Thema 2 Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

NEETS

A

Not in Education, Employment or Training

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

5 tradities in de theoretische psychologie

A

1) psychoanalyse
2) persoonlijkheidsleer
3) fenomenologie
4) behaviorisme
5) sociaal-cognitieve psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Miller “Psychologie = de wetenschap van het mentale leven”

A

mentale leven = gedrag, gedachten en emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doel van Psychologie

A

Beschrijven, verklaren en voorspellen van gedrag, gedachten en emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Theoretische Psychologie

A

1) Biopsychologie: relatie tussen lichaam en geest

2) Cognitieve Psychologie: gericht op cognitief functioneren, onze gedachteprocessen

3) Ontwikkelingspsychologie: de manieren waarop mensen in psychologisch opzicht groeien en veranderen

4) Sociale psychologie: stelt zich de vraag hoe onze gedragingen, gedachtes en emoties invloed uitoefenen op en beïnvloed worden door andere mensen

5) Persoonlijkheidsleer: handelt over de neiging van mensen om zich op een kenmerkende manier te gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychoanalyse - psychodynamiek (Freud –> Jung)

A

stelt dat ons psychologisch functioneren bepaald wordt door instinctieve drijfveren (veel in het onderbewuste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Salgado heeft aangetoond dat de socres van mensen op de Big5 verband houden met hun werkprestaties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De fenomenologische (humanistische) benadering van persoonlijkheid

A

is erop gericht hoe de mensen de wereld om zich heen ervaren. De focus ligt op ons vermogen om onze ervaringen te interpreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behaviorisme + observeerbaar gedrag

A

en de condities (situaties) die bepaalde gedragingen ontlokken (Skinner’s box)
- operante conditionering (bestraffing/bekrachtiging)
- sociaal leren van Bandura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociaal-cognitieve theorie

A

gericht op hoe onze gedachteprocessen worden gebruikt om sociale interactie aen andere sociaal-psychologische fenomenen (zoals het “zelf”) te interpreteren.
- onze gedachteprocessen zijn een weerspiegeling van de wereld om ons heen én van formele logica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wederkerig determinisme

A

mens is deels het product van zijn omgeving, maar zij kan die omgeving ook beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Self-Efficacy (bandura)

A

de mate waarin iemand van mening is dat hij het gedrag kan vertonen dat in een bepaalde situatie is vereist (goede voorspeller gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Arbeidspychologie - toegepaste psychologie op 2 manieren

A

1) 2tal tradities: Fitting Man to Job (FMJ - werving & selectie) en Fitting Job to Man (FJM - Focust op de werkzijde)

2) Human Relations (HR) = sociale factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hawthorne Effect

A

Het gedrag van iemand wordt beïnvloed, als diegene weet dat ze wordt onderzocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Human Relations traditie in de arbeidspsychologie

A

draait om individuele ervaringen, interpretaties van het werk en sociale normen tussen medewerkers onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Psychologisch Contract

A

de subjectieve overtuigingen over een op uitwisseling gebaseerde overeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Quotum wet

A

werkgevers met meer dan 25 werknemers zijn verplicht om een bepaald % mensen met een beperking te hebben werken.

Participatiewet: werken met ondersteuning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Grootste fouten die bedrijven maken t.o.v. opleiding (prof. Salas)

A

1) niet de tijd nemen voor analyseren opleidingsbehoeften, wie het nodig heeft en welke soort

2) niet evalueren hoe goed er geleerd is en of werknemers plezier hadden in de opleiding

3) geloven dat technologie alles kan oplossen. cursisten willen:
- nauwkeurige leerdoelen
- duidelijke feedback
- mening/beoordeling prestatie
- gelegenheid voor oefenen + feedback

4) geen voorwaarden scheppen, juiste ondersteuning is nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Opleiding

A

geplande en systematische activiteiten die zijn ontwikkeld voor het bevorderen van kennisverwerving (noodzaak om te weten),

voor het ontwikkelen van vaardigheden (noodzaak om te doen

voor het ontwikkelen van attitudes (noodzaak om te voelen)

Doel: creëren van duurzame veranderingen van gedrag en kennis, zodat mensen over de competenties beschikken die ze nodig hebben om de taken van een baan uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

TNA (Training Needs Analysis)

A

3 elementaire analyseniveaus:

1) organisatie analyse (in kaart brengen waar de trainingsactiviteiten in het grotere organisatie systeem passen en hoe ze gerelateerd zijn aan de organisatie strategie)

2) functie/taak/rol analyse
3)

TNA voor kleine bedrijven: CIA (critical incident analysis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vermogens:

A

KSA (knowledge Skills Abilities)

23
Q

Hiërarchische Taak Analyse (HTA)

A

vormt een flexibele methode voor het anlyseren van werktaken, waardoor een hïerarchie van doelstellingen en subdoelen ontstaat

deze handelingen worden door Annett gedefinieerd als “elke eenheid van gedrag (ongeacht hoe lang of kort van duur, of hoe eenvoudig of complex van structuur) die kan worden gedefinieerd aan de hand van de doelstelling ervan.

  • vooral nuttig voor taken die duidelijk waarneembare onderdelen hebben en die relatief onveranderlijk zijn
  • minder geschikt voor het analyseren van taken met een hoog cognitief niveau
24
Q

PAQ

A

position analysis questionnaire

CTA cognitive task analysis (cognitieve processen, die onderdeel zijn van baan)

Probed-Protocol analysis

25
Q

TD = Training Design

A

Opleidingscyclus:
1) analyse van behoeften
2) opleidingsontwerp (TD)
3) opleidingsevaluatie

Ontwerp:
Omschrijving doelstellingen opleiding

1) gewenste gedrag (kunnen aan eind van cursus)
2) omstandigheden waarin het gedrag vertoond moet worden
- gereedschap ter ondersteuning gedrag
- context
3) prestatienorm voor betreffend gedrag (richtlijn verwachtingen)

26
Q

BKE

A

Basis Kwalificatie Examineren

27
Q

SLT - Social Learning Theory (Bandura)

A

1 van de belangrijkste aspecten is de nadruk die wordt gelegd op de wijze waarop het ervaren van succes de cursisten helpt het geloof te ontwikkelen in hun vermogen de taak uit te voeren (self-efficacy/ zelfwerkzaamheid)
1) goed voorbeeld
2) leren
3) het geleerde wordt geïnternaliseerd dmv herhaling en praktijkoefening

28
Q

Leertheorieën met Cognitieve benadering (proces met signaal)

A
  • verhelderen communicatie
  • verminderen ruis
  • faciliteren van feedback (als deel van de opzet van de training)
29
Q

KSA

A

Kennis = reproduceren en begrijpen van informatie

vaardigheden = psychometrische bewegingen die nodig zijn om praktische activiteiten uit te voeren en cognitieve expertise

Vermogens = iemands affectieve of emotionele reacties op het leren

30
Q

Fitts: Ontwikkeling van vaardigheden doorloopt 3 fasen

A

1) cognitieve fase: cursist ontwikkelt een intellectueel inzicht in de betrokken taken

2) Associatieve fase: cursist begint met oefenen en ontvangt feedback

3) autonome fase: cursist kan -via verder oefenen- een vaardige prestatie laten zien die bestand is tegen interferentie

John Anderson werkte dit verder uit; zijn theorie omvat ook 3 fasen, met nadruk op onderscheid tussen declaratieve kennis en procedurele kennis:

  • declaratief: feitelijke kennis die uitgedrukt kan worden, of expliciet kan worden gemaakt
  • procedureel: vormt de basis van weten hoe iets te doen

1) declaratieve fase: aanleren vaardigheid
2) kenniscompilatie: ontwikkelt betere en specifiekere procedures voor uitvoeren van taak
3) afstemmingsfase: vergaarde regels worden aangepast en gestroomlijnd, zodat de taak uitvoering efficiënter en automatischer gaat verlopen

31
Q

Leercyclus volgens Kolb

A

concrete ervaring –> waarnemen en reflecteren –> begripsvorming, toewerken naar conclusie of hypothese –> experimenteren of actief toetsen

32
Q

Gesloten Vaardigheden

A

gedragingen die in veel sterkere mate zijn voorgeschreven, waarbij de werknemers minder keuze krijgen ten aanzien van de wijze waarop ze hun nieuw verworven vaardigheden in de werkomgeving gaan gebruiken

33
Q

Populairste model voor het evalueren van Trainingen (Kirkpatrick) 4 niveaus van informatie vergaring

A

1) respons van deelnemers
2) leren
3) gedrag
4) resultaten

Kraiger’s model is ruimer en gaat uit van 3 algemene, conceptueel verschillende categorieën van leeruitkomsten:
1) cognitieve uitkomsten
2) vaardigheidsuitkomsten
3) affectieve uitkomsten

34
Q

Expliciete Kennis

A

kennis die kan worden opgeschreven of die in een verzameling instructies of procedures kan worden geformaliseerd

35
Q

Impliciete Kennis

A

zelden opgeschreven, moeilijk om er toegang toe te krijgen (intuitie)

36
Q

TNA - TD - TE

A

Training Needs Analysis
Training Design
Training Evaluation

37
Q

Bureaucratische Loopbaan (Kanter)

A

reeks voorspelbare stappen naar posities met meer status (doorgaans binnen zelfde functiegroep/organisatie)

38
Q

Professionele Loopbaan

A

groei niet zozeer door promotie, maar door ontwikkeling van het vermogen om complexere taken te verrichten en door te groeien naar expert

39
Q

Ondernemende Loopbaan

A

draait om het waarnemen van mogelijkheden om extra waarde te leveren en de organisatie uit te bouwen

40
Q

Proteaanse Loopbaan (Tim Hall)

A

mensen kunnen (en zouden moeten hebben) een coherent identiteitsbesef, maar ook in staat kunnen (en moeten) zijn om zich aan te passen aan de omstandigheden op de markt

= waarde gedreven (interne waarden zijn maatstaf en leidraad voor succes)
= zelfstandig in persoonlijk en loopbaanmanagement (vermogen aan te passen)

41
Q

Looppbaanankers

A

kernpunten uit iemands zelfbeeld die iemand nooit zou willen opgeven

42
Q

interventies

A

om de loopbaan v. medewerkers te ondersteunen. Hierbij moet het hoofddoel duidelijk zijn

43
Q

John Holland’s Beroepsprofielen

A

1) Praktisch (buitensport)
2) analytisch (concepten + logica)
3) artistiek (inbeeldingsvermogen)
4) Sociaal (gezelschap van anderen)
5) ondernemend (anderen dominerenn/overtuigen)
6) conventioneel (structuur en orde)

44
Q

RIASEC

A

Realistic
Investigative
Artistic
Social
Enterprising
Conventional

(6hoek)

45
Q

Congruentie

A

mensen vinden hun omgeving plezierig als de gedragspatronen in de werkomgeving passen bij hun eigen persoonlijkheidspatronen

het is een minder goede voorspeller voor werktevredenheid dan je zou denken

46
Q

ZKM - ZelfKonfrontatieMethode

A

gebaseerd op de zogenoemde Narratieve Psychologie

  • stelt dat mensen denken, voelen en handelen op grond van het verhaal wat ze vertellen over belangrijke gebeurtennissen en omstandigheden in hun verleden, heden en toekomst.
  • de theorie gaat ervan uit dat ieder mens op zijn eeigen manier betekenis (waardering geeft aan zichzelf, zijn omgeving en zijn leven

2 grondmotieven: zelfmotief (zelfbeeld) en ander-motief (verbondenheid)

47
Q

4 patronen in ontwikkeling van zelfbegrip (Marcia)

A

1) Algemene Vaagheid (Diffusion)
2) Omgaan met onzekerheid door snel en tijdig te beslissen (Foreclosure)
3) Opzettelijk Afwachten (Moratorium)
4) Duidelijk Zelfbegrrip o.b.v. eervaring en overdenking (identity achievement)

48
Q

Career-Decision-Making-Profile (CDMP) 11 dimensies

A

Loopbaan besluitvormingsprofiel
- informatie verzamelen
- interne Locus of Control
- afwezigheid van uitstelgedrag
- snelle beslisvorming
- geringe afhankelijkheid van anderen

49
Q

SUPER

A

Loopbaanfase (verkenning)
1) kristallisatie (duidelijkheid zelfbeeld + eigen identiteit)
2) Specificatie (obv zelfbeeld werk kiezen)
3) Implementatie ( manieren zoeken om dat werk te kunnen vinden

Na verkenning komt Keuze/Onderhoud/Terugtrekking

50
Q

Loopbaan Vrouwen (o’neill en Bilimoria)

A

1) Fase 1: idealistische presentatie
- persoonlijke controle
- loopbaantevredenheid
- positieve impact op anderen

2) Fase 2: Pragmatische volharding
- doen wat er gedaan moet worden
- meerdere relaties
- minder persoonlijke controle (ontevredener)

3) Fase 3: Heruitvinden bijdrage
- aan iedereen, zonder zichzelf te verliezen

51
Q

Nicholson’s Transitie Cyclus

A

1 voorbereiding
2 confrontatie
3 aanpassing
4 stabilisatie

52
Q

Grenzeloze loopbaan

A

gebaseerd op de aanname dat mensen hun eigen lot kunnen bepalen

53
Q

Proteaanse Loopbaan

A

individu is steeds op zoek naar zijn eigen waarden en past daar de loopbaan op aan

54
Q

Levinson

A

stabiele perioden van vastberadenheid worden afgewisseld met overgangsperioden waarin verandering van richting meer voor de hand ligt.