TOETS IK BOTS MET MEZELF Flashcards

1
Q

Wat is een conflict?

A

wanneer spanning ontstaan tussen tegengestelde wensen bij een individu , binnen een groep of tussen groepen.

Dale beschrijft dit als de strijd, het verschil van mening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is conflictmaterie

A

De reden van het conflict , welke gebeurtenis gevoel of situatie heeft geleid tot het conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is conflictgedrag

A

Dat is het gedrag dat tot uiting komt bij een conflict: niet persee geweld , ook gewoon negeren of dichtklappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

conflictproces

A

Specifieke context of geschiedenis van het conflict. Deze is altijd uniek en belangrijk in het analyseren van een conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verloopt die conflict proces meestal? (de aanleiding zegmaar)

A

meningsverschil - spanningen - conflict omdat wensen/ideeen/doelen niet overeenstemmen - escalatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mogelijke Intrapersoonlijke conflicten

A
  1. Rolconflicten
  2. Cognitieve dissonantie
  3. Keuze of beslissingsconflicten
  4. Psychische stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rol conflicten

A

er zijn verschillende posities met bijhorende gedragingen en verwachtingen = ROLLEN

-> interne rol conflict
(=conflict tussen de rollen die tot 1 positie behoren)
-> externe rol conflict
(=conflict tussen de rollen die tot 2 of meerdere posities behoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cognitieve Dissonantie

A

Cognitieve dissonantie= is de spanning die ontstaat wanneer je
gedrag niet overeenstemt met je attitude , overtuiging, mening
of kennis.
3 componenten: cognitief
conatieve
affectief

De agitatie die ontstaat wil je reducerendankzij
5 cognitieve dissonantie reductietechnieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 3 componenten van je attitude (=hoe je staat tegenover een situatie) ?

A
  1. Cognitief
  2. Conatieve (=wilskracht)
  3. Affectief

=> KUNNEN BOTSEN TEGEN ELKAAR waardoor spanning ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 reductietechnieken tegen cognitieve dissonantie

A
  1. Attitude veranderen
  2. Perceptie van gedrag veranderen
  3. Gedachten toevoegen
    4.. Minimaliseren belang
  4. Keuze vrijheid minimaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Keuze en beslissingsconflicten

A

kiezen is moeilijk
-> Miller : 4 soorten motivationele conflicten
1. Toenaderings- Toenaderingsconflict
=2 zaken graag wilt maar ze niet allebei kan hebben tegelijk
redelijk makkelijk op te lossen door eentje te laten vallen

  1. Toenaderings-vermijdingsconflict

Wanneer je doel zowel positieve als negatieve gevolgen heeeft.
Al iets moeilijker op te lossen, je komt terecht in een vicieuze cirkel omdat je de niging hebt om neg gevolgen te vermijden en die is moeilijk als je beslist toch het doel na te streven

  1. Vermijdings - vermijdingsconflict

keuze uit twee onaangename alternatieven.
Moelijk op te lossen want ookal vind je het niet leuk je word gedwongen een keuze te maken

  1. Dubbal toenaderings-vemijdingsconflict

Je hebt 2 aantrekkelijke mogelijkheden maar als je voor de ene kiest krijg je de andere niet wat voor een negatieve connotatie zorgt.

Het gevaar is dat als je kiest dat je de andere niet uit je hoofd krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is PSYCHOPATHOLOGIE

A

tak binnen psychiatrie en psychologie die zich bezig houd met psychische ziektes (=innerlijk gedrag), gedrag dat wijst op psychische ziektes (=uiterlijk gedrag) en ervaringen die aanleiding kunnen geven tot psychische ziektes

Het is een combinatie van persoonlijke factoren , omgevingsfactoren en maatschappelijke factoren (bio-psycho-sociaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoeveel mensen hebben psychische ziektes?

A

1 op de 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de voorwaarden/criteria om van ee psychische stoornis te praten

A
  1. Gedragsmatig/psychologisch patroon
  2. Onderliggende psychobiologische dysfunctie

3.gevolgen moeten klinisch relevant probleem vormen zoals vb pijn of zorgen voor onvermogen vb niet meer kunnen huishouden doen terwijl dat vroeger wel lukte.

  1. Het syndroom mag geen verwachte reactie zijn.
  2. Syndroom mag niet het gevolg zijn van sociaal deviant gedrag of conflicten met maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is het nodig dat professionele hulpverleners weten wat een psychische stoornis is?

A

Om een diagnose te kunnen stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Classificatiesysteem

A

vanaf 19de eeuw groeide nood aan goede classificatiesysteem

Spectrum: gradaties van symptomen = Van geen - lichte - middelmatige - ernstige stoornis

Psychische stoornissen:
-Neurotische stoornissen: angst, dwang, stemming , persoonlijkheid of verslavingsproblemen
-psychotische stoornissen: zelfzamer, ernstige symptomen, hallucinaties vb

-DSM: 1952 handboek voor diagnosering
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
-Wereldgezondheidsorganisatie ICD; alle mogelijke ziektebeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe ga je om met intrapersoonlijke conflicten

A

Het is niet altijd even simpel want elke situatie is anders.

Manier van omgaan is door vb te gaan sporten , uitstelgedrag, praten , werken…

18
Q

Mechanismes/ oorzaken van onaangenaam gevoel die het conflict veroorzaken

A
  1. Frustratie: als je een doel wilt bereiekn en dat niet lukt kan je je gefrustreerd voelen
  2. Agressie: als je frustratie te hoog oplooptdan kan ie omslaan in agressie.
  3. Angst: angst voor het onbekende
  4. Onzekerheid: hoe onzekerder hoe makkelijker je je bedreigt voelt
  5. Causale attributie: zoekt naar oorzaak van succes/falen en stelt vast dat jij eigenlijk geen bijdrage leverd aan het succes => ontstaan intern conflict.
19
Q

Wat is coping?

A

coping is omgaan met spanningen e conflicten.
-> het is geen vaststaand gegeven want bij elk omstandigheden zal je anders gaan moeten handelen en ook afhankelijk van eerdere gebeurtenissen

20
Q

Wat zijn de 3 basis copingstijlen?

A
  1. Emotiegerichte coping
    =de emoties die ontstaan als gevolg van stress/spanning probeert te reguleren.
  2. Probleemgerichte coping
    =probeert de oorzaak van de stress/spanning te controleren
  3. Oplossingsgerichte coping
    = focus op de oplossing. Je gaat na wanneer iets wel lukt en probeert dat te herhalen of nieuwe oplossing te bekomen. Door ervaring
21
Q

Wat zijn de 6 andere copingstijlen?

A
  1. Actief aanpakken
    => meteen actie ondernemen en ingrijpen als et probleem plaatsvind. Je probeeert de situatie die stress veroorzaakt te veranderen.
  2. Palliatieve reactie
    => Proberen de ‘pijn’ zo laag mogelijk te behouden (=in ziekenhuis termen). Hier ga je niet het syndroom/oorzaak zelf proberen te veranderen maar de symptonen/gevolgen dat het met zich meeneemt. VB Joggen zodat de spanning voor je toets weggaat of ook drugs nemen

3.Vermijden / Afwachten
=> zo min mogelijk in contact komen met de oorzaak. Weg lope van het probleem

  1. Sociale Steun Opzoeken
    => andere opzoeken en je zorgen delen met anderen

5.Expressie van emoties
=> beginne huilen, roepen , vloeken

  1. Geruststellende en troostende gedachten hanteren
    => het had erger gekund : de kindjes in afrika hebben nog minder gekunt. Nuttig als je het probleem niet meteen kan aanpakken
22
Q

3 basis copingstrategieen van jongeren van..

A

Anthony Spirito en Williams
1. Situatie Actief Aanpakken
-> emoties reguleren, oplossing zoeken , met andere praten, plannen maken, steun zoeken
2. Situatie ontwijken
-> zwijgen , vergeten , ontkennen, afleiding zoeken, jezelf schuld geven
3. Opstandig worden
->boos worden, impulsief eropaf gaan, niet nadenken, andere de schuld geven

23
Q

Wat zijn de mogelijke reacties wanneer het niet lukt om de spanning weg te werken (geef ook de naam van de psycholoog)

A
  1. Aangeleerde hulpeloosheid
    -> Martin Seligman
  2. Stress
  3. Burnout
24
Q

Wat is aangeleerde hulpeloosheid + geef de experimenten

A

= Gleeerd dat je gedrag toch niets verandert dus ben je de volgende keer ook minder geneigd om iets aan te passen. Kan rol spelen in depressie , pesten…

2 EXPERIMENTEN van Martin Seligman
1. Proefpersonen in wacht zaal en geluid, de ene kon het via knop uit doen de andere kon er niks aan doen. Toen ze samen gezet werden deden degene die er niks aan konden doen niks omdat ze aangeleerd hadden dat ookal proberen ze niks zal veranderen
2. Honden obv elektrische schok

verhaal olifant zie PWP

25
Q

Wat is het gevolg van aangeleerde hulpeloosheid?

A
  1. Voorkomt dat je conflict probeert aan te pakken.
  2. Zorgt voor stressreacties omdat je het gevoel hebt geen controle te hebben over omstandigheden in je omgeving= impact op mentale welbevinde en fysieke gezondheid
  3. Symptoon van depressie
26
Q

Wat is de oplossing van aangeleerde hulpeloosheid

A

CONTROLE TERUGNEMEN

27
Q

Wat is stress

A

Een aanhoudende spanning die je ervaart als je niet effectief kan reageren op bedreigende situatie. Je lichaam komt dan in staat van paraatheid

28
Q

Wat zijn de 2 varianten van stress

A
  1. Chronische stress= langdurige stress
  2. Acute stress= grote hoeveelheid spanning die snel op komt zetten maar dan ook snel verdwijnt
29
Q

Geef het stressproces

A
  1. De oorzaak (=situatie/gebeurtenis)
  2. Individu (=beleving van het individu, voor de ene wa stressvoller dan de andere)
  3. Stressreactie (=lichamelijke en mentale reactie op stress)
  4. Gedrag (= invloed op gedrag.)
30
Q

Oorzaken van stress

A
  1. Persoonlijke stressfactoren (ik)
  2. Mentale stressfactoren (ander)
  3. Stressfactoren door structuur van omgeving (omgeving)
31
Q

Wat zijn de individuele verschillen?

A
  1. Mensen verschillen in draagkracht (= hoeveel spanning kan hij zij aan)

2.Veerkracht
=trainen via coping
=beter omgaan met stress

32
Q

De oorzaken van psychsche kwetsbaarheid

A

combinatie van persoonlijke , omgevings en maatschappelijk factoren

bij ied anders: andere opvoeding , situatie of persoonlijkheid

33
Q

Geef de persoonlijkheid van mensen die omgaan met stress

A
  1. Kickers
    =constante kick nodig om tevreden te zijn en voelen zich goed onder stress
    =presteren goed onder spanning
    =dominant
    =vaak een bron van spanning voor anderen en krijgen hun zin te kostevan anderen
    =vertonen snel aggresief gedrag
  2. Adapters
    = passen zich aan aan de situatie
    =zoeken soms de rust en soms uitdaging
    =calculeren en wegen risicos af
  3. Panics
    =Raken snel in paniek en vermijden situaties die spanning zou kunnen brengen
    =presteren matig onder spanning en hebben geen drang zich te bewijzen
    =vaak onderdanig en durven zich niet te profileren
    =vinden het belangrijk door anderen aardig gevonden te worden
34
Q

Verschillende niveaus van stress ervaren

A
  1. Individueel niveau
    = genetische aanleg zijn voor stressgevoeligheid
    =adolescentie gevoelige periode
  2. Microniveau
    =controlerende opvoeding of echtscheiding kan tot stress leiden
  3. Macroniveau
    = maatschappij constant geprikkeld door sociale media vb. Jongeren meer gecontroleerd dan vroeger
    =hoge prestatiedruk op school
    =negatieve stereotypes over groep
35
Q

Geef de positieve en negatieve aspecten van stress

A

Positief:
-goede vorm van stress
-motiveert je om dingen aan te pakken
-houd je gemotiveerd
-zorgt voor gevoel van beloning eenmaal bereikt
-fysiologische gevolgen:
geluksgevoel
hartkloppingen
-gedragsgevolgen
in een flow geraken
creatief zijn.

Negatief
-slechte vorm van stress
-ontstaat wanener je teveel goede stress hebt of wanneer je niet meer kan omgaan met goede stress
-zorgt voor verhoogde spanning
-creeet gevoel dat je je doel niet kan bereiken
-fysiologische gevolgen
verhoogde bloeddruk
versnelde ademnhaling
algemene spanning
-gedragsgevolgen
overeten
verlies van eetlust
alcohol drinken
roke
ongeschikte copingsstrategieen

36
Q

Voorbeelden van oorzaken van stress

A

-Vakantiestress
-bepaalde levensveranderingen
-persoonlijkheid
-chronische spanningen

37
Q

Wat is een Burnout

A

Komt voor bij langdurige overdosis aan stress en het overbelasting zo groot wordt dat rusten alleen niet help. Er zijn dan ook lichamelijke , psychische en sociale klachten die gepaard gaan met een verminderd gevoel van eigenwaarde op het werk

38
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een burn out

A

Werk
-> leidinggevende speelt een grote rol en moet voldoende controle geven aan de werknemers
-> sterke identificatie met werk kan voor burn out zorgen als het bedrijf failt.
-> Mensen in gezondheidssector krijgen het vaakst een burn out

39
Q

Welke persoonlijkheidsfactoren kan je in verband stellen met een burn out?

A

1.Perfectionisme en gedreven zijn leggen lat hoger voor zichzelf waardoor ze lichamelijk als mentaal veel te ver duwen
2. Mensen die moeilijk steun vragen of moeilijk hun gevoelens kunnen uiten aan anderen hebben sneller het gevoel dat ze er alleen voor staan.
3. Mensen die oorzaken snel bij zichzelf leggen.

40
Q

De verschillen tussen stress en Burnout

A
  • stress zorgt voor te veel engagement of inzet terwijl een burn-out geen engagement of inzet veroorzaakt

-emoties zijn versterkt (s). emoties zijn gedempt (b)

-zorgt voor drukte en hyperactiviteit (s) zorgt voor hulpeloosheid en hopeloosheid (b)

-verlies van energie (s) verlies van motivatie,hoop,idealen (b)

-leidt tot angst (s) leidt tot depressie (b)

-vooral lichamelijke gevolgen (s) vooral emotionele gevolgen (b)

-kan leiden tot vroegtijdige sterfte (s) kan leiden tot uitzichloosheid (b)

41
Q

Wat is het verschil tussen depressie en een burn out

A

-je voelt je emotioneel uitgeput bij zowel D als B
-je bent prikkelbaar bij zowel B en D
-Nergens interesse voor en geniet nergens meer van (d) je hebt nog interesse in dingen buite je werk (b)
-laag zelfbeeld (d) je zelfvertwen heeft een deuk gekregen (b)
-je hebt last van doemdenken (d) je denkt wel nog realistisch als het niet gaat over werk (b)
-hebt nergens energie voor (d) energie laag maar hoger dan bij Depressie (b)

42
Q

Wat zijn de verschillende niveaus van hulpverlening bij jongeren

A
  1. Zelfzorg en mantelzorg
    -> niet professionelen
    VB gesprek met je zus
    Vriendin geeft je knuffel na slecht rapport
  2. Eerstelijnszorg
    -> rechtstreeks toegankelijke hulp
    ->professionele hulp verleners
    VB CLB , JAC , Awel, Leerlingbegeleiding
  3. Ambulante zorg
    ->bij hulpverlener langsgaan
    ->hulpverlener komt aan huis
    vb Psycholoog, CGG
  4. Residentiele zorg
    -> opname in instelling
    vb jeugdpsychiatrisch ziekenhuis, De Sleutel