thema 2 diversiteit kan leiden tot conflicten Flashcards

1
Q

Wat zijn de mogelijke interpersoonlijke conflicten

A
  1. Conflicten veroorzaakt door communicatiestoornissen
  2. Waarde en belangenconflicten
  3. Conflicten als gevolg van persoonlijkheidsfactoren
  4. Keuze en beslissingsconflicten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

UIT WAT BESTAAT conversatie

A

55% non verbaal (=lichaamsstaal)
38% subverbaal (=intonatie)
7% Verbaal (=gesproken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het grootste probleem bij communicatie?

A

de illusie dat ze heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat speelt een rol bij communicatie

A

-de zender is niet altijd even duidelijk
-ruis
-ontvanger interpreteert boodschap fout
-verschillende gevoeligheden
-manier van feedback/ het effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op wat is feedback gebaseerd

A

op vooronderstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het gevolg van vooronderstellingen

A

belemmeren van feedback en verdere interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de vooronderstellingen?

A
  1. Wat ik ook zeg, het helpt toch niet.
    => nog voor je geprobeerd hebt, besluiten dat je feedbacks geen effect zal hebben en weinig verschil zal maken.

2.De ander luistert toch niet
=je zal dan de neiging hebben te spreken in halve zinnen of betekenissen te verbergen .

  1. De ander wordt altijd kwaad
    =>door die gedachte ga je je defensief opstellen nog voor het gesprek goed begonnen is.

4.Het is de moeite niet om feedback te geven
=>je bijt op je tanden en wilt het volledig verbreken van je relatie door feedback vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe geef je wel goede feedback?

A

je vertrekt vanuit de ik boodschappen
-benoemt het gedrag
-gevolg van het gedrag voor jou
-gevoel van dit gedrag op jou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de oorzaken van communicatieproblemen?

A
  1. De gsm verbinding valt even weg
    (ruis)
  2. Je vriend verspreekt zich wanneer hij iets vertelt
    (=zender niet altijd even duidelijk in de boodschap)
  3. Je maakt een grove mop
    (=verschillende gevoeligheden)
  4. Kind is teleurgesteld omdat mama OK stuurt en denkt dat ze kwaad is
    (= ontvanger interpreteerd het foutief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

transformeer dit in goede feedback:
‘Je praat gewoon verder terwijl ik iets uitleg! Je bent onbeleefd, hebt geen resprect en denkt dat je je alles kan permitteren.”

A

“Ik vind het niet zo tof dat je aan het praten bent terwijl ik uitleg geeft. Dit verstoort de les en geeft me het gevoel dat wat ik zeg niet belangrijk is voor jou.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat concludeerd Carol Dweck?

A

dat bij goede resultaten NIET OM HET EVEN WELK positief compliment zal zorgen voor het herhalen van die resultaten. vb als je zegt ‘wow wat ben je verstandig’ is de herhaling veel kleiner dan ‘wow wat heb je hier hard voor gewerkt!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bedachte Paul Watzlawick

A

De 5 communicatie-axioma’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een axioma

A

een stelling die als waarheid wordt aangenomen maarniet bewezenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de 5 communicatie axiomas

A
  1. Je kunt niet niet communiceren
  2. communicatie kent een inhoudsniveau en een betrekkingsniveau
  3. Iedereen heeft zijn waarheid
  4. Digitale en analoge taal
  5. Wie heeft het voor het zeggen (=symmetrisch en complementaire communicatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef meer uitleg over de communicatie axioma ‘je kunt niet niet communiceren’

A

-> alle gedrag is communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef meer uitleg over de communicatie axioma ‘communicatie kent een inhoudsniveau en een betrekkingsniveau’

A
  • inhoudsaspect: de inhoude van de bootschap
    -betrekkingsaspect : gevoelsniveau, de manier waarop mensen tegenover elkaar staan

=> RELATIONELE ASPECT VAN COMMUNICATIE: we drukken uit hoe we naar onszelf en gesprekspartner kijken , wat we van hen verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef meer uitleg over de communicatie axioma ‘Iedereen heeft zijn waarheid’

A
  • Boodschap die we uitzenden is niet altijd gelijk aan de boodschap die ontvangen wordt

VB Els lacht mega hard bij elke grap , joe vind dit irritant , Dieter vind dit leuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef meer uitleg over e communicatie axioma ‘Digitale en Analoge taal’

A

Digitale taal: gesproken taal
-> eenduidig
-> duidelijk omschreven betekenis
Analoge taal: intonatie , gezichtsuitdrukking
-> meestal niet eenduidig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef meer uitleg over de communicatie axioma ‘wie heeft het voor het zeggen’

A

Symmetrische communicatie: zender en ontvanger op zelfde machtsniveau

Complementaire communicatie: communicatie vanuit ongelijke machtspositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe kan je een waardeconflict herkennen

A

Wanneer de ene persoon gedreven wordt door zijn vurige overtuiging van zijn eigen morele gelijk en aan de andere persoon zijn waarden wil opleggen

vb. Acid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Uit wat komen belangenconflicten uit

A

Uit allerlei belangentegenstellingen zoals de strijd om schaarse materiele goederen of om immateriele zaken zoals roem,macht,status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de kanttekening aan waarden en belangenconflict

A

vaak worden belangenconflicten toegedekt door waardeconflicten
=> op die manier lijkt het alsof je niet anders kan omdat dat je waarden zijn en het dus totaal niet aan jou ligt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een territoriumconflicten

A

->vaak belangenconflicten en geven aanleiding tot een onderlinge strijd met fysieke of psychische middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op welke vlakken kan territoriumconflict zich voordoen?

A
  1. Ethisch vlak: welke waarden vind je beangrijk om je leven rond uit te bouwen
  2. Psychisch vlak: welke wensen en verlangens wil je vervullen?
  3. Intellectueel vlak: welke kennis wil je ontwikkelen?
  4. Fysisch vlak: Welke middelen heb je materieel nodig?
  5. Sociaal vlak: welke plaats wil je innemen
25
Q

Wat zijn de kernkwadranten

A

deze helpen je een zich te krijgen op je eigen eigenschappen zowel pos als neg en de persoonlijkheisfactoren van anderen die je minder goed liggen
1. Kwaliteit (= wat ik in mezelf gewoon vind, wat anderen in mij waarderen)
2. Valkuil (=wat anderen mij verwijten, wa ik in mezelf teveel heb)
3. Allergie (=wat ik in mezelf haat, wat ik in anderen haat)
4. Uitdaging (=wat ik in mezelf mis en wat ik in anderen bewonder.)

26
Q

in wat ontaardt keuze en beslissingsconflicten vaak

A

in machtsconflicten want je drukt je eigen keuze door

27
Q

Wat zijn de 4 basismanier om te reageren op een conflict

A

-> je wilt je relatie behouden => Coöperatief gedrag
-> je wilt je relatie niet behouden => Niet coöperatief gedrag
-> wil je opkomen voor jezelf => assertief gedrag
-> kom je niet op voor je eigen mening => subassertief gedrag

28
Q

Geef het Thomas-Kilmannmodel

A

een haai , uil , schildpad , teddybeer , kwal
1. FORCEREN (=haai)
bevind zich links bovenin het tabel, het meest assertieve persoon , bekommert zich niet om samenwerking of het welbevinden van mensen in zijn omgeving zolang hij zijn doelen realiseert

  1. EXPLOREREN/SAMENWERKEN (=uil)
    bevind zich rechts bovenin
    degene die probeert zowel de relaties goed te houden maar ook de doelen te realiseren. Hij heeft een balans tussen eigen belangen en die van de andere door te exploreren
  2. VERMIJDEN (=schildpad)
    links onderin
    degene die noch de doelen realiseert noch geinteresseerd is in de relatie met de ander. Het vermijdt conflicten.
    voordeel: objectief oordeel geven over een conflict omdat ze er afstand van houden.
  3. TOEGEVEN (=teddybeer)
    rechts noderaan
    bekommert zich vooral om de relatie met de ander en is zeer cooperatief. Meestal aardig gevonden door omgeving. Maar zijn doelen realiseert hij niet.
  4. COMPROMIS SLUITEN (=kwal)
    middenin
    kwal is een berekenende onderhandelaar
29
Q

wanneer gebruik je vermijden (het schildpad)

A
  • als het niet belangrijk is
    -wanneer er geen verandering zal optreden
    -relatie in stand houden
30
Q

wanneer zal je compromis sluiten hanteren

A

-als het om een tijdelijke oplossing gaat
-als het conflict matig belangrijk is
-wanneer een redelijke oplossing goed genoeg is

31
Q

Wanneer zal je forceren hanteren

A

-in noodgevallen
- als je weet gelijk te hebben

32
Q

Wanneer zal je samenwerken

A

-als je je credit wilt opbouwen
-wanneer je ongelijk hebt

33
Q

wanneer zal je toegeven?

A

-als de verschillende belangen niet genegeerd kunnen worden

34
Q

Wat gebeurt er als er een derde partij als oplossing komt

A

-> derde persoon is buitenstander of vevoegde autoriteit
scheidsrechter
positie= staat boven 2 partijen
doel= oplossing
strategie = vonnis
OF bemiddelaar
positie= staat tussen 2 partijen
doel= spanning verminderen
strategie = voorstellen

35
Q

Wat maakte FriedrischGlasl?

A

De escalatieladder = hoe een meningsverschil kan uitmonden in een ware standpuntenoorlog

36
Q

Leg de escalatieladder uit

A
  1. Rationele fase: wordt gezocht naar win-winoplossingen waar beide partijen iets aan hebben. maar gesprekken verharderen en hebben dus geen oog meer voor hun gemeenschappelijke belangen en luisteren niet meer naar elkaar. Ze zijn enorm overtuigd van eigen gelijk
  2. Emotionele fase: gaat over winnen of verliezen. Maken stereotypes van elkaar.Ze gaan proberen andere bij het conflict te halen en hen te overtuigen van hun eigen gelijk. Men probeert de andere te beschadigen
  3. De vechtfase : er is enkel nog sprake van verlies. Waarheid en rechtvaardigheid maakt niet meer uit, het is oorlog
37
Q

Geef 2 verklaringen voor conflicten zoals de escalatielader

A
  1. Socialecategorisatie
  2. Territoriumtheorie
38
Q

Wat is sociale categorisatie

A

= proces waarbij je mensen in groepen indeelt op basis van hun gemeensch. kernmerken

Je maakt onbewust gebruik van implicieten persoonlijkheidstheorieen

-Centrale trekken : eigenschappen die een krachtige invloed uitoefenen op de total indruk die je van iemand hebt. vormen vaak de eerste info die je over iemand krijgt.

implicietepersoonlijkheidstheorieën :uiterlijke kernmerken associeren met innerlijke kernmerken

VOORDEEL : tijd sparen
NADEEL : kan leiden tot verkeerde conclusie en veralgemening

39
Q

Wat is het primacy effect?

A

Eerste indruk die je hebt van mensen heeft invloed op de info die je later over hen krijgt

VOORDEEL: makkelijker hanteerbaar bij het maken van een wereld
NADEEL: CONFIRMATION BIAS (=voorkeur voor bevestiging)
-> neiging op zoek te gaan naar info die jouw indruk bevestigd
-> neiging nieuwe info op te maken omdat die beter past
=> NIET OBJECTIEF

40
Q

Doorwat wordt de confirmation bias versterkt? WELKE mechanismes

A
  1. Het volhouden van je overtuigingen (=belief perseverance) : je houd je vast aan je eerste indruk
  2. Zoeken naar info om je overtuigingen te bevestigen
  3. De eerste indruk brengt een selffulfilling prophecy tot stand, dit bestaat uit 3 stappen
    -> vormt een verwachting van een persoon
    -> je gedraagt jenaar die verwachting
    -> de persoon gaat zich gedragen naar jouw verwachtingen
41
Q

Wat is het pygmalion-effect

A

verwachtingen leerkrachten => beinvloeden van prestaties van leerlingen

42
Q

wie deed er een onderzoek naar selffulfilling prophecy

A

Robert Rosenthal en Jacobson

43
Q

Wat zijn de effecten van sociale categorisatie

A
  1. De out-groephomogeniteitstendens
  2. Illusoire correlaties
  3. Linguïstische vertekening
44
Q

verklaar de out-groephomogeniteitstendens

A

Out-groep = een groep waartoe je niet behoort
Homogeniteit = weinig verschillen tussen indiv. en groep
Tendens = de neiging

neiging om te geloven dat er een grotere overeenkomst is tussen mensen uit een andere groep dan tussen mensen binnen je eigen groep

45
Q

Wat zijn de oorzaken van out-groephomogeniteitstendens

A

1 Gebrek aan vertrouwdheid met de out-groep
2 Aard van interacties die vaak minder individueel zijn maar met de hele groep
3 De neiging hebben te focussen op dingen die hen onderscheiden van anderen.

46
Q

verklaar het woord illusoire correlaties

A

illusoire = bedriegend
correlatie = samenhang tussen 2 variabelen

Je gaat de correlatie tussen variabelen die eigenlijk niet met elkaar te maken hebben overschatte. Je gaat een correlatie zien tussen groepen en bepaalde eigenschappen.

47
Q

Wat is illusoire correlaties

A

Je gaat de correlatie tussen variabelen die eigenlijke weinig iets met elkaar te maken te hebben overschaten

48
Q

wat is een subtype

A

personen die niet passen in zijn beeld over die groep daarin categoriseren

49
Q

kan sociale categorisering ontstaan bij een in groep

A

ja, wanneer je een groep als groep beschouwt zoals bij de outgroep ga je meer veronderstelde gelijkenissenwaarnemen. In de in-groep beschouw je ze niet als groepslid maar als individuen. Je leert veel over de unieke karakteristieken van elk lid en beschouwt de groep als divers.

50
Q

wat is een gevolg van de in groep

A

je vindt personen in de in groep aardiger dan personene in een out groep

51
Q

verklaar het begrip linguïstische vertekening

A

linguistische = taalkundige
vertekening = verkeerd weergeven
=de verwachting die je hebt van de andere persoon raken door tot jouw taaalegebruik

Gedrag dat je verwacht zal je abstracter gaan beschrijver. Beschreven gedrag gelinkt aan karakteristieke kenmerken van de groep

52
Q

Geef meer uitleg over de linguistische verekening

A
  • gedrag dat je verwacht zal je abstracter gaan beschrijven (= je veralgemeend naar de andere leden van de groep toe
    -gedrag dat je niet verwacht= ga je specifieker e n concreter beschrijven.
    = je stelt het voor als een geisoleerde gebeurtenis en een eenmalige feit
53
Q

Tabel linguistische vertekening

A
  1. in groep - verwacht gedrag=
    je verwacht positief gedrag en zal dat in algemene abstrace termen benoemen
    VB. Het is altijd leuk met mijn vrienden
  2. In groep - niet verwachte gedrag
    je verwacht geen neatief gedrag en zal dat in specifieke concrete termen benoemen
    VB. Lotte had gwn geen zinom mee te werken aan het groepswerk vandaag (=concreet + eenmalig);
  3. Out-groep - verwacht gedrag
    Je verwacht negatief gedragen zal het in algemeen abstracte termen benoemen
    vb Ze doen ook nooit hun best (=vage beschrijving)
  4. Out-groep onverwacht gedrag
    je verwacht geen positief gedrag en zal deze in specifieke concrete termen benoemen
    VB Ik heb vandaag met hem een toffe tennismatch gehad
    (=concrete beschrijving + eenmalig)
54
Q

vWat de de territorium theorie

A

gemaakt door relatietherapeut Cor b&akker
een denkmodel dat je een manier van kijken biedt op dergelijke conflicten

begrip territorium afgeleid van ‘dieren’ want ook mensen hebben het niet zo graag dat andere hun territorium binnentreden
=fysieke+psychosociale privacy

bakenen een terrein af en als iemand die bedreed = conflict

55
Q

Uit wat bestaat het territoriumtheorie

A

uit het publieke arena en het privé gebieden

56
Q

geef meer uitleg over de publieke arena

A

territoria die tussen mensen liggen en een sociale beteken hebben. Je kan deze makkelijke betreden
-> psychologische ruimte: waarbij je nood hebt aan aandacht van de anderen = belangstelling

-> actieterritoria : activiteit waarin je zelf de controle hebt. deze controle is afhankelijke van de rol ie je hebt en de taken die erbij horen.

57
Q

Geef meer uitleg over het privé gebied binnen de teritoriumtheorie

A
  1. Persoonlijke ruimte
    = afstand die je tegeniver mensen behoud
    = mensen hebben het gevoel nodig dat ze mogen vluchten en er daar genoeg ruimte voor is
  2. Het eigen lichaam als privéterrein
    = ik gericht
    = opmerking over uiterlijke is heel kwetsend
  3. Gedachten en gevoelens
    -> meesterschap over eigen gedachten en gevoelens
  4. de vluchtheuvel
    -> tijd en ruimte nodig voor afzondering
58
Q

hoeveel territorias heef men nood aan

A

men heeft verschillende territooria nodig , men moet grenzen stellen en verdedigen