinneringen
–> Verbetert nog naarmate ze naar de midden- en late kinderjaren gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke drie coderingsstrategieën zijn er?

A
  1. Herhaling (rehearsal): gunstig voor het kortetermijngeheugen
  2. Organization: gunstig voor het langetermijngeheugen, waaronder imagery voor verbale informatie
  3. Elaboratie (bewerking) van de te onthouden informatie, het persoonlijk relevant maken: gunstig voor het langetermijngeheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Episodisch geheugen in de adolescentie

A

Nieuwe strategieën tijdens de adolescentie: goede beheersing van elaboratie als geheugenstrategie
–> Bewuster en selectiever gebruik van strategieën dan jongere kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Episodisch geheugen in de volwassen jaren

A

Relatief stabiel tijdens midden volwassenheid
Afname op oudere leeftijd
–> Hoeveelheid afname hangt af van de aard van de taak en de testmethode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Associative deficit hypothese

A

Het herkennen van bekende gezichten en namen wordt niet beïnvloed door de leeftijd
–> Echter alleen bij intentional encoding instruction

17
Q

4 hypothesen waarom leren en het geheugen verbeteren en verslechteren:

A
  1. Veranderingen in basiscapaciteiten (hardware)
  2. Veranderingen in geheugenstrategieën (software)
  3. Kennis van het geheugen (meta-cognitie)
  4. Kennis van de wereld (te leren informatie bekender)
18
Q

Zijn er factoren die kunnen beschermen tegen de achteruitgang (voorkomen of vertragen)?

A

Ja, adaptieve levensstijl, aanpasbare psychosoiale en gedragsfactoren en interventies kunnen het risico op achteruitgang en ziekte verminderen

19
Q

Strategy-based interventies

A

Geheugen vaardigheden: rehearsal, organization, visual imagery
Mnemonische technieken: methode van Loci, peg-word mnemonic

20
Q

Processpecifieke interventies

A

Training van specifieke informatieverwerkingssystemen zonder expliciete instructies voor de strategie