Sociale perceptie en attributie Flashcards
Wat zijn eerste indrukken?
- Razendsnel, evaluatief gevoel bij een persoon
- Automatische processen via stereotypen
- Grof en onzuiver
- Sterker voor negatieve stimuli die potentieel gevaar opleveren
- Self-fulfilling prophecy
Self-fulfilling prophecy
Zelf denken dat het correct is, terwijl dat misschien niet zo is
Waarop baseer je een eerste indruk?
- Globale screening en automatische verwerking
- Kan onderdrukt worden
Kenmerken:
Sociale groep waarin iemand valt
Aantrekkelijkheid
Gezichtskenmerken
Lichaamsbouw en kleding
Non-verbaal gedrag
Thin-slice judgements
- Korte observaties
- Onbewust en automatisch oordeel
Het moet gaan om:
Expressief gedrag (aanwezigheid van non-verbale cues waar persoonlijkheid door kan schemeren)
Relevant gedrag
Thin-slice judgements
- Korte observaties
- Onbewust en automatisch oordeel
Het moet gaan om:
Expressief gedrag (aanwezigheid van non-verbale cues waar persoonlijkheid door kan schemeren)
Relevant gedrag
Wanneer oordeelt de waarnemer accuraat?
- Waarnemers de cognitieve capaciteit hebben
- Waarnemers zich een goed beeld willen vormen
- Positieve grondhouding
- Alert op negatieve informatie
Wat is de verandering van de “big two” naar “moral character”?
Oorspronkelijk werd er uitgegaan van de “big two”
- Twee dimensies van eigenschappen waarop de eerste indruk voornamelijk is gebaseerd
Likeability/ warmth: hoe gaan mensen met anderen om
Power/ competence: gaat over de persoon zelf
vermogens, dominantie, bekwaamheden
Maar recent onderzoek wijst op ‘moral character’
- Niet hetzelfde als warmth (maar hangen wel met elkaar samen)
- Meer bepalend voor de globale indruk van een persoon
- Moreel karakter bepaalt of iemand behulpzaam of nadelig voor jou is
Wat heeft invloed op totaalindruk vormen?
- Sociaal negatieve eigenschappen
- Positieve prestaties
- Meer toegankelijke informatie
- Primacy effect (eerste informatie is het meest invloedrijk)
- Extreme eigenschappen
Wat is de centrale eigenschap?
Beïnvloedt de betekenis van andere eigenschappen, geeft context aan
Wat is de attributietheorie?
- Hoe mensen de oorzaken van gebeurtenissen uit proberen te leggen
- Vooral gebeurtenissen met anderen
- Meestal een observeerder die het gedrag van een actor verklaart
- De actor en observeerder kunnen dezelfde persoon zijn (zelf-attributie)
Wat is interne attributie?
Het ligt bij jou als persoon
bv: “hij is een slappeling”
Wat is externe attributie?
Het ligt aan iets in de omgeving
bv: “de omgeving werkt eten in de hand”
Wat is self-serving bias?
Ontstaat wanneer:
Positieve gevolgen attribueren aan interne factoren
Negatieve gevolgen attribueren aan externe factoren
Wat zijn de drie algemene elementen van Kelley’s covariatietheorie?
Consensus (tussen mensen)
Is het gedrag gebonden aan deze persoon? (lage consensus)
Vertonen meer mensen hetzelfde gedrag? (hoge consensus)
Distinctiviteit (tussen objecten)
Is het gedrag gebonden aan het object? (hoge distinctiviteit)
Komt het bij meerdere objecten voor? (lage distinctiviteit)
Consistentie (tussen situaties)
Is het gedrag gebonden aan deze ene situatie? (lage consistentie)
Treedt het vaker op? (hoge consistentie)
Wat zijn de soorten attributie van Kelley’s covariatietheorie?
Persoonsattributie (de leerling heeft de capaciteiten niet)
Entiteitsattributie (o jee tentamen was te moeilijk)
Persoon x entiteit combinatie attributie (de leerling kan het wel, maar dit vak ligt hem niet)
Context attributie
(de leerling is misschien net ziek geweest)