thema 4 Flashcards
voorlopers cognitivsme
Het cognitivisme heeft niet 1 duidelijke voorloper, maar 4 onderzoeksstromingen die aanleiding gaven om een andere richting in te slaan:
1. De opvatting ontstond dat cognitie kon worden beschouwd als een informatie verwerkende activiteit.
a. Voorloper van het concept ‘werkgeheugen’ en ‘cognitive load’
2. Er werd gewerkt aan de eerste computers → Turing opperde dat het menselijke
brein functioneerde als een computer.
3. Er werd ook een generatieve taaltheorie ontwikkeld: het idee dat er mentale
structuren bestaan die talenkennis vasthouden (associaties zijn onvoldoende).
4. Gezien de evolutie in onderzoekstechnieken kon cognitie nu ook onderzocht worden.
a. Gestaltpsychologie → kritiek op het nadenken vanuit associaties.
soorten kennis 3
Verschillende typen kennis:
1. Declaratieve kennis → conceptuele kennis of feitenkennis.
2. Procedurele kennis → methoden waarbij declaratieve kennis wordt gebruikt.
3. Metacognitieve kennis → kennis over hoe we zelf denken en leren.
het basis model voor cognitief fucntioneren
De cognitie wordt in de cognitieve benadering onder andere voorgesteld door het informatieverwerkingsmodel.
- Kijken naar het verwerken, opslaan en ophalen van gepercipieerde informatie.
- Benadrukken van het belang van interne mentale processen.
- Kent een aantal assumpties:
o Informatieverwerkinggebeurtin‘stappen’
o Informatieverwerkingisvergelijkbaarmetcomputerprocessen(ontvangen,
verwerken en opslaan van informatie in een geheugen)
o Erzijngrenzenaanwatverwerktkanwordeninelkestap. o Deinformatieverwerkendeactiviteitisinteractief.
o Wekunneneenreeksprocessenonderscheiden.
multistore
Er zijn in het informatieverwerkend model verschillende ‘geheugens’ → vandaar multistore.
1. Episodic memory: informatie mbt gebeurtenissen, plaatsen en tijd
2. Semantic memory: algemene feitenkennis
3. Verbal memory: eenheden die opgebouwd zijn als schema’s
4. Visual (iconic) memory: informatie als afbeeldingen, scenes en tekeningen
stappen van informatieverwerking
- Analyse van de taak in de taakomgeving
- Stukjes informatie (chunks) worden naar het werkgeheugen gebracht
- In het werkgeheugen wordt de informatie verwerkt in interactie met het
langetermijngeheugen
a. In het LTM zijn ‘nodes’/’schema’s’ die daar onbeperkt aanwezig zijn - Er wordt een node geselecteerd en een operator (voor de probleemoplossing)
- Vergelijken: lijkt een node meer succes op te leveren, laat men de andere vallen
Controleprocessen: processen die uit het LTM worden opgehaald en ingrijpen op de verwerking van informatie in diverse geheugens en de overgang van de ene stap naar de andere in opeenvolgende geheugens.
- Hoe beter deze ontwikkelen, hoe beter de lerende zelf zijn/haar leerproces kan reguleren.
werkgeheugen
- Een ‘supersysteem’ de central executive
- Twee ‘slaafsystemen’: fonologische lus (verbale informatie verwerken) & visuo-
spatiële schetsblad (visuo-spatiële informatieverwerking). - De episodische buffer helpt multimodale (visueel en verbaal) informatie opslaan.
cognitive load theory en 3 soorten
‘Cognitive load theory’ → werkgeheugen kan maar een beperkt aantal kenniselementen tegelijkertijd verwerken.
- Wel een onbeperkt LTM.
- Schema’ s structureren de informatie.
- Automatisering is mogelijk → verlaagt de belasting.
3 soorten cognitive load:
1. Extraneous cognitive load = ontstaat door de manier waarop de informatie is
gepresenteerd aan de lerende.
2. Intrinsic cognitive load = belasting die samenhangt met de complexiteit van de
informatie zelf.
3. Germane cognitive load = belasting waarin men als lerende echt moet investeren om
een nieuw stuk kennis te verwerken.
a. Concentreren op het optimaliseren van de schemaconstructie.
represntaties
hoe de kennis is opgeslagen en gerepresenteerd in het gehuegen
proposities
Een propositie is de basiseenheid van informatierepresentatie en stelt 1 bepaald idee voor.
- Deze worden aan elkaar gekoppeld en opgeslagen in propositienetwerken.
- Hoe beter deze proposities geïntegreerd zijn in netwerken, hoe hoger de kwaliteit
van de informatie.
- Deze netwerken zijn voor elke leerling anders.
beelden
Beelden zijn op perceptie gebaseerde representaties die deels de oorspronkelijke perceptuele structuur van de input heeft behouden.
- Goede manier om op een snelle manier extra informatie op te slaan en deze langer te onthouden.
lineare ordening en semantische netwerken
Lineaire ordeningen zijn verwerkt en toegankelijk (uiteindelijk weet een student het rooster uit zijn hoofd bijvoorbeeld).
- Kunnen ook hiërarchische relaties zijn → semantische netwerken.
personal theories
Personal theories zijn theorieën die men zelf heeft; die kunnen juist, onvolledig of fout zijn.
- Zitten ook vaak oordelen tussen, maar dat is vaak niet gebaseerd op feiten.
- Vooral personen met lagere cognitieve capaciteiten houden sneller vast aan deze
theorieën.
- Voor leraren is het belangrijk om te weten welke declaratieve kennis leerlingen al
hebben en welke personal theories leiden tot misvattingen.
frames en scripts
‘Frames’ → schema’s passen zich aan aan situaties.
‘Scripts’→helpen schema’s aan elkaar te koppelen die eigenlijk los van elkaar leken te staan.
parallel distributed processing
‘Parallel Distributed Processing’: de constructie van schema’s kan los van elkaar gebeuren en de schemaconstructie van vergelijkbare schema;s kan op hetzelfde moment gebeuren.
prductiesystemen
De procedurele kennis is lastig in kaart te brengen. Voor het opslaan van procedurele kennis bouwen we productiesystemen op.
- Deze is opgebouwd uit afzonderlijke producties (die wijzen naar 1 stukje mentaal of fysiek gedrag).
- Het systeem is een netwerk van conditie-actieregels (ook wel gelend als een ALS- DAN uitdrukking).
o Alsikwilversnellenopdefiets
o Danzalikhardergaantrappen
- De samenhang tussen de producties is bepaald door een gemeenschappelijk doel.
- Deze systemen kunnen zich ontwikkelen op basis van declaratieve kennis.
Interactie tussen declaratieve kennis en procedurele kennis gebeurt in het werkgeheugen.
- Procedurele kennis bouwt voort op declaratieve kennis, maar beide typen kennis
kunnen zich ook tegelijk ontwikkelen.