Thema 2 Flashcards

1
Q

Noem drie psychologen die belangrijke bijdragen hebben geleverd aan de trait theorie.

A

Gordon Allport – Richtte zich op de individuele benadering van trekken en benadrukte het belang van cardinale, centrale en secundaire trekken.
Raymond Cattell – Introduceerde factoranalyse en onderscheidde oppervlakte- en brontrekken.
Hans Eysenck – Definieerde drie belangrijke trekdimensies: extraversie, neuroticisme en psychoticisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie belangrijkste trait dimensies van Eysenck?

A

Extraversie - Introversie – De mate van sociaal en actief versus teruggetrokken en bedachtzaam gedrag.
Neuroticisme – De mate van emotionele stabiliteit versus emotionele instabiliteit.
Psychoticisme – Een eigenschap geassocieerd met agressiviteit, creativiteit en een afstandelijke sociale houding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Factoranalyse in de trek theorie

A

Factoranalyse is een statistische techniek die gebruikt wordt om onderliggende structuren van persoonlijkheidstrekken te identificeren. Het groepeert items die sterk met elkaar samenhangen in factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe onderscheidde Allport centrale, cardinale en secundaire trekken?

A

Cardinale trekken – Zeldzame, dominante trekken die bijna alles in iemands leven bepalen (bijvoorbeeld ‘narcistisch’ bij een narcist).
Centrale trekken – Algemeen kenmerkende eigenschappen van een persoon (bijvoorbeeld ‘eerlijk’ of ‘vriendelijk’).
Secundaire trekken – Minder opvallende eigenschappen die in specifieke situaties naar voren komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de nomothetische en idiografische benadering in de trek psychologie?

A

Nomothetisch – Algemene wetten over persoonlijkheid ontdekken door groepen mensen te vergelijken.
Idiografisch – De unieke persoonlijkheid van een individu bestuderen zonder te generaliseren naar anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de biologische basis van persoonlijkheid volgens Eysenck?

A

Extraversie - Introversie → Gereguleerd door het arousalsysteem in de hersenen (o.a. de reticulaire activatie).
Neuroticisme → Gekoppeld aan de limbische en autonome zenuwstelsels (snelle stressreactie).
Psychoticisme → Mogelijk beïnvloed door genetica en dopamine-activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt bedoeld met een ‘persoonlijkheidstrek’ en welke twee connotaties heeft het begrip?

A

Een persoonlijkheidstrek verwijst naar consistente stijlen van gedrag, gevoelens of gedachten. De twee connotaties zijn:
Consistentie – De trek beschrijft regelmatigheden in iemands gedrag.
Distinctiviteit – Het gaat om psychologische kenmerken die mensen van elkaar onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de belangrijkste bijdrage van Gordon Allport aan de persoonlijkheidspsychologie?

A

Allport benadrukte dat persoonlijkheid uniek is voor elk individu en introduceerde het idee van functionele autonomie, waarbij huidige gedragingen onafhankelijk kunnen worden van hun oorspronkelijke motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen Allports benadering en die van Cattell?

A

Allport richtte zich op individuele trekken en gebruikte een idiografische benadering.
Cattell gebruikte factoranalyse om algemene onderliggende trekken (source traits) te identificeren en had een nomothetische benadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was het doel van Cattells factoranalytische benadering?

A

Cattell gebruikte factoranalyse om oppervlaktetrekken (surface traits) te groeperen en de onderliggende brontrekken (source traits) te identificeren, wat leidde tot zijn 16-PF model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was Eysencks verklaring voor de biologische oorsprong van extraversie en neuroticisme?

A

Extraversie – Introversie → Verschillen in het arousalsysteem (reticulaire activatie).
Neuroticisme → Gecontroleerd door het limbisch systeem en autonome zenuwstelsel, wat invloed heeft op stressreacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de kritiek op Eysencks theorie?

A

Oversimplificatie → Drie factoren zijn mogelijk niet voldoende om persoonlijkheid volledig te beschrijven.
Meetproblemen → Zijn vragenlijsten waren niet altijd betrouwbaar in het meten van biologische processen.
Culturele beperkingen → Zijn model was vooral gebaseerd op Westerse populaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een persoonlijkheidstrek?

A

Een persoonlijkheidstrek verwijst naar patronen van gevoelens, gedachten en gedrag van individuen. Twee termen zijn hierbij van belang: consistentie en onderscheid.
Met consistentie wordt bedoeld dat de trek een bepaalde regelmatigheid beschrijft in iemands gedrag. Iemand is bijvoorbeeld meestal en voor de meeste mensen zorgzaam.
Met onderscheid wordt bedoeld dat de trek niet bij iedereen (in dezelfde mate) aanwezig is. De ene persoon is erg zorgzaam, de ander juist niet of minder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de functies van persoonlijkheidstrekken?

A

Een eerste functie is beschrijvend. Een persoonlijkheidstrek is een samenvatting van gedrag en biedt zo de mogelijkheid om een persoon te beschrijven. Als een man zegt dat zijn echtgenoot zorgzaam is, dan weet iedereen wat hij daarmee bedoelt.
Een tweede functie is voorspellend. De persoonlijkheidstrek geeft een indicatie van hoe iemand zich in de toekomst zal gedragen. Als de manager van een ziekenhuis op zoek is naar verplegend personeel, dan is zorgzaamheid een belangrijke trek om aandacht aan te besteden tijdens de sollicitatie.
De derde functie is verklarend. Persoonlijkheidstrekken kunnen een biologische grondslag hebben. Deze biologische grondslag biedt dan een verklaring voor de trek en voor trekgerelateerd gedrag. Mogelijk zit zorgzaamheid dus in de genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de verschillen tussen de benadering van Allport en die van Eysenck en Cattell?

A

Allport hanteerde een ideografische benadering. Hij legde de nadruk op de uniekheid van een individu. Hij deed uitvoerig onderzoek naar de organisatie van persoonlijkheidstrekken bij individuen en trachtte op die wijze kennis te vergaren over mensen in het algemeen.

Deze benadering staat in contrast met de nomothetische benadering van Eysenk en Cattell. Zij beschreven een groot aantal individuen in termen van universele persoonlijkheidstrekken en maakten daarvoor gebruik van factoranalytische studies. In zulke studies beantwoordt een groot aantal individuen een groot aantal items. Vervolgens wordt gekeken welke items met elkaar samenhangen of clusteren. Wanneer mensen bijvoorbeeld aangeven graag met een reisgezelschap op vakantie te gaan, kun je verwachten dat zij ook zullen aangeven het plezierig te vinden om nieuwe mensen te leren kennen, maar dat zij waarschijnlijk niet zullen aangeven graag alleen te zijn en tijd alleen door te brengen. Clusters van items die samenhangen kunnen wijzen op een onderliggende factor, bijvoorbeeld introversie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly