Thema 2.1 Flashcards
Wat is de lexicale hypothese?
De lexicale hypothese gaat ervan uit dat persoonlijkheidstrekken zo belangrijk zijn dat zij worden uitgedrukt in de taal die mensen gebruiken om zichzelf en anderen te beschrijven. We zeggen bijvoorbeeld dat iemand empathisch, spontaan of koppig is. Onderzoekers die vanuit de lexicale hypothese werken, gebruiken het woordenboek als startpunt voor het bestuderen van individuele verschillen in persoonlijkheidstrekken. De lexicale hypothese heeft grote invloed gehad op hoe persoonlijkheidstrekken worden onderzocht. Zo zijn de factoren van het Big Five-model ten dele geïdentificeerd op basis van lexicaal onderzoek.
Wat zijn enkele punten van kritiek op de wijze waarop het Big Five-model tot stand is gekomen?
Critici (bijv. Eysenck) betwijfelden dat het vocabulaire van leken een gepaste basis vormt voor een wetenschappelijke beschrijving van persoonlijkheidstrekken. Sommige onderzoekers wezen er bovendien op dat de Big Five niet meer zouden zijn dan een verzameling van fouten en bias. Het meeste onderzoek naar de Big Five is immers gebaseerd op vragenlijstonderzoek waarbij een individu zelf beoordeelt of – en in welke mate – een stelling van toepassing is. Als iemand de vragen niet snapt of geneigd is tot bevestigend antwoorden, beïnvloedt dat de nauwkeurigheid van de verzamelde gegevens. Tot slot is er kritiek geleverd op de a-theoretische basis van het model. Sommige persoonlijkheidspsychologen stelden dat de Big Five persoonlijkheidstrekken enkel beschrijven, maar niet verklaren.
Hoe wordt de universaliteit van het Big Five-model onderzocht?
Omdat het Big Five-model ten dele berust op een analyse van de taal die mensen in het dagelijks leven gebruiken om persoonseigenschappen te beschrijven, kunnen bevindingen uit het ene land niet zomaar gegeneraliseerd worden naar een ander land. Om de universaliteit van de vijf factoren te onderzoeken, wordt daarom op grote schaal gebruikgemaakt van lexicaal onderzoek. Daarbij worden belangrijke persoonseigenschappen afgeleid uit woorden die in het desbetreffende land worden gebruikt om mensen te beschrijven. Middels factoranalyse wordt een groot aantal woorden die verwijzen naar persoonseigenschappen gereduceerd tot clusters. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre deze clusters overeenstemmen met de factoren van het Big Five-model.
Wat zijn de resultaten van onderzoek naar de universaliteit van het Big Five-model?
De hoogste ondersteuning voor universaliteit is gevonden voor extraversie, zorgvuldigheid, vriendelijkheid en neuroticisme. Voor openheid wordt veel minder ondersteuning gevonden. Dergelijke verschillen tussen landen hebben mogelijk te maken met culturele en geografische invloeden. In sommige landen en culturen zijn unieke factoren gevonden in aanvulling of in plaats van (bepaalde) Big Five-factoren.
Persoonlijkheidstrekken zouden stabiele kenmerken van een persoon zijn die zich in de tijd en in verschillende situaties manifesteren. Hoe wordt de stabiliteit ervan onderzocht?
Om te onderzoeken of persoonlijkheidstrekken van mensen stabiel zijn, moeten ze gedurende een langere periode gemeten worden bij dezelfde mensen en met dezelfde vragenlijst. Dat is gebeurd in diverse onderzoeken. Daaruit blijkt dat persoonlijkheidstrekken substantieel stabiel zijn gedurende substantiële perioden, voor substantiële aantallen mensen. Dus als mensen het ene moment hoog scoren op een persoonlijkheidstrek zoals consciëntieusheid, doen ze dat vaak ook op daaropvolgende meetmomenten.
En hoe stabiel zijn persoonlijkheidstrekken werkelijk?
Persoonlijkheidstrekken kunnen veranderen. Zo laten ouderen ten opzichte van hun adolescente jaren een afname zien in neuroticisme en extraversie, maar een toename in vriendelijkheid en consciëntieusheid. Openheid stijgt tot in de vroege volwassenheid en neemt dan geleidelijk af over de jaren.
Welke methode wordt vaak gebruikt om belangrijke persoonlijkheidseigenschappen te identificeren?
De psycholexicale methode, waarbij belangrijke eigenschappen worden geïdentificeerd op basis van de frequentie en relevantie waarmee ze in de taal voorkomen.
Waarom is het taalgebruik cruciaal bij psycholexicaal onderzoek?
Omdat persoonlijkheidseigenschappen sterk verbonden zijn met taalgebruik, verschilt de betekenis en het belang van eigenschappen per taal en cultuur.
Wat is de consequentie van culturele verschillen voor persoonlijkheidsonderzoek?
Door culturele verschillen in taal en betekenisgeving is het moeilijk om persoonlijkheidsmetingen direct tussen landen te vergelijken.
Waarom is het belangrijk om een beperkt aantal kerneigenschappen te identificeren?
Omdat dit het mogelijk maakt om gestructureerde en praktisch bruikbare persoonlijkheidstests te ontwikkelen die algemene geldigheid hebben binnen een cultuur.
Wat is een taxonomie in persoonlijkheidsonderzoek?
Een taxonomie is een gestructureerde ordening of classificatie van persoonlijkheidseigenschappen, die het mogelijk maakt om eigenschappen overzichtelijk te organiseren en meten.
Waarom is taxonomie belangrijk in persoonlijkheidsonderzoek?
Het maakt persoonlijkheidsonderzoek systematisch, vergemakkelijkt communicatie en helpt bij het ontwikkelen van betrouwbare meetinstrumenten (zoals vragenlijsten).
Welke vijf persoonlijkheidstrekken worden onderscheiden in het Big Five-model?
Openheid (voor ervaringen), Consciëntieusheid (zorgvuldigheid), Extraversie, Vriendelijkheid (Altruïsme), Neuroticisme (Emotionele instabiliteit).
Wat meet de persoonlijkheidstrek ‘openheid’?
Openheid meet de mate waarin iemand nieuwsgierig is, openstaat voor nieuwe ervaringen, creatief is en interesse heeft in kunst en cultuur.
Wat is de belangrijkste toevoeging in het Big Six-model (HEXACO) vergeleken met de Big Five?
De toevoeging van de persoonlijkheidstrek ‘Integriteit/Nederigheid’ (Honesty-Humility).
Welke eigenschappen vallen onder de persoonlijkheidstrek Integriteit/Nederigheid in het HEXACO-model?
Oprechtheid, eerlijkheid, bescheidenheid, en de afwezigheid van hebzucht of manipulatief gedrag.
Wat is het Big Seven-model en wat voegt het toe aan eerdere modellen?
Het Big Seven-model voegt twee extra dimensies toe aan het Big Five-model, namelijk ‘Positieve Valentie’ en ‘Negatieve Valentie’, die te maken hebben met extreem positieve of negatieve zelfevaluaties.
Wat houdt de dimensie ‘Positieve Valentie’ in het Big Seven-model in?
Positieve Valentie verwijst naar de mate waarin iemand zichzelf positief beoordeelt, inclusief eigenschappen zoals zelfverzekerdheid en uitzonderlijkheid.
Wat beschrijft de dimensie ‘Negatieve Valentie’ in het Big Seven-model?
Negatieve Valentie verwijst naar extreem negatieve eigenschappen zoals manipulatie, agressiviteit, of een negatieve zelfbeoordeling.
Wanneer is het Big Seven-model vooral relevant om te gebruiken?
Wanneer men interesse heeft in extreme of sociaal ongewenste persoonlijkheidseigenschappen, bijvoorbeeld in klinische of forensische contexten.
Is er wetenschappelijk bewijs voor het Vijfactorenmodel?
Ja, uit diverse onderzoeken blijkt dat het Vijfactorenmodel robuust en consistent is in verschillende contexten, hoewel culturele verschillen bestaan in de interpretatie en relevantie van bepaalde factoren.
Wat is een veelvoorkomende kritiek op het Vijfactorenmodel van persoonlijkheid?
Een controverse is dat het model te algemeen is en onvoldoende rekening houdt met unieke persoonlijke verschillen of diepere psychologische processen en motieven die gedrag bepalen.
In welke mate is het Vijfactorenmodel universeel?
Het model blijkt redelijk universeel en stabiel over culturen heen, maar er bestaan verschillen in hoe bepaalde persoonlijkheidseigenschappen gewaardeerd en geïnterpreteerd worden in verschillende culturen.
Welke twee factoren identificeerde Digman als onderliggende structuur van het Big Five-model en wat betekenen ze?
Digman vond de factoren alfa (socialisatie) en bèta (persoonlijke groei):
- Alfa (socialisatie): Deze factor omvat de eigenschappen vriendelijkheid, emotionele stabiliteit en consciëntieusheid. Ze weerspiegelen iemands vermogen om zich aan te passen aan sociale normen en harmonieus samen te leven met anderen.
- Bèta (persoonlijke groei): Deze factor omvat openheid voor ervaring en extraversie. Ze zijn gekoppeld aan exploratie, creativiteit en het streven naar ontwikkeling en nieuwe ervaringen.