Cognitivisme, Meaningful learning & Schematheorie Flashcards
Benoem de fasen waarbinnen volgens CIP wordt verondersteld, dat informatie wordt verwerkt.
De theorie van cognitive information processing verondersteld dat informatie verwerkt wordt volgens de volgende fasen: 1) sensorisch geheugen, 2) werkgeheugen en 3) langetermijngeheugen.
Wat wordt verstaan onder het ‘sensorisch geheugen’ (sensory memory)?
Het sensorisch geheugen wordt geassocieerd met de zintuigen (zien, horen, etc.) en houdt informatie voor een zeer korte tijd in het geheugen, lang genoeg om het te verwerken.
Wat wordt verstaan onder het ‘werkgeheugen’ (working memory)?
Het werkgeheugen ook wel kortetermijngeheugen genoemd, heeft als functie de informatie te bewerken voor de opslag in het langetermijngeheugen of het geven van een reactie.
Wat wordt verstaan onder het ‘langetermijngeheugen’ (long-term memory)?
Het langetermijngeheugen is de permanente opslag voor informatie. Alles dat onthouden moet worden, kan worden gebruikt of vergeten over/na een lange periode van tijd wordt hierin gehuisvest.
Druk in eigen woorden uit wat de functie van het sensorisch geheugen is.
Het sensorisch geheugen heeft als functie informatie uit een fysieke stimulus voor een zeer korte periode van tijd te onthouden. De periode van tijd is lang genoeg om de informatie verder te verwerken. Bij de opname van informatie in het sensorisch geheugen zijn selective aandacht (selective attention), automatisering (automaticity) en patroonherkenning en perceptie (pattern recognition and perception) van belang.
Welke drie aspecten zijn van belang bij de opname van informatie in het sensorisch geheugen?
Bij de opname van informatie in het sensorisch geheugen zijn selective aandacht (selective attention), automatisering (automaticity) en patroonherkenning en perceptie (pattern recognition and perception) van belang.
Verklaar het begrip ‘selectieve aandacht’ (selective attention).
‘Selective attention’ is de eigenschap van de lerende om bepaalde informatie te selecteren en verwerken terwijl hij tegelijkertijd andere informatie negeert.
Welke factoren zijn van belang bij selectieve aandacht?
Bij selectieve aandacht zijn de volgende factoren van belang:
• De betekenis van de taak of informatie voor de lerende;
• De mate van gelijkenis tussen twee concurrerende taken of bronnen van informatie;
• De moeilijkheidsgraad of complexiteit van de taak of informatie, of wanneer de lerende weinig voorkennis heeft;
• Het vermogen om aandacht te sturen en controleren in zowel algemene als specifieke zin.
Wat houdt het concept van ‘automaticity’ in?
‘Automaticity’ komt voort uit het ‘overleren’ of wanneer bronnen van informatie zo gewoon zijn geworden voor de lerende, dat er minimale aandacht en inspanning vereist zijn. In dit stadium spreekt men van ‘automaticity’.
Wat houdt het concept van ‘pattern recognition’ in?
‘Pattern recognition’ is het proces waarbij stimuli uit de omgeving herkend worden als concepten en principes die zich al in het geheugen bevinden.
Wat is de relatie tussen ‘automaticity’ en ‘pattern recognition’?
Beide processen vereisen minimale aandacht en/of inspanning omdat concepten of informatie vrijwel direct herkend wordt. Minder inspanning en inname van cognitive ‘processorkracht’ betekent dat er meer aandacht besteed kan worden aan nieuwe elementen van informatie met gebruik van bestaande kennis.
Verklaar in eigen woorden het begrip ‘chunking’.
‘Chunking’ staat voor het comprimeren van grotere stukken informatie tot één item dat wordt opgeslagen en/of verwerkt in het werkgeheugen. Hierdoor wordt er ‘economisch’ gebruik gemaakt van de beperkte capaciteit van het werkgeheugen.
Welke gevolgen heeft ‘chunking’ voor instructie?
Omdat chunks een beperkte capaciteit in het werkgeheugen innemen, wordt er ‘economisch’ gebruik gemaakt van de resterende capaciteit. Dit heeft tot gevolg dat de instructeur kritisch moet nadenken over de wijze en volgorde van de te leren informatie zodat deze in ‘chunks’ aangeboden kan worden.
Verklaar het begrip ‘rehearsal’.
Rehearsal ook wel ‘onderhoudend’ rehearsal omdat de repetitie dient om de informatie te onderhouden voor een periode van tijd van aanwezigheid in het werkgeheugen.
Verklaar het begrip ‘encoding’.
Encoding is het proces waarbij inkomende informatie wordt gerelateerd aan concepten en ideeën die al aanwezig zijn in het geheugen en zodoende beter is te herinneren.
Welke rol spelen ‘rehearsal’ en ‘encoding’ in het werkgeheugen?
Om verlies van informatie te uit het werkgeheugen te voorkomen en de verwerking van de informatie naar het langetermijngeheugen te bewerkstelligen, zijn twee processen noodzakelijk: ‘rehearsal’ en ‘encoding’.
Hoe verhouden ‘rehearsal’ en ‘encoding’ zich tot elkaar?
Bijna elke methode van encoding (i.e., elaboratie) is beter voor het leren van informatie dan enkel het repeteren van informatie (zoals bij rehearsal). Zo kan de lerende zijn eigen ‘ezelsbruggetjes’ bedenken en vormen van zelfondervraging (enkel effectief wanneer de lerende de juiste vragen kan stellen).
Welke vier representatiemodellen van het langetermijngeheugen worden door Driscoll beschreven?
Driscoll beschrijft in haar boek meer dan vier representatiemodellen van het langetermijngeheugen, vier daarvan hebben echter het meest invloed op beeldvorming, begrip en toepassing in de praktijk: network models, feature comparison models, propositional models en parallell distributed processing models (PDP).
Beschrijf het ‘network model’ van het langetermijngeheugen.
Een langetermijngeheugen als woordenboek is een veel gebruikte analogie om het systeem beter te begrijpen. Network modellen gaan ervan uit dat er ‘knooppunten’ (ofwel: nodes) bestaan in het geheugen, welke corresponderen met concepten zoals dingen en eigenschappen. Men denkt dat deze knooppunten met elkaar zijn verbonden en zo een groot netwerkstructuur is van geleerde relaties tussen concepten.
Beschrijf het ‘feature comparison model’ van het langetermijngeheugen.
Het feature comparison model veronderstelt dat concepten in het geheugen worden opgeslagen onder een gedeeld kenmerk. Associaties zijn dan mogelijk bij overlappende kenmerk, vandaar de naam ‘kenmerk-vergelijkend model’.
Beschrijf het ‘propositional model’ van het langetermijngeheugen.
Het propositional model maakt gebruik van proposities ofwel stellingen als wijze van opslag in het langetermijngeheugen. Het model gaat uit van dezelfde concepten als het netwerkmodel of kenmerk-vergelijkend model maar in plaats van deze in te delen naar knooppunten of kenmerken worden stellingen als “een vogel heeft vleugels” of “een vogel vliegt” gebruikt.
Beschrijf het ‘parallell distributed processing model’ van het langetermijngeheugen.
Het PDP-model gaat uit van parallelle processen (i.e., gelijktijdige verwerkingen). Hoewel het propositiemodel later aangepast werd naar het parallel verwerken, waren het de connectionistische modellen die het principe vanaf de kern hebben opgebouwd. Bij connectionistische modellen proberen wetenschappers cognitie te beschrijven op gedragsniveau, dat wil zeggen de gedragingen en patronen van echte neuronen in het menselijk brein. De PDP Research Group heeft veel werk geleverd ter ontwikkeling van deze modellen en stellen voor dat de bouwstenen van geheugen ‘connections’ zijn. Deze connections zijn sub-symbolisch, wat wil zeggen dat deze geen betekenisvolle stukken informatie bevatten zoals verondersteld wordt bij nodes (network model en feature comparison model) of proposities. De units zijn simpele verwerkingsapparaten en de verbindingen (connections) duiden aan hoe deze onderling met elkaar communiceren. Gezamenlijk vormen zij een groot netwerk waarbij verwerkingen worden gedistribueerd. Wanneer men leert, dat wil zeggen: input vanuit de omgeving of vanuit het netwerk activeert de verbindingen tussen de units en versterkt daarmee een aantal verbindingen terwijl het andere verzwakt. Deze patronen van activatie dat de concepten en principes van kennis representeert en wil zeggen dat onze kennis is opgeslagen in de verbindingen tussen de verschillende units. Omdat de verbindingen tussen units een verschillende sterkte (of gewicht) in associatie hebben, is leren dus het continue aanpassen van gewicht. Bovendien komt leren voor als een parallel proces wat betekent dat veel verschillende aanpassingen tegelijkertijd plaats vindt en er een continu proces van foutencorrecties tussen units en hun verbindingen ten gevolge van nieuw inkomende informatie.
Benoem enkele positieve punten van het ‘network model’.
Het netwerkmodel representeert de individuele verschillen tussen lerenden en hun eigen netwerk. Ook, kan met behulp van het model een voorspelling worden gedaan over de snelheid van een associatie tussen twee knooppunten in het geheugen van proefpersonen.
Benoem enkele positieve punten van het ‘feature comparison model’.
Een sterk punt van het model is de verklaring van het typische karakter van verschillende concepten en het leggen van een associatie of herkenning dat het netwerkmodel niet kon.
Benoem enkele positieve punten van het ‘propositional model’.
Sterke punten uit dit model zijn dat het een antwoord biedt op de problemen uit de voorgaande twee modellen en heeft enig psychologisch bewijs gekregen betreft de snelheid van lezen bij zinnen met of zonder proposities.
Benoem enkele positieve punten van het ‘parallell distributed processing model’.
Het PDP-model heeft enkele grote voordelen ten opzichte van de hierboven benoemde modellen. Ten eerste is een verklaring voor het stapsgewijze manier van leren, typisch voor de mens. Ten tweede verklaart het model het dynamische karakter van informatie verwerkingssystemen. Als laatste is er een potentie voor PDP-modellen om cognitieve ontwikkeling te verklaren.
Benoem enkele negatieve punten van het ‘network model’.
Een zwakheid van het model komt naar voren wanneer twee concepten hetzelfde typische karakter hebben bijvoorbeeld bij Kanarie en Pinguïn; zijn beide vogels. De eerste sneller als zodanig wordt herkend dan de tweede.
Benoem enkele negatieve punten van het ‘feature comparison model’.
Een nadeel van het model is economische factor; de bijna oneindige hoeveelheid karaktereigenschappen waaronder concepten ingedeeld kunnen worden maakt het een enorm en gecompliceerd systeem. Ook heeft het model weinig semantische flexibiliteit, dat wil zeggen dat sommige de betekenis van concepten versterkt worden in een bepaalde context en afgezwakt in een andere.
Benoem enkele negatieve punten van het ‘propositional model’.
Een zwakte van het model is wederom de complexiteit. Andersons model ACT-R (Adaptive Control of Thought – Rational) is te complex om definitief te testen of weerleggen.
Benoem enkele negatieve punten van het ‘parallell distributed processing model’.
Men dient voorzichtig te zijn met vroegtijdige conclusies trekken uit de lijst met voordelen. Estes verwijst naar het brein als een verzameling systemen en subsystemen (ten gevolge van de evolutie) die naar alle waarschijnlijkheid meer dan één verwerkingsunit behoeven.
Welke drie processen spelen een rol bij het ophalen van informatie uit het langetermijngeheugen?
De drie processen die een rol spelen bij het ophalen van informatie uit het langetermijngeheugen zijn: ‘recall’, ‘recognition’ en ‘domain specificity’.
Geef een definitie van het begrip ‘recall’.
Recall is het terughalen van vooraf geleerde informatie zonder ‘cues’ of hints om het herinneren te behelpen.
Geef een definitie van het begrip ‘recognition’.
Recognition in tegenstelling tot recall, impliceert een aantal vooraf bepaalde stimuli, gepresenteerd aan de lerende voor het maken van een besluit of het geven van een oordeel.
Geef een definitie van het begrip ‘domain specificity’.
Domain specificity bepaalt in essentie dat de ‘cues’ gebruikt door de lerenden tijdens het coderen (encoding) ook gebruikt kunnen worden bij het herroepen van informatie uit het geheugen.