Topic 4: Cognitieve ontwikkeling (1) - Piaget Flashcards
Hoe ontwikkelt cognitie volgens Piaget?
- Universeel vaste volgorde van fasen –> discontinue ontwikkeling
- Elke fase kwalitatief anders
- Kind draagt actief bij aan eigen kennisvorming (little scientist)
Schema
Bouwstenen van kennis (stukje kennis)
Assimilatie
Bestaand schema wordt gebruikt in nieuwe situaties
Accommodatie
Wanneer het bestaande schema niet werkt, moet het worden gewijzigd om met een nieuwe situatie om te kunnen gaan
Equilibrium
Evenwicht tussen assimilatie en accommodatie
Sensomotorische fase (0-2 jaar)
- Leren over de wereld via zintuigen en motoriek
- Kan zich de mentale toestanden van anderen niet voorstellen
- Circulaire reacties: ontwikkelen door repetitieve gedragspatronen
Objectpermanentie
Begrijpen dat iets nog steeds bestaat als het uit het zicht is
–> Rond 9 maanden eerste tekenen en rond 1 jaar beter
A-niet-B error
Onvolledige objectpermanentie
–> Maar ook geheugen, inhibitie, planning en positieve bekrachtiging kunnen een rol spelen
Informatieverwerkingsbenadering
Een perspectief op begrip dat het denken verdeelt is in specifieke en processen, net als een computer
Wat was de conclusie op kritiek op Piagets sensomotorische fase?
Baby’s in de sensomotorische fase begrijpen meer dan Piaget dacht, want onderzoek laat zien dat ze al basisinzicht hebben in de natuurwetten, emoties en intenties van anderen en al (veel) eerder beginnen met imiteren
Pre-operationele fase (2-7 jaar)
- Het kind leert symbolen en taal te gebruiken
- Het kind leert intuïtief te redeneren (magisch denken)
- Het kind gebruikt niet dezelfde logica als volwassenen over de wereld (gebrek aan conservatie)
- Het kind bekijkt de wereld vanuit een egocentrisch perspectief
Animisme
Dingen zijn bewust en levend
Artificialisme
Alles is opzettelijk en georganiseerd voor het welzijn van de mens
Finalisme
Alles heeft een verklaring
Transductief redeneren
Het combineren van ongerelateerde stukjes informatie/feiten leidt tot het trekken van foutieve oorzaak-gevolgconclusies, simpelweg omdat twee gebeurtenissen dicht bij elkaar in tijd of ruimte plaatsvinden
Magisch denken
Gevolg van animisme: bang zijn in het donker en monsters in je kamer zien
–> Fase waarin kinderen nachtmerries hebben en gevoelig zijn voor fantasieën
Waarom begrijpen kinderen in de pre-operationele fase conservatie niet?
- Centreren: aandacht gaat naar visueel meest opvallende aspecten
- Onomkeerbaarheid: niet in staat om verandering mentaal om te keren
- Statische gedachte: het denken is gefixeerd op eindtoestanden in plaats van de veranderingen die de ene toestand in de andere transformeren
- Geen begrip van identiteitsconsistentie: mensen blijven hun essentiële zelf ondanks veranderingen in uiterlijk
Egocentrisch perspectief
Het onvermogen om te begrijpen dat andere mensen verschillende standpunten hebben
Concreet-operationele fase (7-12 jaar)
- Realistisch begrip van de wereld
- Logisch redeneren, maar alleen in concrete situaties (nog niet abstract) –> behoud van conservatie
Classificatie
Begrip van klasse-inclusie: inclusie begrijpen dat subklassen (honden) opgenomen zijn in de omvattende klasse (dieren)
Transiviteit
Vermogen om relaties logisch te combineren om tot bepaalde conclusies te komen
- Redeneren over de relaties tussen elementen in een reeks
Inductief redeneren
Logica lijkt meer op die van volwassenen
Formeel-operationele fase (vanaf 12 jaar)
Nadenken over abstracte concepten en logisch redeneren toepassen op hypothetische problemen