Thema 3 Flashcards

1
Q

Attitude

A

hoe positief of negatief we ons ergens over voelen
- attitudes beevatten zowel cognitie als een evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Secord & Backman Attitude

A

bepaalde regelmatigheden in iemands gevoelens, gedachtes en neigingen om op een bepaald aspect van zijn omgeving te reageren

  • gevoelens = affectieve component van attitude (wat we vinden van wat we denken)
  • gedachtes = cognitieve component van attitude (zienswijze op het object)
  • neigingen = gedragscomponent (observeerbaar gedrag tgov het object van de attitude en/of wat zij over dat gedrag beweert)
  • attitudes hebben betrekking op een bepaald doel of object
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 functies van attitudes

A

1) helpen omgeving te duiden en effectief iin deze omgeving te handelen

2) identiteitsbesef + ontwikkelen & onderhouden gevoel van zelfachting

3) goede relaties onderhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pratkanis & Turner stellen dat een attitude als cognitieve voorstelling wordt opgeslagen, 3 elementen

A

1) object etiket + regels om dit etiket toe te passen
2) korte evaluatie van het object
3) kennisstructuur die de evaluatie ondersteunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Attitudekracht

A

omvat niet alleen extremiteit, maar ook de mate van zekerheid die mensen voelen t.o.v. de attituude, het belangr ervan, hoe intens ze de attitude ervaren en hoeveel ze over de attitude weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerkendheid

A

de mate waarin een attitude relevant is voor de huidige situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vooral de evaluatie die aan de cognitie van de attitude wordt gekoppeld, bepaald hoe goed imeand zich de attitude herinnert en hoe een attitude het gedrag voorspelt

A

4 factoren die koppeling tussen attitude en gedrag versterken (pratkanis & turner)

1) als heb object van de attitude goed gedefinieerd en kenmerkend is

2) as de kracht van de attitude groot is

3) Als de kennis ter iondersteuning van de attitude voldoende voorradig en complex is

4) als de attitude belangrijke aspeccten van hetzelf ondersteunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

theorie van Gepland gedrag

A

Theory of Planned Behaviour
- hier is het concept van vermeende gedragscontrole aan toegevoegd: dit zegt iets over de mate waarin iemand denkt dat hij in elke situatie de noodzakelijke gedraginen kan vertonen

  • heeft invloed op de intentie als op de mate waarin een intentie in daadwerkelijk gedrag wordt omgezet
  • de variabele Subjectieve Norm in het model omvat zowel d emening van anderen, als iemands wens (of gebrek daaraan) oom zich naar deze mening te schikken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Theorie van beredeneerde actie - Ajzen & Madden

A

Theory of Reasoned Action
- voegt intentie tussen attitude en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Werktevredenheid

A

de baan is het object van de attitude

  • hangt sterk samen met iemands psychologische welzijn of mentale gezondheid
  • Werktevredenheid kan op 3 manieren Theoretisch worden benaderd:

namelijk als iets wat afhankelijk is van a) iemands persoonlijkheid of instelling,
b) de mening van anderen in de werkomgeving of
c) de kenmerken van het werk.

  • kan gemeten worden met Occupational Stress Indicator
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toewijding

A

drukt uit hoezeer de werknemer zich heeft gehecht aan de organisatie waar zij in dienst is (object van de attitude is de organisatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voor de meeste mensen wordt algemene werktevredenheid met name bepaald door de inherente kenmerken van het werk

A

Deze kenmerken zijn vaak gerelateerd aan de kernconstructen van het Job Characteristics Model van Hackman & Oldham:

  • afwisseling van vaardigheden
  • taakidentiteit
  • taakbelang
  • autonomie
  • feedback

(leiderschapsgedrag is ook gerelateerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dark Triad

A
  • Narcisme
    -Machiavellianisme
  • Psychopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CSE Core Self Evaluation (fundamentele zelfevaluatie)

A

Voorspellende factor voorr werktevredenheid en vice versa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Allen & Meyer betogen 3 typen Toewijding:

A

1) Affectieve Toewijding: emotionele betrokkenheid bij de organisatie

2) Continuïteits Toewijding: kosten + risico’s verlaten bedrijf

3) Normatieve Toewijding: Morele Dimensie

Toewijding moet, net als een attitude, een specifiek object hebben (collega’s/leidinggevende). Object is van belang voor de wijze waarop het gedrag beïnvloedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Morrow 5 categorieën ervaringen die van invloed kunnen zijn op toewijding

A

1) socialisatiepraktijken
2) organisationele veranderingen
3) praktijken van personeelszaken
4) interpersoonlijke relaties
5) relaties tussen werknemer en organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Positief Affect

A

hoge mate van organisationele toewijding

Negatief affect = lage mate van organisationele toewijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

HOM - Proximale situaties van opzegging, onder invoed van de eigen voorkeur, de persoonlijke omstandigheden en de percepties omtrent keuze en controle a.d.h.v. deze motivationele condities:

A

4 categorieën:
1) enthousiaste vertrekkers
2) Aarzelende vertrekkers
3) Enthousiaste blijvers ( betrokken blijvers + luiwammesen)
4) Aarzelende Blijvers (gevangen blijvers + contractuele blijvers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beeldtheorie (MOrrell)

A

stelt dat mensen uit gewoonte manieren ontwikkelen waarop ze gebeurtenissen waarnemen (patronen en dat ze geneigd zijn om de dingen te zien op een manier die bij deze patronen aansluit.

17
Q

McKee & Ryan & Harvey

A

onderscheiden verschillende psychologische theorieën waarmee deze effecten (slecht welzijn/geringe tevredenheid/slechte werkprestaties) mogelijk kunnen worden onderbouwd:

  • Theorie van Menselijk Kapitaal: mesen zijn geneigd hun psychologische reserves te investeren in situaties waarin ze het gevoel hebben dat ze wss op gepaste manier worden beloond
  • Theoriën over Fit van Persoon en functie (hoe beter de persoon bij de fucntie past, hoe groter de kans op een goed resultaat voor de werknemer/werkgever)
  • Relatieve Deprivatietheorie: mensen met een te lage functie zouden een betere functie moeten kunnen hebben
  • Theorie van Coping & controle bij Reïntegratie: welzijn kan in gevaarr zijn totdat werkeloze terugkeert in soortgelijke functie
18
Q

Robinson & Rousseau Psychologisch Contract

A

iemands overtuigingen aangaande de voorwaarden en connditgies van een op wederzijdse uitwisseling gebaseerde overeenkomst tussen die persoon en een andere partij.
De overtuiging dat er een bepaalde belofte is gedaaan emnn dat de voorwaarden en conditie van het contract door beide partijen zijn geaccepteerd.

4 soorten:
1) Relationele Contracten:
meeste wederzijds vertrouwen en stabiliteit

2) Transactionele Contracten: meer gebaseerd op geld en duidelijk omschreven specifieke prestatievoorwaarden (voor beide partijen) * tijdelijke economische uitwisseling

3) Transitionele Contracten (verslechhterde relatie werkgever/werknemer)

4) Gebalanseerde contracten: flexibel en dynamisch

19
Q

Psychologische contracten veranderen of verlopen in de looptijd;

A

wat mensen verwachten en wat een werkgever kan bieden, zijn beide zeer dynamisch van aard.
- als beloften worden gebroken is dat een inbreuk op het psychologisch contract

Schending = negatieve emotionele reactie op een inbreuk
(aftaaien, afwachten of afrekenen) (weggaan)

20
Q

Motivatie

A

Heeft te maken met de factoren die ons aanzetten tot een bepaalde manier van handelen

Bestaat uit 3 elementen:

1) Richting (wat iemand probeert te doen - “keuze”)
2) Inspanning (de moeite die iemand neemt om iets te doen - “intensiteit”)
3) Volharding (hoe lang iemand blijft volhouden - “duur”)

21
Q

Inhoudstheorieën (contenttheorieën) van Motivatie

A
  • gericht op WAT de mottivatie achter rmenselijk werkgedrag is (keuze)
22
Q

Procestheorieën van Motivatie

A
  • gericht op HOE mottivatie gedrag beïnvloedt (intensiteit + duur)
23
Q

McGregor: Theorie X en Theorie Y

A

Theorie X (lui):
mensen zijn niet te vertrouwen; irrationeel, onbetrouwebaar en inherent lui.
- controleren & motiveren

Theorie Y (actief): Mensen zijn op zoek naar onafhankelijkheid, ontwikkeling en creativiteit
- handelen op moreel verantwoorde wijze en ze zullen zich inzetten voor succes van de werkgever

Sociale benadering: mensen zijn op zoek naar betekenisvolle, sociale relaties

24
Q

Behoefte Theorieën (Maslow - Humanistisch Psycholoog)

A

zijn gebaseerd op het idee dat menselijk gedrag veroorzaakt wordt door psychologische behoeften, wss van biologische origine
- zeggen iets over hoe en wanneer specifieke behoeften komen bovendrijven. Dus op een bepaalde manier verwijzen ze ook indirect naar motiverende Processen

25
Q

Maslow (van onder naar boven) Pyramide

A

1) fysiologische behoefte
2) veiligheid
3) sociaal contact
4) waardering
5) zelfrealisatie

26
Q

Volgens Murray is prestatiebehoefte 1 van de 20 behoeften die ten grondslag liggen aan gedrag

A

6 taakvoorkeuren die op grote prestatiebehoeften duiden:

1) taken die onzekerheden omvatten in tegenstelling tot zeker uitkomsten

2) ingewikkelde vs. makkelijke taken

3) persoonlijke verantwoordelijkheid vs. collectieve verantwoordelijkhheid

4) ingecalculeerde risico’s vs. geen/te grote risico’s

5) Probleemoplossend vermogen of inventiviteit vs. taken met duidelijke instructies

6) taken die voldoen aan de behoefte om te slagen vs. taken die eenvoudigweg falen vermijden

27
Q

nAch = need for Achievement

A

meten met de Prestatie Motivatie Test (PMT) (test eigenlijk ambitie)

28
Q

Waar Behoefte theorieën de inhoudelijke aspecten vvan motivatie benadrukken, richt de Verwachtingstheorie van Motivatie zich op het proces

A

VIE Theorie (Valence / Instrumentality/ Expectancy)
- de Verwachtingstheorie probeert te verklaren hoe mensen voor een bepaalde manier van handelen kiezen.
Dit keuzeproces wordt gezien als een cognitieve, berekenende evaluatie van de volgende 3 factoren:

1) verwachting (proberen –> uitvoeren)
2) Instrumentaliteit (handelen –> resultaat)
3) Valentie (hoeveel waarde hecht ik aan het resultaat)

29
Q

Rechtvaardigingstheorie van Motivatie

A

lijken op de verwachtingstheorie in de zin dat ze gericht zijn op de cognitieve processen die een rol spelen bij iemands beslissing om wewl of niet bepaalde inspanningen te leveren

  • stellen dat mensen eerlijkheid als het hoogste goed zien
  • mensen worden gemotiveerd door de rechtvaardigheid van de beloningen die zij, in vergelijking met andere mensen, ontvangen voor de bijdragen die ze leveren
  • Organisationele Rechtvaardigheid = gepercipieerde rechtvaardigheid op het werk
  • Distributieve Rechtvaardigheid = eerlijke beloning gekregen/zullen krijgen
  • Procedurele rechtvaardigheid = of mensen geloven dat de prrocedures die worden gehaneerd om beloningen toe te wijzen rechtvaardig zijn
  • Interactieve Rechtvaardigheid = of mensen geloven dat ze door andere op het werk netjes worden behandeld
30
Q

OCB - Organizational Citizen Behaviour

A
  • altruisme (iemand anders helpen)
  • plichtsgetrouw (meer doen dan fucntie vereisten)
  • toewijding (betrokkenheid)
  • Vriendelijkheid
  • Sportiviteit
  • vermeende rechtvaardige behandeling is een belangrijke motivatie voor OCB
31
Q

Doeltheorie van Motivatie

A

lijkt op de verwachtings - en rechtvaardigheidstheorieën
- doeltheorie = procestheorie

  • Locke: een doel is wat een individu tracht te bereiken; het is het object of richtpunt van een handeling. Het concept is vergelijkbaar in betekenis met de concepten van voornemen en intentie
32
Q

Moderator

A

een variabele die het verband (richting/sterkte) tussen 2 andere variabelen beïnvloedt.

33
Q

De meest fundamentele stelling van de doeltheorie

A

is dat doelen die moeilijk zijn te behalen en die worden geformuleerd mbt een duidelijk omlijnd prestatie niveau, onder de meeste omstandigheden hogere prestatie opleveren dan andere doelen, of het niet stellen van doelen.

34
Q

SMART

A

Specifiek
Meetbaar
Aanvaardbaar
Realistisch
Tijdsgebonden

34
Q

Zelfbeschikkingstheorie (Self Determination Theory)

A

volgens deze theorie zijn alle individuen gemotiveerd tot het realiseren van competentie, verwantschap en autonomie

35
Q

Verschillende Vormen Motivatie volgens Gagné

A

1) externe regulering
2) geÏntrojecteerde regulering
3) identificatie

MOran voegde een andere vorm toe:
4) geïntegreerde regulatie

36
Q

Scientific Management (Taylor)

A

draait om gestandaardiseerde methodes en minimalisatie van kosten in het ontwerp van werktaken
- geassocieerd met negatieve gevoelens en slechte menttale/fyysieke gezondheid

37
Q

Sociotechnisch Systeemontwerp

A

draait om autonomie, ,besluitvorming en het niet ondergeschikt maken van werknemers aan machines

38
Q

Herontwerp werktaken

A
  • extra afwisseling
  • autonomie & volledigheid
  • wort gevoed door bezorgdheid over de kwaliteit van producten en diensten en door de noodzaak van innovatie en klantgerichtheid
39
Q

Job Characteristics Model (Hackman & Oldham)

A

5 kernkenmerken van banen –> besschreven die werk intinsiek motiverend maken

1) variatie in vaardigheden
2) taakidentiteit
3) taakbelang
4) autonomie
5) feedback

Volgens Hackman & Oldman leveren deze kenmerken een ervaren zinvolheid, verantwoordelijkheid en kennis van de resultaten op, wat leidt tot meer motivatie

40
Q

Volgens Judge en Hulin zijn er 3 verschillende benaderingen van werktevredenheid:

A

1) dispositionele benadering
2) Sociale informatieverwerkingsbenadering
3) Informatieverwerkingsbenadering

41
Q

Theorie van Gepland Gedrag

A

stelt dat een attitude betrekking heeft op overtuigingen over de consequenties van bepaalde gebdragingen
- de verwachtingstheorie van motivatie heeft hiermee raadvlak