thema 1: ruimtelijke ordening Flashcards
open ruimte
openheid primeert en waar de niet bebouwde ruimte overweegt.
natuur en landbouw
ruimtebeslag
ruimte ingenomen door menselijke activiteiten
huisvestiging, industrie, handel, transportinfrastructuur, recreatie, parken/tuinen
verharding
ondoorlaatbare materialen
versnippering
ruimtelijke gehelen in de loop van de tijd verbrokkeld geraken
urban sprawl
verspreide woonzones
lintbebouwing
de huizen zijn niet gegroepeerd in een kern maar liggen op een lint
percentage open ruimte
70%
percentage ruimtebeslag
30%
percentage verharding
15%
oorzaken moderne lintbebouwing (5)
opkomst van de auto
economische groei
meer in de rust wonen
betaalbaarheid van de gronden
geen bouwvoorschriften
start van de lindbebouwing
na de 2de wereldoorlog (jaren 50)
verklaring verschil met nederland
nederland is meer gepland en gestructureerd
in belgië = grondbezit snel geprivatiseerd
in Nederland = gronden vooral in bezit van de gemeentens + overheid
5 nadelen van lintbebouwing
- versnippering van de landbouwgronden
- grote afstanden tussen woning en school, winkel, kerk, …
- verkeerslawaai blijft tussen de huizen hangen
- weggebruiker ziet enkel huizen
- gevaarlijk: drukke wegen moeten gedwarst
3 verschillende bebouwingsvormen
kernbebouwing
gespreide bebouwing
lintbebouwing
reden dat we niet besefffen dat gespreid wonen ons extra geld kost
kosten worden door de overheid gedragen en niet rechtstreeks door de burger zelf
reden dat de kost voor infrastructuur hoger ligt buiten de steden
een gebouw buiten de stadskern heeft aanzienlijk meer infrastructuur nodig. hoe meer infrastructuur hoe hoger de kost
bv. meer riolering, wegen, fietspaden, verlichting, …
reden kost mobiliteit hoger buiten de steden
- gezinnen die buiten de stad wonen hebben vaak meerdere auto’s en die wordt ook meer gebruikt
- openbaar vervoer is veel moeilijker te regelen bij verspreide bewoning
- meer verkeer = meer files = meer ongevallen
reden hogere kost verharding buiten stedelijke gebieden
buiten de stad is er per gebouw meer verharding, in de stad minder omdat je compacter woont
hoe werd suburbanisatie mogelijk
- het anti-stedelijk beleid
- de toenemende koopkracht v/d mensen (een eigen wagen was geen luxe meer, mensen konden dus werken in de stad, maar toch buiten de stad wonen)
- toenemend openbaar vervoer (men kon verder van de stad gaan wonen)
hoe werd het anti-stedelijk beleid gepromoot?
door goedkope leningen en premies
nadeel van suburbanistatie dat snel duidelijk werd
files
hoe werd het anti-stedelijk beleid genoemd
de wet van: De Taeye
pril beign van reglementering
1962
vanaf wanneer spreekt men van een echt ruimtelijk beleid
jaren 80
wie heeft er baat bij het ruimtelijk beleid
het individu: grote tuin + grotere percelen
voor de gemeenschap: kostprijs stijgt voor riolering, postbedeling, …
urbanistatie
door industrialisatie (1ste helft, 20ste eeuw), massa arbeidergezinnen naar de stad. wonen en werk moest samenvallen door gebrek aan vervoersmiddelen
suburbanisatie
tekort aan woningen in de stad = fabrieksarbeiders bezitten een woning aan de rand van de stad of platteland.
desuburbanisatie
uitwijken naar de banlieu
voordelen van industerie/handel/diensten om gronden in gebruik te nemen in de stadsrand/ banlieu
- goedkopere grond = meer parkeerplaatsen + grotere winkel
- goede bereikbaarheid door vele invalswegen
re-urbanisatie
rond 2000: omkeer van de stadsvlucht. stedelijke bevolking stijgt terug
voordelen van in een blijven wonen
- flexibeler werk; wil men nog niet definitief ergen vestigen
- minder vaste relaties = men gaat zich minder snel definitief vestigen
- dichter bij de activiteiten
- vernieuwingsprojecten trekken mensen aan
yuppies
nieuwe middenklasse
gentrification
door vernieuwingsprojecten, stijgen de prijzen van de huizen en dus ook de huurprijzen. oorspronkelijk arme bevolking wordt verdrongen door de yuppies
welke 3 plannen moet leiden tot ruimtelijke ordening
- gewestplannen
- ruimstelijke structuurplan Vlaanderen = RSV (1997)
- Beleidsplan Ruimte Vlaanderen = BRV (2018)
synoniem gewestplannen
bodembestemmingsplannen
betekenis gewestplannen
geven elk perceel in Vlaanderen een bepaalde bestemming
verschillende soorten percelen
industerie, landbouwgrond, woonuitbereidingsgebied,bouwgrond, natuurgebied, recreatie gebieden
verdienste van gewestplan
maakten een einde aan de ergste versnippering van de open ruimte
tekortkomingen gewestplan (3)
- sommige hebben bestemming gekregen die eerder de meerwaarde van de eigenaars op oog had
- de gemeensten halen hun belastingsgelden uit bewoonde/industriële gronden = iedere gemeente belang om zoveel mogelijk bouwgronden + industerie
- ze kunnen niet zomaar gewijzigd worden, terwijl de bohoefte van de samenleving voortdurend wijzigt
zonevreemd
percelen die in gebieden liggen die volgens het plan een andere bestemming kregen. dit komt omdat bij het opstellen van de gewestplannen niet altijd rekening gehouden werd met bestaande toestand
wat doet het RSV
- bepaalt neit welke zone welke bestemming krijgt
- schetst wel een beel van hoe de ruimte kan worden geordend
RSV haar 4 basisdoelstellingen
1) Selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden
2) het concentreren van economische activiteiten
3) Het optimaliseren van bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuren
4) behoud van het buitengebied (=open ruimte)
betekenis gedeconcentreerde bundeling
binnen de bestaande verspreiding van de bebouwing moet zoveel mogelijk naar verdichting gestreefd worden
op welke 3 niveaus werden structuur plannen gemaakt
Vlaanderen
provincies
gemeentens
welke 4 gebieden heb je in het provenciaal ruimtelijk structuurplan
Noorderkempen
Oostelijke netwerken
Netegebied
Antwerpse fragmenten
betekenis paars gewestplannen
industerie
betekenis geel gewesplannen
landbouwgrond
betekenis wit met rode ruitjes gewestplannen
woonuitbereidingsgebied
betekenis rood gewestplannen
bouwgrond
betekenis groen gewestplannen
natuurgebied
betekenis oranje/donker geel gewestplannen
recreatiegebieden