Theorie oefentherapie Flashcards

1
Q

algemeen oefentherapie wervelzuil

A
  1. belang individuele benadering
    - heterogene populatie
    - hoge vs lage levenskwaliteit en toch beiden rugpijn
    - individuele verschillen identificeren adhv klinisch redeneerproces
  2. studies
    - vooral bij chronische rug of nekpijn
    - matige verbetering door oefentherapie
    - weinig verschil in effectiviteit tussen verschillende oefentherapeën = door heterogene groep & weinig verschil in types oefeningen
    - meestal kiezen voor individuele benadering en combinaties van oefeningen
  3. (sub)acute klachten
    - minder studies = minder evidentie
    - voorkomen van recidivere
    - bij acuut meer opteren voor manuele therapie
  4. ICF
    - alle oefeningen zijn op functie niveau
    - alle doelen zijn op activiteiten of participatie niveau
    –> buiten pijndemping
    - oefeningen zijn middel naar doel op act/particip. niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

inpact op brein van oefentherapie

A
  1. lokale oefentherapie
    - analytisch werk
    - specfiek op structuur
    - effect op antomische kenmerken
    - meestal pijncontingent = stoppen indien pijn doet
  2. globale oefentherapie
    - meer effect op brein
    - niet specifiek
    - wandelen, lopen, …
    - van toepassing bij chronische pijn
  3. eigenschappen oefentherapie brein
    - cognition targetet = effect van oefeningen op brein uitleggen vb: meer endorfines
    - functioneel
    - tijdscontingent = pas stoppen door tijd = die continu langer wordt
    - graded exposure = meer bedreigendere omgevingen/oefeningen confonteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

algemeen exposure oefeningen

A
  1. indicaties
    - bewegingsvrees & vermijdingsangst
    - dominant nociplastische pijn
  2. ontstaan van bewegingsangst
    - associatie van bepaalde activiteit met schadelijke gevolgen
    - klassieke conditionering = door aanwezigheid van pijn tijdens bewegingen
    - operante conditionering = door afwezigheid van pijn bij vermijden van bewegingen
    - chronische niet-specifieke rugpijn = ongegrond want bijna altijd geen schade
  3. effect van exposure oefeningen
    - gevreesde bewegingen uitvoeren
    - aantonen van geen schadelijke gevolgen = discrepantie met verwachting
    - nieuwe associaties sterker maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verloop van exposure oefeningen

A
  1. screening
    - contra-indicaties uitsluiten
    - patiënt bereid zijn op deelname
  2. evalutatie van bewegingsvrees
    - taak specifiek
    - PHODA photograph series of daily activities
    - welke activiteiten bevreesd & welke cognities bij dese activiteit
    - NIET Tampa Scale of Kinesiophobia
  3. educatie = pijn vrees-vermijdingsmodel
  4. exposure
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vrees-vermijdingsmodel

A
  1. nociceptie
  2. pijn
  3. dreiging = hoog vs laag

proriteit pijn controle = negatief effect
1. vrees
2. vermijding
3. interferentie ADL
4. meer mijn

prioriteit waardevolle activiteiten
1. opstimisme
2. toenadering
3. herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oefeningen ter bevordering van circulatie nut

A
  1. indicatie
    - bij aantoonbaar structureel letsel = nociceptieve pijn
    - doorlopen van 3 fasen
    - beginnen op einde van inflammatie fase = na paar dagen van letsel
    –> synoniem = homeostase bevorderende oefeningen
  2. nut
    - verhogen van doorbloeding = weefsel herstel optimaliseren
    - pijndemping
    - verbreken van langdurig statisch werk
  3. aandachtpunten
    - uitvoering door patiënt
    - therapeut = fixatie en bijsturen
    - lage dosering noodzakelijk = anders mogelijk inflammatoire reactie & mogelijk pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

trapezius spierwerk

A
  1. twijfel spier
    - in staat tot grote beweging
    - is ook 20% actief tijdens statisch werk
    –> werken ook bij grote beweging
    - deze vezels zullen pijnpunten zijn
  2. gevolg
    - constictie van bloedvaten
    - stase van metabolieten
    - daling pH-waarde
  3. effect
    - beweging doet pH-waarde & pijn dalen
    - door confortabele midrange oefeningen
    - BESTE HOUDING IS DE VOLGENDE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

modaliteiten bevordering van circulatie

A
  1. progressie
    - van aspecifiek naar specifiek
    - meer herhalingen
  2. modaliteiten
    - dosering = lage intensiteiten <50% 1RM
    - herhalingen = veel 3x30-45
    - ritme = traag
    - pijn = geen toename toegestaan, indien wel: meer recuperatie en oef / modaliteiten aanpassen
    - frequentie = min 3x per dag
    - eindstandig = niet
  3. opmerkingen
    - herhalingen mogen dalen indien te belasten
    - pijn = meer recuperatie & aanpassen van modaliteiten
    - meestal geen 1RM bepaling bij wervelzuil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oefeningen ter bevordering van de mobiliteit praktijk

A
  1. uitvoering
    - zowel actief als passief
    - enkel actief in cursus
    - bewegingen in de 3vlakken of 3D
  2. segmentale uitvoering
    - controle van mobiele segmenten & beweging vanuit hypomobiele segmenten
    - door grootte heuphoek & armpositie
    - uitsluiten is nooit mogelijk
  3. uitgangshouding
    - actief met fixatie van therapeut
    - thuisoefenprogramma = automobilisatie
    - belaste positie = zit & stand = funcitoneler
    - onbelast = lig = minder pijnlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

modaliteiten bevordering van mobiliteit

A
  1. behandeldoelen
    - mobiliteit verhogen
    - in praktijk = acuut letsel of artrose
    - voornamelijk lateroflexie beperkt bij artose = proc. unicinati verbenen
  2. progressie
    - verder gaan in beweging
    - beweging langer aanhouden
    - andere type oefening
  3. modaliteiten
    - dosering: laag <50% 1RM
    - herhalingen: veel = 3x30-45
    - ritme: traag
    - pijn: lichte pijntoename is toegestaan,zo weet je goed het #reps
    => goede monitoring noodzakelijk
    - frequentie: meermaals per dag
    - specificiteit: in richting van beperking = specifiek, aangedaan weefsels stelselmatig belasten
    - eindstandig: ja
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

painmonitoring model

A

NPRS numerical pain rating scale
–> score van 0-10

  1. zones
    - safe zone = 0-2
    - acceptable zone = 2-5
    - high risk zone = 5-10
  2. toepassing
    - maximale pijn van 5/10
    - tijdens, na & ochtend na oefeningen
    - pijn & stijfheid mag toenemen van week tot week
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oefeningen ter bevordering van de mobiliteit

A
  1. tijdstip
    - weefsel in proliferatie fase = funcitonele belastingsrichting
    - chronisch = pijntoename volgens pain-monitoring
    - acuut = geen toename door lagere belastbaarheid tijdens proliferatie
  2. houding
    - begin onbelast & progressie belast
    - functioneel = wet van specificiet
    - andere segmenten controleren door houding
  3. behandel effect
    - meestal vrij acuut
    - kan ook enkel lange termijn zijn (toename pijnvrije ROM)
    - afhankelijk van soort onderliggend probleem
    - gebruik maken van comparable signs = beperking voor & na interventie meten: KO!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

oefeningen voor pijndemping

A
  1. manuele pijndempende technieken = heel acute inflammatie fase
  2. circulatoire oefeningen
    - afvoer van inflammatoire stoffen
    - lokale homeostase bevorderen => minder pijngevoelig
  3. mobiliteitsoefeningen
    - pijnlijke beweginsbeperking
    - kan pijnlijk zijn tijdens
    - nadien = toename van pijnvrije ROM (zie comparable signs)

Bekomen via vss types oefeningen, afh van onderliggend probleem, fase v weefselherstel…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oefeningen voor musculaire flexibiliteit

A
  1. indicatie
    - gedaalde flexibiliteit
    - ROM vd beweging waarbij spier op rek komt moet toenemen
    - herstel van spiervezels na spierletsel
    => door specifieke rekbelasting
    - vooral in maturatie fase, soms proliferatiefase
  2. methodes
    - statische
    - ballistische
    - PNF
    - actieve proximale controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

modaliteiten bevordering van flexibiliteit

A
  1. behandeldoelen
    - flexibiliteit verbeteren
    - rekgevoeligheid verminderen
  2. modaliteiten van statisch
    - langzaam mx rek, lang vasthouden
    - makkelijk aan te leren en laag risico op schade
    - binnen pijngrens
    - herhalingen: 3
    - ritme: 20-30seconden
    - frequentie: 3x per week voor vergroten, 1x per week voor onderhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ballistische methode

A
  1. uitvoering
    - verend rekken door zwaaimoment van lichaamssegment
    - dynamisch rekken op passieve manier
  2. indicaties
    - vooral sport specifieke bewegingen
    - fase van integratie
    - therapeut moet controleren of weefsel belasting aankan
  3. nadelen
    - actieve proximale controle nodig = rek op juiste lokatie
    - vaak niet mogelijk initiële fase van revalidatie
    - mogelijk weefelschade door myotatische rekreflex = voorkomen door gecontroleerde beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

PNF methode

A
  1. eigenschappen
    - gebruik van neurologische inhibitie mechanismen om effect te vergroten
    - ontspannen van spier na isometrische contractie
  2. reflexen
    - reciproke inhibitie = ontspanning van antagonist tijdens contractie agonist
    - autogene inhibitie = betere ontspanning van spier net na contractie (Golgi-apparaat geactiveerd bij spierspanning => contractie geïnhibeerd)
  3. nadelen
    - risico myotatische rekreflex
    - moeilijk thuis uit te voeren door belang van anatomische kennis = therapeut vereist
    - controle moeilijk per segment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

PNF modaliteiten

A
  1. CR-methode = contract-relax
    - passieve submaximale rek voor 20-30sec
    - contractie van te rekken spier voor 6sec
    - korte relaxatie voor stretchreflex te vermijden
    - 20-30sec statische stretch
  2. CRAC-methode = contract-relax-antagonisch-contract
    - passieve submaximale rek voor 20-30sec
    - contractie van te rekken spier voor 6sec
    - korte relaxatie voor stretchreflex te vermijden
    - 20-30sec contractie antagonist = enige verschillend
    => door reciproke inhibitie betere stretch en meer winst in ROM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bevordering van spierkracht & spierkracht uithouding

A
  1. doelgroepen
    - specifieke spierkracht gedaald in toegevoed onderzoek
    - patiënten = basiskracht & uithouding vergroten
    - sporters & fysiek beroep = explosieve, maximale & snelkracht & hypertrofie
  2. oefeningen
    - kracht & krachtuithouding
    - pas uitvoeren bij goede motorische controle
20
Q

modaliteiten ter bevordering van spierkracht & uithouding

A
  1. behandeldoelen
    - opbouwen van kracht
    - herstellen van onevenwichten
    - opbouwen van uithouding = opdrijven van herhalingen
  2. modaliteiten basiskracht
    - dosering: 60-75% 1RM
    - herhalingen: 8-12reps & 3sets
    - ritme: 3-5min rust
  3. modaliteiten krachtuithouding
    - dosering: 20-60% 1RM
    - herhalingen: 20-30 tot 100reps voor 2-3sets
    - ritme: 1-2min rust
21
Q

gebruik progressie & regressie binnen oefentherapie

A

= mogelijk bij elk type oefeningen: ook motorische controle

  1. effecten van progressie
    - moeilijkere oefening
    - extra prikkel voor proprioceptie
    - toename van metabole belasting
    - andere spieren/bewegingen binnen zelfde beweging
  2. redenen voor progressie
    - uitlokken van foutieve bewegingspatronen
    - motivatie verhogen door gemaakte vooruitgang
    - genoeg variatie in beweging & belasting = voorkomen overbelasting
    - stimuleren van leereffect & transfer
  3. gebruik van regressie
    - terug stappen van te moeilijke oefeningen
    - beperkte mogelijkheden van patiënt
    - terugval van toestand patiënt
22
Q

algemeen progressie

A
  1. begin niveau = afh van
    - leeftijd
    - belastbaarheid & fase van weefsel hersel
    - activiteiten niveau & basisconditie
    –> dagelijksleven, sport, werk
    - pathologie & comorbiditeiten
  2. progressie
    - van eenvoudig naar complex
    - beginnen met meer analytische oefeningen
    - zo snel mogelijk funcitonele oefeningen
    –> hogere transfer
    - vb: controle-oefeningen -> grotere fout uitlokken
  3. soorten
    - veranderen van uitganshouding
    - veranderen van steunbasis
    - veranderen van visuele input = sluiten voor proprioceptie
    - toevoegen van dubbeltaken
    - gebruik van hefbomen
    - veranderen van snelheid
    - segmentatie & combinatie
    - statisch & dynamisch
    - fouten uitlokken
    - materiaal
23
Q

progressie door veranderingen van uitgangshoudig & steunbasis

A
  1. uitgangshouding
    - proprioceptief: lig -> zit -> stand -> unipodaal
    - functionaliteit: afunctioneel in lig naar functioneel in stand = hogere transfer
    - ≈ ADL-verwachtingen
    - andere werking van Fz
  2. veranderen van steunbasis
    - verminderen van contact opp.
    - meer vertrouwen op proprioceptie
    - voorbeeld = plank met benen op bal
    –> harder/zachter opblazen van pal
    –> verder/dichter naar bovenbenen
24
Q

progressie door dubbeltaken, hefbomen & snelheid

A
  1. dubbeltaken
    - grotere input = afleiding
    - goed voor eindfase van revalidatie = voorbereiding op meer uitdagende situaties
    –> automatisering
    - meer cognitief belastend zijn
    - in spinale revalidatie vaak door geassocieerde bewegingen
  2. hefbomen
    - gewicht toevoegen
    - van assymetrisch met ledenmaten naar symmetrisch vb: leg raise
  3. snelheid
    - eerst correct aanleren = traag uitvoeren
    - daarna progressief snelheid verhogen naar ADL
    - sporters = explosieve bewegingen trainen
25
Q

progressie door taaksegmentatie & combinatie

A
  1. taaksegmentatie
    - vaak bij motorische controle oefeningen
    - geheel is complex
    - beginnen met delen appart te oefenen
    - progressie door te combineren
  2. combinatie oefeningen
    - vb: bridging x serratus punch
    - vb: planking x push up plus
26
Q

progressie door statisch -> dynamisch

A
  1. verschil
    - statische controle = te controleren regio beweegt niet
    - dynamische controle = te controleren regio beweegt
    –> vaak doel van therapie
  2. nut dynamische controle
    - beweging toelaten
    - eindstandige belasting specifiek verminderen
    - belasting mag wel nog
27
Q

progressie door fouten uit te lokken, materiaal & parameters

A
  1. fouten uit lokken
    - bij last in bepaalde richting of te lage variabiliteit van beweging
    - fouten uitlokken = actief corrigeren
    - aanpassen van motorische controle strategie
  2. voeg materiaal toe
    - weerstand toevoegen
    - uitdagend vlak van controle = ondergrond of contactopp.
  3. trainingsgerelateerde parameters = reps, rust, frequentie, …
28
Q

algemeen oefenmateriaal

A
  1. nut
    - vorm van progressie
    - nieuwe stimulatie & succeservaring
    –> patiënt blijft meer gemotiveerd & betrokken
    - ADL-situaties nabootsen = betere voorbereiding
    - halen van bepaalde (sub)doelstellingen
  2. nadelen
    - patiënt heeft materiaal thuis niet
    - materiaal is duur of heeft geen/slecht alternatief voor thuis
    - materiaal kan niet meegenomen worden voor oefenignen doorheen de dag
    - opstellingstijd kan barrière zijn
29
Q

functionele oefeningen

A
  1. hulpvraag
    - vaak in functie van activiteiten & participatie niveau
    –> werk/sport/alledaagse bewegingen
    - goede anamnese
    - patiënt laten voortonen & zeggen specifiek waar pijn
  2. oefeningen
    - nabootsen van alledaagse bewegingen
    - vanaf begin: circulatoire oefeningen in stand/zit
    - verder integreren bij elk niveau
30
Q

thuisoefeningen algemeen

A
  1. doel
    - kinesitherapeutische interventie aanvullen
    - sneller bereiken van doelen
    - doel bereiken binnen het beperkt aantal terugbetaalde oefensessies
  2. patiënt
    - meer voorantwoordelijkheid
    - grote tijdsinvestering
    - goede adherence nodig
    –> maar 50-70% is therapie trouw
31
Q

instructie van thuisoefeningen

A
  1. uitleg & kadering
    - belang van oefentherapie uitleggen
    - modaliteiten van oefeningen meegeven
    - shared desicion making
    –> oefeningen aanpassen voor mogelijkheden van patiënten binnen vrije tijd
    - verhogen van betrokkenheid = grotere kans van slagen
  2. voortonen
    - belangerijkste aandachtspunten
    - soms voor patiënten moeilijk om oefeningen voor te stellen
    - mogelijkheid van filmen/andere programma’s
  3. laten uitvoeren
    - bijsturen & klemtonen leggen
    - bevragen of alles begrepen is
32
Q

aandachtspunten voor thuisoefeningen

A
  1. eenvoudige oefeningen ≠ gemakkelijk
    - geen complexe opstellingen
    - voorwerpen die patiënten hebben als oefenmateriaal
    –> anders kleine dingen meegeven
    - beperkt aantal = 2 of 3
    –> mensen met hoge motivatie kunnen nog naar meer vragen
    - passen in alledaagse gang van patiënten
  2. variatie van oefeningen
    - eentonige oefeningen = minder adherence
    - meer variatie = ook betere transfer
    - niet TE veel variaties
    - geïndividualiseerde aanpak = meer geloofwaardig & betere adherence
  3. bevragen van eventuele moeilijkeheden
    - tijd
    - materiaal
    - plaats
    - motivatie
33
Q

checklist van oefentherapie

A

= voor oefeningen

  1. veiligheid
    - controle van opstelling vb: gewicht & matje
    - geen materiaal in de weg
    - haalbare oefening
  2. communicatie
    - oefening kaderen binnen behandelplan & -doelen
    - algemen uitleg van oefening
  3. voortonen
    - volledig voortonen
    - aandachtspunten & veel gemaakte fouten benadrukken
  4. uitvoeren
    - begeleiden van oefening = intens beginnen & progressief afnemen
    - elke herhaling observeren = vermoeidheid
  5. feedback = bepaald pro- & regressie
  6. (her)evaluatie
34
Q

oefeningen ter bevordering van sensorimotorische controle

A
  1. samenspel
    - neurosensorische input = proprioceptie
    - neuromotorische output = coördinatie
  2. soorten belasting
    - lage = input & output van belang
    - hoge = ook kracht & uithouding van belang
  3. SMC
    - voldoende nodig vooraleer krachttraining
    - enkel testen door output
    - geen therapie voor proprioceptie, wel voor bewegings & houdingscontrole
    - verbeteren door activatie diepe & inhibitie oppervlakkige spieren
  4. moment van oefeningen
    - hoog actueel = geen nut door compensatie stategiën
    - pas in proliferatiefase
    - eerst kwaliteit dan kwantiteit
    - chronisch = adaptatie wordt mal-adaptief process
35
Q

modaliteiten bevordering van motorische controle

A
  1. behandeldoelen
    - verbeteren houding & beweginscontrole
    - aanleren van correcte motorische patronen
    - geen fout in bewegingskwaniteit maar kwaliteit
  2. progressie = steeds grotere fout maken
  3. modaliteiten
    - bevorderen van houdings & bewegingscontrole
    - bevorderen van neuromusculaire controle: perceptie, precisie, repetitie & integratie
36
Q

perceptie voor motorische controle training

A
  1. inhoud
    - begrijpen & aanvoelen welke houding verwacht wordt
    - gebruik van technieken & hulpmiddelen als facilitatie
  2. hulpmiddelen
    - uitleg
    - illustraties & visuele voorbeelden
    - beweging inbeeling & blinde uitvoering
    - tactiele prikkel
    - taping feedback
37
Q

precisie voor motorische controle training

A
  1. inhoud
    - ideale contractie met bepaalde precisie uitvoeren
    - in bepaalde uitgangshoudingen
    - perfectioneren van beweging = technieken aanleren voor controle & bijsturen
    –> eigen compensaties en substitutiepatronen herkennen
  2. concentratie
    - kwaliteit belangerijkst = veel concentratie voor nodig
    - rap fysiek/mentaal vermoeid & afgeleid
    - korte periodes van oefening
    - vaak vlotte ademhaling verliezen door focus
  3. oefeningen
    - dagelijks voor korte periodes
    - buiten kine praktijk
    - motivatie en engagement
38
Q

repetitie/automatisatie voor motorische controle training

A
  1. inhoud
    - herhalen & automatiseren van coördinatie patronen
    - flexibele automatisatie noodzakelijk
    - oefenen in verschillende uitgangshoudingen & variëren
  2. automatisatie
    - vlotter & efficiënter
    - minder aandacht & energie
    - minder feedback nodig
    - minder vatbaar voor storende variabelen vb: externe pertuberatie
  3. aandachtpunten
    - duur van contractie = langzaam & traag
    - vermoeiing & verveling van patiënt
39
Q

integratie voor motorische controle training

A
  1. inhoud
    - evenwichtige samenwerking diepe & opp. spieren
    - shift van focus: diepe spieren -> opp.
    - diepe spieren zijn geautomatiseerd door vorige fases + neuromusculaire controle is voldoende
  2. oefeningen
    - van statische naar dynamische controle
    - minder analystische oefeningen = meer functioneel
    - toename complexiteit
    - meer integreerbaar in ADL
    - kracht & uithouding wordt verder getraind
40
Q

spiercontrole vs bewegingscontrole

A

Gerelateerd, maar niet hetzelfde

  1. gestoorde spiercontrole
    - inhibitie van diepe musculatuur bij lage rugpijn (diepe MF, tr. abd.), opp meer actief
    - training door specifiek op te spannen
  2. gestoorde bewegingscontrole
    - dissociatie testen (lumajoki, obers’ buiging, …)
    - bewegingen romp & bekken moeilijk controleren
  3. interactie
    - goede spiercontrole nodig voor bewegingscontrole
    - tijdens bewegingscontrole testen ook spierrekruteringspatroon testen
    - weinig transfer op training
    - beide verbeteren = evolutie van perceptie naar integratie
41
Q

bewegingsvariabiliteit

A
  1. interindividueel
    - veel verschil tussen iedereen = natuurlijke variatie in manier van bewegen
    - in beweging & houding
    - snelheid, gewrichten & segmenten van wervelkolom
    - geen ideale manier van bewegen & houding
  2. intraindividueel
    - andere beweginsstrategiën voor zelfde bewegingen
    - goede SMC = adequate bewegingsstrategie voor doel te bekomen
    - vb: verschil licht of zwaar gewricht oprapen
    - bij zwaar gewicht = meer co-contractie van rompspieren
    - indien te weinig = te weinig bescherming ≈ risico op belasting
    - ook mogelijk bij licht gewicht = vermoeiing, verminderde circulatie -> verzuring (pH daling)
    –> lichte belasting voorkomt risico niet perse
42
Q

bewegingsvariabiliteit: beweging aanpassen aan context

A
  1. experiment
    - 2 minuten lang doos van grond halen, op schap zetten & terug op grond
    - meting van lumbale extensoren op EMG-grid (heel duidelijk beeld van kleine delen van spier => goed zichtbaar welk deel van spier actief is)
  2. resultaten
    - begin = mediaal & hoog lumbaal
    - later = caudaal & lateraal verschuiving
    - bij patiënten met pijn gebeurde dit niet,
    - gebruikt doorheen de taak dezelfde gebieden = minder variabiliteit
    -> kan ook juist toegenomen zijn = tegenstrijdige literatuur
  3. algemeen principe
    - minder snel vermoeid zijn
    - structuren niet continu op zelfde manier belasten
    - overbelastingsletsels vermijden
  4. SMC training om bewegingsvariabiliteit te optimaliseren = verhogen/verlagen
43
Q

spectrum van bewegingsvariabiliteit

A
  1. spectrum
    - van weinig tot veel variabiliteit
    - algemeen = spinale klachten zitten aan uiteinden van spectrum
    - variabiliteit verhogen/verlagen is mogelijk met training
  2. spierkracht
    - spinale klachten = uiteinden
    - gemiddeld = minder kracht in lumbale extensoren
44
Q

kinesiopathologisch model

A
  1. modellen
    - pathokinesiologisch model = door pijn/pathologie anders bewegingsgedrag
    - kinesiopathologisch model = door weinig variabiliteit pijn/pathologie ontstaan
  2. kinesiopathologisch model
    - pijnvrije beweging met weinig bewegingsvariabiliteit
    - overbelasting leidt tot pathologie
    - bepaalde regio meer eindstandig bewegen
  3. regio van pijn = meest beweging in
    - grootste flexibiliteit
    - minst goede bewegingscontrole
    - minste weerstand tegen beweging
    –> andere delen weerstand vergroten, andere delen flexibiliteit verhogen
45
Q

evidentie voor kinesiopathologisch model

A
  1. houding is oorzaak van pijn
    - niet alle afwijkende houdingen zorgen voor pijn
    - weinig & slechte studies
    - pijn kan wel komen door afwijkende houding
  2. actief/neuromusculair onderzoek
    - als houding ≈ klachten dan:
    - minder goede controle op plaats van pijn & in richting van last
    - pijn reductie bij tegenovergestelde beweging