Thema Xiii Nativitas Voorkant Flashcards
Nativitas
Nativitatis
Geboorte
Nascor
Nasci-natus Sum
Geboren worden
Natus
+abl
Zoon (van)
Natio
Nationis
Volk(sstam)
Pario
Parere-peperi-partum
1baren
2behalen
Parentes
Parentum
Ouders
Tener
Tenera-tenerum
Teer
Infirmus
Zwak
Firmus
Stevig, sterk
Firmo
Firmare
Verstevigen
Confirmo
Confirmare
Bevestigen
Tollo
Tollere-sustuli-sublatum
Optillen, opheffen
Gaudeo
Gaudere-gevisus sum
1 blij zijn
+abl 2 zich verheugen (over)
Gaudium
Vreugde
Teneo
Tenere-tenui-tentum
(Vast)hebben, (vast)houden
Abstineo
Abstinere-abstinui-abstentum
(Zich) onthouden van
Contineo
Continere- continui-contentum
Samenhouden, bevatten
Contentus
Tevreden
Continuus
Adj
OnOnderbroken, aan één stuk door
Continuo
Adv
Ononderbroken, aan één stuk door
Cura
Zorg
Curo
Curare
(+acc) zorgen (voor), verzorgen
Mollis
Zacht
Carus
Dierbaar, lief, duur