Agressie & prosociaal gedrag Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat is agressie?

A
  • Gedrag bedoeld om anderen te schaden of pijn te doen
    (terwijl die anderen dat niet willen)
  • Geen emotie
  • Intentie staat centraal (ongeacht de consequenties)
  • Actor weet dat het gedrag kan schaden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is indirecte agressie?

A

Poging om ander pijn te doen zonder duidelijk face-to-face conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is directe agressie?

A

Gedrag bedoeld om iemand pijn te doen met een directe confrontatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is instrumentele agressie?

A

Pijn doen om een ander (niet agressief) doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is emotionele agressie?

A

Schadelijk gedrag dat voortkomt uit boze gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interpersoonlijke bronnen van agressie

A
  • Provocatie
  • Uitsluiting
  • Normen en wraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Steam boiler model

A
  • Constante productie van agressieve energie
  • Ontlading door externe cue
  • Onvermijdelijk
  • Na ontlading moet energie weer opgebouwd worden

Kritiek op laatste punt; vaak komt er na agressief gedrag nog meer agressief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Frustratie-agressie hypothese

A

Agressie als automatische respons op elke blokkade van doelgericht gedrag

Displacement: Frustratie afreageren op iemand die niets met de oorzaak te maken heeft

Agressieve cues verhogen de kans op agressief gedrag bij frustratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cognitieve neo-associatie theorie

A

Elke onplezierige situatie leidt tot emotionele agressie in de mate dat deze onplezierige gevoelens oproept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leertheorie

A
  • Agressie als aangeleerd gedrag
  • Direct of indirect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pro-sociaal gedrag

A

gedrag dat bedoeld is om anderen te helpen, ongeacht het motief (exclusief professionele verplichtingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welwillendheid

A

Gedrag bedoeld om anderen te helpen zonder externe beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Puur altruisme

A

Gedrag bedoeld om anderen te helpen, maar zonder dat er interne of externe beloning wordt nagestreefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Arousal/kosten-baten model

A

Visie dat toeschouwers van het lijden helpen om hun persoonlijk leed te verzachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Soorten kosten en baten

A

Baten/beloning:
Direct: beloning, sociale goedkeuring, prestige
Indirect: delen in de vreugde van de ontvanger

Kosten:
Kosten van helpen: inspanning, gevaar
Kosten van niet helpen: verlies respect van anderen, schuldgevoel, empathic distress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Empathie-altruisme hypothese

A

Wanneer we ons verbinden met de emotionele realiteit van de ander, gevoelens van mededogen, sympathie en tederheid ontstaan. Hierdoor activeren we altruïstisch gedrag dat gericht is op het bevorderen van het welzijn van anderen

17
Q

Pluralistic ignorance

A

Mensen geloven dat hun eigen gedachten niet overeenkomen met de rest van de omstanders, gedrag van iedereen is gelijk. Iedereen kijkt naar wat de rest doet. (groep is verlamd door besluiteloosheid)

18
Q

Omstandereffect (waarom helpt men niet?)

A

Stappen om hulp te verlenen:
Noodsituatie opmerken (anderen leiden af)
Situatie interpreteren (ambiguïteit, pluralistic ignorance)
Verantwoordelijkheid (diffusion of responsibility)
Besluiten welke hulp nodig is (incompetentie)

Er wordt vaker geholpen bij:
Gevaarlijke situaties
Onwetende omstanders
Fysiek sterke omstanders
Omstanders die elkaar kennen

Meer omstanders kan juist tot meer hulp bieden

19
Q

3 soorten hulp

A

Dependency-oriented helping
Geven van een volledige oplossing

Autonomy-oriented helping
Middelen geven om het probleem onafhankelijk op te lossen

Defensive helping
Hoge statusgroep verzekert de eigen positie