thema 6 Flashcards

1
Q

waarom is de zenuwstelsel een conductor

A

er is een schakel nodig tussen de receptor en de effector om de werking van beide op elkaar af te stemmen. die schakel is het zenuwstelsel. Daarom wordt het zenuwstelsel ook een conductor of geleider genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

centraal zenuwstelsel

A
  • hersenen

- ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

perifeer zenuwstelsel

A
  • 3 hersenzenuw
  • 4 ruggenmergzenuwen
  • 5 grensstrengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

animaal zenuwstelsel

A
  • Regelt de interactie: individu - omgeving
  • Bewuste, zintuiglijke waarnemingen
  • verwerking van info
  • Bewuste handelingen + reflexen! (skeletspieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autonoom zenuwstelsel

A
  • Regelt de onbewuste levensprocessen

- Hart, nieren, ademhaling, klieren, bloedvaten, geslachtsorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 celtypes bestaan er

A
  • neuronen

- steuncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn neuronen

A

Neuronen zijn de meest essentiële cellen van het zenuwstelsel, hun functie is informatie doorsturen. Je hebt bij geboorte ongeveer 100 miljard neuronen in de hersenen, dagelijks sterven er 50 000 tot 100 000 af door veroudering, ernstige verwondingen ofvergiftiging door alcohol of andere verslavende stoffen. Het verlies van neuronen is onherroepelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de bouw van neuronen

A

Een neuron is opgebouwd uit een groot cellichaam dat de celkern en het meeste cytoplasma bevat. Het heeft smalle uitlopers die ook cytoplasma bevatten; we onderscheiden ze in 2 soorten de dendrieten en het axon + uitleg acon en dendriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dendrieten

A

dendrieten zijn meestal korte en sterk vertakte uitlopers. Een neuron heeft veel dendrieten. Dendrieten ontvangen zenuwimpulsen van andere cellen en vervoeren die impulsen naar het cellichaam toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

axon

A

Het axon is meestal één lange uitloper die alleen aan zijn uiteinde vertakt is. Het uiterste punt van elk vertakking vormt een eindknopje. de eindknopjes liggen heel dichbij een andere cel waaraan een zenuwimpuls wordt doorgegeven. Het geleidt de zenuwimpuls van het cellichaam weg. In het perifeer zenuwstelsel zijn de meeste axonen omhuld door een vetachtig laagje: de myelineschede; De myelineschede is opgebouwd uit cellen van schwann. tussen de schwanncellen is er telkens een onderbreking in de myelineschede. deze noemen we de knopen van ranvier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom is een neuron steeds eenrichtingsverkeer van de impulsgeleiding

A

uit de richting waarin de zenuwimpuls in de dendrieten over het cellichaam naar het axon loopt, kunnen we afleiden dat er in een steeds eenrichtingsverkeer van de impulsgeleiding is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verband tussen neuron en een zenuw

A

De lange uitloper van een neuron is de zenuwvezel, meerdere zenuwvezels vormen een zenuwbundel die omgeven is met bindweefselschede. En meerdere zenuwbundels vormen een zenuw die omgeven is met een bindweefselmantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 soorten zenuwen

A
  • sensorische zenuwen met uitsluitend zenuwvezels van afferente neuronen
  • motorische zenuwen met uitsluitend zenuwvezls van efferente neuronen
  • gemengde zenuwen met zenuwvezels van zowel affferente als efferente neuronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verband tussen neuron en witte en grijze stof

A

myeline rond zenuwvezels geeft aan zenuwbundels en zenuwen een witte kleur. Niet-gemyeliniseerde delen van neuronen, zoals de cellichamen en dendrieten hebben een grijze kleur. Daarom spreken we van witte en grijze stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de cellen van schwann

A

Ze zijn steuncellen die in het perifeer zenuwstelsel voorkomen, ze zijn verantwoordelijk voor de vorming van de myelineschede rond de zenuwvezels van perifere zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de functies van myeline

A
  • impulsgeleiding verbeteren = hoe dikker de myelineschede hoe sneller de impulsgeleiding
  • zenuwvezels isoleren = zorgen dat de zenuwimpuls niet overspringt naar een neuron waar het niet voor bedoeld is.
17
Q

wat gebeurt er bij de beschadiging van myelineschede

A

de impulsgeleiding wordt trager waardoor er bijvoorbeeld een verminderde zintuigelijke gevoeligheid optreden.

18
Q

wat zijn gliacellen

A

gliacellen zijn steuncellen die in het centraal zenuwstelsel voorkomen

19
Q

wat zijn de functies van gliacellen

A
  • neuronen bij elkaar en op hun plaats houden
  • neuronen beschermen en isoleren = gliacellen die zich om een axon van een neuron wikkelen
  • beschadigde of dode neuronen opruimen =
  • neuronen van voedingsstoffen en zuurstofgas voorzien en afvalstoffen ervan verwijderen = bij sommige gliacellen loopen enkele uitlopers naar een haarvat