The self Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat is introspectie

A

Levert kennis op over affective voorkeuren (hoe je je voelt over dingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de zelfperceptie-theorie?

A

Theorie die stelt dat wanneer onze attitudes en gevoelens onzeker of ambigu zijn, we onze conclusies daarvoor baseren op observaties van ons gedrag en de situatie waarin dat gedrag voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de sociale vergelijkingstheorie?

A

Idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitudes leren door onszelf te vergelijken met andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de sociale identiteitstheorie?

A

Deel van het zelfbeeld van een individu dat wordt bepaald door de groepen waarvan een individu deel uitmaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een flash-bulb memory?

A

Langdurige herinnering over iets heftigs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het Forer-effect

A

De neiging van mensen om vage en algemeen geldende uitspraken over de eigen persoon te accepteren als typerende omschrijving
Zonder dat je je realiseert dat voor bijna iedereen er dezelfde omschrijving is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Adaptieve onbewuste

A

Cognitief efficiënt dat allerlei dingen vanzelf en automatisch gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het zelfconcept?

A
  • De inhoud van het zelf (representatie van onze zelfkennis)
  • Eigenschappen die gebruikt worden om onszelf te beschrijven
  • Het geheel aan zelfschema’s (bv: gevoelig, onafhankelijk)
  • Naarmate we ouder worden, wordt het zelfconcept steeds complexer
  • Besef van eigen zelf komt vanaf ongeveer 9-12 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het self-reference effect?

A

Je kan beter informatie onthouden als het aan jezelf gelinkt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bepaalt het zelfconcept?

A

Rollen (Student, partner, voetballer, etc)
Sociale identiteiten (Nationaliteit, religie, sekse, leeftijd etc)
Persoonlijkheid
Ervaringen
Vergelijkingen met anderen
Hoe anderen ons beoordelen
Cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het self-esteem?

A

De algemene waardering voor onszelf van negatief naar positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Trait vs state self-esteem

A

(denken, voelen, gedragen)

Traits: algemeen
State: specifiek moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Self-worth contingencies

A

Extern: uiterlijk, waardering anderen
Intern: interesse autonomie

Contingenties = onvoorziene omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Impliciet vs expliciet self-esteem

A

Je kunt waardering vragen (expliciet), maar je kan ook reactietijden van mensen testen (kijken of mensen liegen bv) (impliciet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Individualistische culturen

A

Onafhankelijk zelfbeeld

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de eigen interne gedachten, gevoelens en handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Collectivistische culturen

A

Onderling afhankelijk zelfbeeld

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de relaties met andere mensen

17
Q

Self-assessment

A

Naar jezelf kijken om erachter te komen wat belangrijk is voor je eigen identiteit

18
Q

Self-enhancement

A

De neiging om credits te nemen voor je eigen successen, maar weinig credit geven aan andere mensen of factoren

Intrapersoonlijke strategieën:
Superiority bias (te goed ego zonder reden)
Self-serving bias

Interpersoonlijke strategieën:
Over prestaties praten
Self-handicapping (geen moeite doen door faalangst)

19
Q

Self-verification

A

Mensen vinden het prettig als anderen hun zien zoals zij zichzelf zien

Als deze view positief is gaan self-enhancement en self-verification hand in hand
- Als dit niet zo is verifiëren mensen hun negatieve zelfovertuigingen ipv enhancements

20
Q

Illusies om te zorgen voor zelfwaardering

A

Superiority bias
Onrealistisch optimisme
Neerwaartse sociale vergelijking (Vergelijken met mensen die het slechter doen dan wij)
Ingroup-favoritisme (Leden van je eigen groep bevoordelen boven leden van andere groepen)
Outgroup derogation

21
Q

Implicit egoism

A

Voorkeur voor dingen die je kan associeren met jezelf

22
Q

Optimistic bias

A

Mensen denken dat ze minder risico lopen op nare gebeurtenissen, en meer kans hebben op leuke dingen

23
Q

Above-average-effect

A

Mensen beoordelen zichzelf als beter dan anderen op allerlei verschillende kenmerken
Anderen schatten ons vaak realistischer in dan wijzelf

24
Q

Impliciete zelfverheerlijking

A

Mensen blijken bovenmatig positief te oordelen over
Leden van een groep bij wie ze willekeurig zijn ingedeeld

25
Q

Zelfpresentatie

A

Mensen proberen bewust of onbewust invloed uit te oefenen op wat anderen van hen vinden

26
Q

Impressiemanagement

A

mensen proberen een welbepaalde indruk te maken op anderen, zodat anderen zullen reageren zoals ze verlangen

27
Q

Sociometer

A

Instinctieve behoefte om ons verbonden te voelen met anderen (need to belong)

Zelfwaardering als graadmeter (sociometer) van de mate waarin je je geaccepteerd voelt door anderen

28
Q

Terror management theorie

A

Mensen zijn zelf-bewust, dus ook bewust van sterfelijkheid

Om hiermee om te kunnen gaan hebben mensen allerlei mechanismen ontwikkeld: terror management
Culturele waarden
Zaken die centraal staan voor het zelf

Positief zelfbeeld helpt om te gaan met existentiële angsten

29
Q

Zelfverheffing

A

Voordelen:
Het maakt ons gelukkiger
Het zorgt ervoor dat we de moed erin houden wanneer iets mislukt of tegenzit

Nadelen :
Het kan een negatief effect hebben op zelfontwikkeling
Het ondermijnt de intrinsieke motivatie
Het kan een negatief effect hebben op verbondenheid met andere mensen (blinde vlek)

30
Q

Zelfbewustzijn

A

De handeling van het denken over onszelf

Self-awareness theory: focus op het zelf maakt dat mensen nagaan in hoeverre ze hun normen naleven

Afwijking leidt tot allerlei negatieve gevolgen

Self-efficacy: vertrouwen in het zelf om te weten wat je moet doen om iets op te lossen

31
Q

4 theorieen die te maken hebben met zelfregulatie

A

Self-regulation theory:
Controle over het zelf, door het zelf

Self-monitoring:
Gedrag in lijn met persoonlijke standaard

Self-regulation strength:
Wilskracht/karakter

Ego depletion:
Uitputting van zelfregulatie