thema 6 deel 6 7 8 Flashcards

1
Q

hoe is men erin geslaagd om de gebieden in de hersenschors waar specifieke hersenfuncties gebeuren te lokaliseren

A

dit heeft men kunnen doen door verschillende gebieden elektrisch te prikkelen. En deze elektrische prikkel op een welbepaalde plaats in de hersenschors lokt een specifieke reactie uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een hersencentrum zone of veld

A

is een bepaalde gebied op de hersenschors dat bestaat uit een groep cellichamen van neuronen die de informatie van bepaalde receptoren verwerken of de activiteiten van bepaalde effectoren te regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurt er bij beschadiging van bepaalde zone in de hersenschors

A

Een beschadiging van een bepaalde zone in de hersenschors zorgt ervoor dat er een verstoring is van de functie, die door die zone wordt uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe kan men hersenactiviteit onderzoeken

A

dit kunnen ze door veranderingen in de elektrische activiteit van de neuronen in de hersenschors te registreren. dit kunnen ze door een elektroencefalogram of EEG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

primaire motorische centra

A

centra dat beweging of motoriek mogelijk maakt. Ze activeren spieren. Een elektrische prikkeling op een bepaalde plaats op het motorisch schorsgebied zal een bepaalde spiercontractie in de tegengestelde lichaamshelft veroorzaken. Elk spier heeft een een bepaalde punt in het motorisch centrum waarmee het verbonden is, ze worden door motorische neuronen verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom zijn er verhoudingen van het motorisch mannetje

A

dat heeft te maken met de mate van nauwkeuringheid waarmee de spieren kunnen bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

secundaire motorische centra

A

nemen een groot deel van hersenschors ze vormen het geheugen van onze mototrische vaardigheden zoals piano spelen, ze bevatten ook het centrum van broca, dit centrum zorgt voor de werking van de spieren die betrokken zijn bij de spraak, het bevindt ook het schrijf of grafisch centruum, dit regelt de werking van de spieren voor het schrijven ligt in tegengestelde hersenhelft voor rechts of links handige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

primaire sensorische centra

A

dit zijn de gebieden die zintuigelijke waarnemingen mogelijk maken, er is voor elk zintuig een bepaalde centrum.

  • centrum voor huidgevoeligheid
  • gezichtscentrum
  • een gehoorcentrum
  • reukcentrum
  • smaakcentrum

de sensorische centra wordt ook opgedeeld in verschillende sensorische velden hoe gevoeliger de huid hoe groter het sensorisch veld ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom ligt het motorisch centra naast het sensorisch centra

A

hun functie staan in verbinding met elkaar, op een zintuigelijke waarneming volgt meestal een beweging, als ze dichter bij elkaar liggen hoe sneller de reactie op de zintuigelijke waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

secundaire sensorische centra

A

ze zorgen dat je bepaalde zintuigelijke waarnemingen een betekeis kan geven of een bepaalde zintuigelijke waarneming kunt herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sensorische spraakcentrum of centrum van wernicke

A

deze speelt een rol in het begrijpen van wat er gezegd wordt of wat je leest, deze deel zorgt ook dat je betekenis kunt geven aan woorden deze komt ook maar in 1 hemisfeer voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

overeenkomsten en verschillen tussen twee hemisferen

A

er zijn tussen de hemisferen overeenkomstige zones en functie, zoals het motorisch of sensorisch centra, de deel van ene de ene hemisfeer zorgt voor de functie van het tegengestelde deel van het lichaam, maar er zijn ook grote verschillen in functie, de linkerhemisfeer regelt spraak, taal en inzicht terwijl de rechter ruimtelijke waarnemingen en artistieke begaafdheid regelt, maar de twee hemisferen worden met elkaar verbonden door de hersenbalk hierdoor kan informatie van de ene helft naar de andere gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

limbisch systeem

A

het limbisch systeem situeert zich in het hersencentrum, tussen de hersenschors en de hersenstam, het limbisch systeem is betrokken bij het verwerken van emotie, motivatie, en het genot van het emotioneel geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welk centra bevindt zich in het kleine hersenen

A

het evenwichtscentrum en de centra voor het bijsturen van bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

centra in de thalamus

A

de centra in de thalamus vormen samen met de schakelneuronen het schakelstation tussen sensorische neuronen in de grote hersenen, de impulsen passeren langs de thalamus naar de juiste sensorische velden de thalamus is ook vrij selectief en geeft voorang op bepaalde zintuigelijke waarnemingen, zo is er geen overvloed van zintuigelijke informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

centra in de hypothalamus

A

deze centra beïnvloed de afscheiding van hormonen door de hypofyse, hier komen ook het dorst, honger en het temperatuurcentrum voor

17
Q

centra in het verlengde merg

A

in de verlengde merg liggen centra die automatische lichaamsfuncties regelen, bij beschadiging hiervan zal dood snel komen

18
Q

reflex

A

een reflex is een heel snelle ongewilde reactie van het lichaam op een prikkel zoals pupilreflex, kniepeesreflex, terugtrekreflex

19
Q

reflexboog

A

het traject dat een impuls bij een reflex aflegt van de plaats van de prikkel tot de plaats van de reactie nomen we de reflexboog. Een reflexboog in het hoofd loopt via de hersenstam en in de romp via de ruggenmerg, de grote hersenen maken nooit deel van een reflexboog

20
Q

leg de traject van een reflex uit

A

er is een prikkel in een receptor die prikkel wordt een zenuwimpuls en gaat via een sensorisch neuron en één of meer schakelneuronen via de hersenstam of ruggenmerg naar een efferent neuron en een effector

21
Q

twee kenmerken van reflexen

A
  • de grote hersenen maken nooit deel van een reflexboog

- de zenuwbaan is volledig aan dezelfde kant van het lichaam en kruist de middenlijn van het centraal zenuwstelsel niet

22
Q

zenuwbaan bij een gewilde reactie

A

het begint bij een motorisch hersenschorsneuron waarvan het cellichaam in het motorisch centrum ligt, deze gaat naar de ruggenmerg waar het het impuls doorgeeft aan een motorisch ruggenmergneuron waarvan het cellichaam in de ventrale hoorn van de ruggenmerg ligt deze neuron zal dan naar de effector gaan, bij een gewilde beweging zal de impuls de middenlijn van het centraal zenuwstelsel kruisen

23
Q

animaal zenuwstelsel

A
  • Regelt de interactie: individu - omgeving
  • Bewuste, zintuiglijke waarnemingen
  • verwerking van info
  • Bewuste handelingen + reflexen! (skeletspieren)
  • gebeurt door grote en kleien hersenen en het ruggenmerg en de sensorische en motorische zenuwen
24
Q

autonoom zenuwstelsel

A
  • Regelt de onbewuste levensprocessen
  • Hart, nieren, ademhaling, klieren, bloedvaten, geslachtsorganen

het is onafhankelijk van de hersenschors, de neuronen liggen in de hersenstam en het ruggenmerg, de effectoren die door het autonoom zenuwstelsel wordt bestuurd zijn de gladde spieren de hartspier en de klieren en nog veel andere, het autonoom zenuwstelsel bestaat uit twee systemen met een antagonistische werking, het sympatisch en het parasympatisch zenuwstelsel

25
Q

sympatisch zenuwstelsel

A

werkt wanneer je uiterlijk actief bent, het stimuleert hartactiviteit en ademhaling, het verhoogt ook nog de bloedsuikerspiegel het remt daartegen wel processen zoals spijsvertering en urinevorming. De impulsen voor het sympatisch zenuwstelsel vertrekken vanuit het ruggenmerg en gaan via de twee grensstrengen naar organen geleid zoals het hart en longen

26
Q

parasympatisch zenuwstelsel

A

na inspanning zal deze de lichaam terug naar normale rusttoestand brengen, het stimuleert ook stofwisselingsprocessen zoals spijsvertering en urinevorming het vertraagt ook hartactiviteit en de ademhaling en remt de werking van de skeletspieren