Termen Hoofdstuk 4 Flashcards
Actiepotentialen
Neurale impulsen; de alles-of-niets elektrische uitbarstingen die beginnen aan het ene uiteinde van het axon van een neuron en langs het axon naar het andere uiteinde bewegen.
Amygdala
Een hersenstructuur die deel uitmaakt van het limbisch systeem en vooral belangrijk is voor het evalueren van de emotionele en motivationele betekenis van stimuli en het genereren van emotionele reacties.
Androgeen
Een categorie hormonen, waaronder testosteron, die worden geproduceerd door de testikels bij mannelijke dieren en die normaal gesproken worden beschouwd als ‘mannelijke hormonen’. Deze hormonen worden ook op lagere niveaus geproduceerd door de bijnieren, zowel bij vrouwen als bij mannen.
Afasie
Elk verlies van taalvaardigheid als gevolg van hersenschade.
Verenigingsgebieden
association areas
Gebieden van de hersenschors die input ontvangen van de primaire of secundaire sensorische gebieden voor meer dan één sensorische modaliteit (zoals zien en horen) en die betrokken zijn bij het associëren van deze input met opgeslagen herinneringen, bij de processen van perceptie, denken en besluitvorming.
Autonoom gedeelte van het perifere motorsysteem
De set motorneuronen die inwerken op viscerale spieren en klieren.
Axon
Een dunne, buisachtige extensie van een neuron dat gespecialiseerd is om neurale impulsen (actiepotentialen) naar andere cellen te dragen.
Axon-aansluiting
axon terminal
Een zwelling aan het uiteinde van een axon die is ontworpen om een chemische stof (neurotransmitter) af te geven aan een andere neuron, spiercel of kliercel.
Basale ganglia
De grote massa grijze materie in de hersenen die aan weerszijden van de thalamus liggen; ze zijn vooral belangrijk voor de intentie en coördinatie van opzettelijke bewegingen.
Hersenstam
Het primitieve, steelachtige deel van de hersenen dat kan worden gezien als een verlengstuk van het ruggenmerg naar het hoofd; het bestaat uit de medulla, pons en middenhersenen.
Broca’s afasie
Een specifiek syndroom van verlies van taalvaardigheid dat optreedt als gevolg van schade in een bepaald deel van de hersenen dat het gebied van Broca wordt genoemd; het wordt gekenmerkt door telegrafische spraak waarin de betekenis meestal duidelijk is, maar de kleine woorden en woorduitgangen die grammaticale doeleinden dienen, ontbreken; ook wel niet-vloeiende afasie genoemd.
Cellichaam
Het breedste deel van een neuron, dat de celkern bevat en de andere basismachines die alle cellen gemeen hebben.
Celmembraan
De dunne, poreuze buitenste laag van een neuron of andere cel die de intracellulaire vloeistof van de cel scheidt van de extracellulaire vloeistof.
Centraal zenuwstelsel
De hersenen en het ruggenmerg.
Cerebellum
Het relatief grote, opvallende, ingewikkelde deel van de hersenen dat aan de achterkant van de hersenstam is bevestigd; het is vooral belangrijk voor de coördinatie van snelle bewegingen.
Cerebrale cortex
Het buitenste, evolutionair nieuwste en (bij mensen) verreweg het grootste deel van de hersenen; het is deelbaar in twee hemisferen (links en rechts), en elke hemisfeer is deelbaar in vier lobben - de occipitale, temporale, pariëtale en frontale.
Corpus callosum
Een enorme bundel axonen die de rechter- en linkerhersenhelft van de hogere delen van de hersenen verbindt, inclusief de hersenschors.
Hersenzenuw
Een zenuw die zich rechtstreeks vanuit de hersenen uitstrekt.
Dendrieten
De dunne, buisachtige verlengstukken van een neuron die zich doorgaans herhaaldelijk vertakken in de buurt van het cellichaam van de neuron en gespecialiseerd zijn in het ontvangen van signalen van andere neuronen.
Elektro-encefalogram (EEG)
Een registratie van de elektrische activiteit van de hersenen die kan worden verkregen door de zwakke elektrische signalen te versterken die worden opgepikt door elektroden op te nemen die op de hoofdhuid van de persoon zijn geplakt. Het wordt meestal beschreven in termen van golfpatronen.
Encefalisatiequotiënt (EQ)
Formule voor het evalueren van de verwachte verhouding tussen hersengewicht en lichaamsgewicht voor dieren.
Exciterende synaps
excitatory synapse
Een synaps waarbij de neurotransmitter de kans vergroot dat er een actiepotentiaal zal optreden, of de snelheid waarmee ze al optreden, verhoogt in het neuron waarop het inwerkt.
Frontale kwabben
De voorste lobben van de hersenschors, aan de achterkant begrensd door de pariëtale en temporale lobben; de frontale kwabben bevatten het motorische gebied en delen van de associatiegebieden die betrokken zijn bij het plannen en oordelen.
Functionele magnetische resonantie verbeelding (fMRI)
Een methode voor het visueel weergeven van hersenactiviteit die is gebaseerd op het feit dat protonen in bepaalde moleculen kunnen resoneren en radiogolven kunnen afgeven die relatieve hoeveelheden neurale activiteit in elk deel van de hersenen aangeven.
Hippocampus
Een structuur in het limbische systeem van de hersenen die essentieel is voor het coderen van expliciete herinneringen voor langdurige opslag.
Hypothalamus
Een kleine hersenstructuur die net onder de thalamus ligt, direct verbonden met de hypofyse en het limbisch systeem, die vooral belangrijk is voor de regulatie van motivatie, emotie en de interne fysiologische omstandigheden van het lichaam.