Theoretici Flashcards
Welke drie typen kennis onderscheidt Piaget?
Piaget onderscheidt drie typen kennis, namelijk: fysieke, logisch-mathematische en sociale kennis.
Verklaar in eigen woorden het kennistype ‘fysieke kennis’ volgens Piaget.
Ook wel empirische kennis genoemd, heeft te maken met de kennis van objecten in de wereld welke behaald kan worden door middel van perceptuele eigenschappen. De acquisitie van fysieke kennis wordt soms vergeleken met ‘leren’ in Piagets theorie doordat een denkwijze direct wordt gekoppeld aan ervaring. In het geheugen worden deze ervaringen gekoppeld aan zogenoemde cognitieve schema or concepten welke zich laten voorstellen als verzamelingen van eigenschappen van objecten. Schema’s zijn in principe een passieve wijze van organisatie en opslag. Doordat kennis voortkomt en (direct) gekoppeld is aan ervaringen, geloofde Piaget in de actieve rol van het kind tijdens de ontwikkeling. Cognitie komt voort uit actie en deze acties ontwikkelen zich tot meer interne verworven kennis naarmate het kind meer elementaire fysieke kennis opdoet.
Verklaar in eigen woorden het kennistype ‘logisch-mathematische kennis’ volgens Piaget.
Logisch-Mathematische kennis is abstract en moet worden ‘uitgevonden’. Dit kan enkel bij objecten die fundamenteel anders zijn dan objecten die worden gebruikt bij fysieke kennis. Dit betekent bijvoorbeeld bij het aanmaken van een schema voor het conservatieprincipe dat de lerende veelvuldig ervaring op moet doen met een grote verscheidenheid aan objecten anders dan alleen blokken. Het cognitieve resultaat van een dergelijk schema is de grotere inzetbaarheid dan bijvoorbeeld is bij fysieke kennis. Een belangrijk ander resultaat bij het aanmaken van schema’s is zijn de schema’s die dit proces faciliteren en constant bijgesteld worden ten behoeve van effectiviteit en/of efficiëntie. Dit proces van handelen wordt gezien als de hoogte organisatie van mentale prestaties.
Verklaar in eigen woorden het kennistype ‘sociale kennis’ volgens Piaget.
Sociale kennis is cultureel-specifiek en kan geleerd worden enkel van door andere mensen binnen een eigen culturele groep. Ook hier zijn handelingen en acties belangrijk bij de verwerving van deze soort kennis, dat wil zeggen interactie met anderen.
Benoem vier criteria die Piaget definieerde voor zijn vier fasen van ontwikkeling.
- Elke fase representeert een kwalitatieve verandering in de cognitie van het kind
- Elk kind doorgaat de fasen in een cultuur-onafhankelijke sequentie
- Elke fase includeert de cognitieve structuren en vaardigheden van de voorgaande fase
- Bij elke fase vormen het kinds’ schema’s en handelingen een geïntegreerde heelheid
Verklaar het criterium ‘Elke fase representeert een kwalitatieve verandering in de cognitie van het kind’ van Piaget.
Significante kwantitatieve veranderingen in intelligentie bijhorende de leeftijd zijn niet genoeg om dit criterium te behalen. Kinderen moeten kwalitatieve sprongen laten zien, dat bewijst is van veranderingen die zich hebben voorgedaan in de onderliggende logische structuren van cognitie.
Verklaar het criterium ‘Elk kind doorgaat de fasen in een cultuur-onafhankelijke sequentie’ van Piaget.
Elk kind doorgaat de fasen in precies dezelfde volgorde voorwaardelijk aan progressie en niet zomaar volgens een gemiddelde. Wanneer een bepaalde fase is behaald, is regressie niet mogelijk en elk normaal kind behaald de laatste fase.
Verklaar het criterium ‘Elke fase includeert de cognitieve structuren en vaardigheden van de voorgaande fase’ van Piaget.
Dit wordt ook wel beschreven als ‘the hierarchization requirement’ en staat dicht bij het tweede criterium. De meer primitieve structuren van de voorgaande fasen gaan niet verloren wanneer een kind zich ontwikkelt in een hogere fase. Eerder, zij vormen het fundament voor meer geavanceerde vaardigheden en daarmee geïntegreerd en gecoördineerd met de meer complexe structuren van de hogere fase. Dit houdt in dat elke fase meer adaptief en adequaat is dan de voorgaande.
Verklaar het criterium ‘Bij elke fase vormen het kinds’ schema’s en handelingen een geïntegreerde heelheid’ van Piaget.
Welke schema’s een kind toepast om de wereld om zich heen te verkennen, is afhankelijk van in welke fase van ontwikkeling het zich bevindt. Deze voorziet informatie die geïntegreerd is binnen bestaande logische structuren van de huidige fase. Dat wil zeggen: wanneer kinderen zich in verschillende fasen bevinden, hun handelingen en redeneringen verschillend van elkaar zijn in eenzelfde situaties. Het gedrag is echter logisch consistent met de cognitieve structuren die mogelijk bevinden in de respectievelijke fasen.
Benoem de vier fasen van ontwikkeling volgens Piaget.
- Sensomotorische fase (0-2)
- Pre-operationele fase (2-7)
- Concreet operationele fase (7-11)
- Formeel operationele fase (11-…)
Verklaar in eigen woorden wat de ‘sensomotorische fase’ van ontwikkeling volgens Piaget inhoudt.
Kinderen komen niet als onbeschreven bladen ter wereld en doorgaan ingrijpende veranderingen in de cognitieve structuur direct na de geboorte tot ongeveer 2 jaar oud. Een handeling zoals het zuigen aan een tepel verandert naar het zuigen op een vinger tijdens deze ontwikkeling. Dichter bij het einde van de sensomotorische fase beginnen kinderen objecten en evenementen steeds meer mentaal te representeren. Dit gebeurt echter met acties en simpele motorische bewegingen ter indicatie van symbolen of evenementen. Denk hierbij aan William die vertelt over een laag-overvliegende straaljager.
Verklaar in eigen woorden wat de ‘pre-operationele fase’ van ontwikkeling volgens Piaget inhoudt.
Vroeg in deze fase verkrijgen kinderen de ‘semiotische’ fase, wat betekent het mentaal representeren van objecten en evenementen. Het ‘net-doen-alsof’ komt veelvuldig voor en taalverwerving verloopt in een hoog tempo. Kinderen in deze fase zijn volgens Piaget egocentrisch; ze hebben moeite met het inleven in andermans standpunt en praten voornamelijk naast elkaar in conversaties. Piaget noemt ook de term ‘centration’ waarmee hij bedoelt dat kinderen zich enkel op één dimensie van een probleem richten.
Verklaar in eigen woorden wat de ‘concreet-operationele fase’ van ontwikkeling volgens Piaget inhoudt.
Door gedragingen die in toenemende mate geïnternaliseerd zijn, vinden kinderen in deze fase logisch-mathematische kennis uit die resulteren in handelingen. De operaties zijn omkeerbaar en behouden een onveranderlijke eigenschap door middel van een reeks van transformaties. In de ‘number conservation task’ bijvoorbeeld, kan een kind het principe van gelijke aantallen toepassen op verschillende objecten door ze te herschikken terwijl het aantal objecten gelijk blijft. Deze actie is omkeerbaar zodat het kind uitkomt bij het startpunt.
Verklaar in eigen woorden wat de ‘formeel-operationele fase’ van ontwikkeling volgens Piaget inhoudt.
Propositionele logica is het kenmerk van de formeel operationele fase. De handelingen zijn/worden zodanig abstract dat het logisch kan redeneren. Dit is niet beperkt tot objecten maar includeert proposities en vastgestelde faculteiten. Zodoende is het kind in staat om niet alleen hypothetisch te denken maar ook een systematische aanpak te formuleren voor het oplossen van een probleem. Een karakteristieke vaardigheid voor deze fase is het denken voorbijgaand aan de realiteit of algemene logica.
Welke drie processen zijn volgens Piaget van belang in de overgang van de ene naar de andere fase?
Volgens Piaget zijn de processen van assimilation (assimilatie), accommodation (accommodatie) en equilibration (evenwicht) van belang in de overgang van de ene naar de andere fase.
Verklaar in eigen woorden wat het proces van ‘assimilation’ betekent.
Assimilatie doet zich voor wanneer een persoon nieuwe objecten of gebeurtenissen herkent aan de hand van een bestaand schema of handelingswijze. Zodoende wordt het schema ‘rijker’ en breder toepasbaar. Het is vooral de functionele kwaliteit van assimilatie die Piaget benadrukte; een persoon heeft de neiging de nieuw associaties of toepasbaarheid in het schema te gebruiken en zal actief zoeken naar juiste situaties.
Verklaar in eigen woorden wat het proces van ‘accommodation’ betekent.
Wanneer bestaande schema’s of handelingen aangepast dient te worden om rekening te houden met een nieuwe ervaring, spreekt men van accommodatie. Accommodatie beïnvloedt assimilatie en andersom. En onjuist uitgevoerde poging tot assimilatie van een nieuwe ervaring in een bestaand schema of handeling kan resulteren in een aanpassing van het schema of de handeling; er vindt dus accommodatie plaats. Een dergelijke accommodatie heeft effect op de daaropvolgende assimilatie welke zich nu zal plaatsen/voortdoen volgens de nieuwe structuur.