Termen Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Autisme (autismespectrumstoornis)

A

Een vroegontwikkelde aandoening, die doorgaans wordt gekenmerkt door ernstige tekortkomingen in sociale interactie, ernstige tekortkomingen in taalverwerving, een neiging om repetitive handelingen uit te voeren en een beperkte aandacht en interesse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vooroordeel

bias

A

Een technische term die verwijst naar niet-willekeurige (gerichte) effecten op onderzoeksresultaten, veroorzaakt door een of meer factoren die buiten de onderzoekshypothese vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vooringenomen monster

biased sample

A

Een subgroep van de onderzochte populatie die niet representatief is voor de populatie als geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Blind

A

In wetenschappelijk onderzoek de toestand waarin degenen die de gegevens verzamelen opzettelijk ongeïnformeerd worden gehouden over aspecten van het ontwerp van het onderzoek die hen onbewust of bewust zouden kunnen leiden tot vertekening van de resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Correlatiecoëfficiënt

correlation coefficient

A

Een numerieke maat voor de sterkte en richting van de relatie tussen twee variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Correlationeel onderzoek

correlational study

A

Elke wetenschappelijke studie waarin de onderzoeker twee of meer variabelen observeert of meet (zonder direct te manipuleren) om verbanden tussen de variabelen te vinden. Dergelijke onderzoeken kunnen legale verbanden identificeren, maar kunnen niet bepalen of verandering in de ene variabele de oorzaak is van verandering in een andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
Afhankelijke variabele
(dependent variable)
A

In een experiment de variabele waarvan wordt aangenomen dat deze afhankelijk is van (wordt beïnvloed door) een andere variabele (de onafhankelijke variabele). Bij psychologische experimenten is het meestal een mate van gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijvende statistieken

descriptive statistics

A

Wiskundige methoden voor het samenvatten van sets gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijvende studie

descriptive study

A

Elke studie waarin de onderzoeker het gedrag van een individu of een reeks individuen beschrijft zonder systematisch de relaties tussen specifieke variabelen te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
Dubbelblind experiment
(double-blind experiment)
A

Een experiment waarbij zowel de waarnemer als de proefpersonen blind zijn voor de behandelingsomstandigheden van de proefpersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Experiment

A

Een onderzoeksontwerp voor het testen van hypothesen over oorzaak-gevolgrelaties, waarbij de onderzoeker één variabele (de onafhankelijke variabele) manipuleert om het effect ervan op een andere variabele (de afhankelijke variabele) te beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veldstudie

field study

A

Elk wetenschappelijk onderzoek waarbij gegevens worden verzameld in een andere omgeving dan het laboratorium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hawthorne-effect

A

Veranderingen in het gedrag van proefpersonen doordat ze weten dat ze worden bekeken, toegeschreven aan de speciale aandacht die ze krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypothese

hypothesis

A

Een specifieke voorspelling over wat er in een onderzoeksstudie zal worden waargenomen, meestal afgeleid van een meer algemene opvatting of theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
Onafhankelijke variabele
(independent variable)
A

In een experiment is de voorwaarde dat de onderzoeker varieert om het effect ervan op een andere variabele (de afhankelijke variabele) te beoordelen. In de psychologie wordt verondersteld dat een bepaalde toestand van de omgeving of de fysiologie van het organisme het gedrag van het individu beïnvloedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inferentiële statistieken

inferential statistics

A

Wiskundige methoden om onderzoekers te helpen bepalen hoe zeker ze kunnen zijn in het trekken van algemene conclusies (gevolgtrekkingen) uit specifieke gegevenssets

17
Q

Zelfreflectie

introspection

A

De persoonlijke observaties van iemands gedachten, percepties en gevoelens. Introspectie werd gebruikt in experimentele studies door Wundt en andere vroege psychologen, maar de subjectieve aard van dergelijke observaties maakte het een ongeschikte bron van wetenschappelijke gegevens

18
Q

Laboratoriumonderzoek

laboratory study

A

Elke onderzoeksstudie waarbij de proefpersonen naar een speciaal aangewezen gebied (laboratorium) worden gebracht dat is opgezet om het vermogen van de onderzoeker om de omgeving te beheersen of gegevens te verzamelen te vergemakkelijken

19
Q

Gemiddelde

mean

A

Het rekenkundig gemiddelde van een set scores, bepaald door de scores bij elkaar op te tellen en de som te delen door het aantal scores

20
Q

Mediaan

median

A

De middelste score in een reeks scores die in rangorde zijn gerangschikt

21
Q

Naturalistische observatie

naturalistic observation

A

Elke procedure voor gegevensverzameling waarbij de onderzoeker het voortdurende gedrag van proefpersonen in een natuurlijke omgeving vastlegt, zonder dat gedrag te verstoren

22
Q

Observationele methode

observational method

A

Elke procedure voor het verzamelen van gegevens waarbij de onderzoeker direct het gedrag van interesse observeert in plaats van te vertrouwen op de zelfbeschrijvingen van proefpersonen

23
Q

Waarnemer-verwachtingseffect

observer-expectancy effect

A

Elke vertekening in onderzoeksresultaten die voortkomt uit de wens of verwachting van de onderzoeker dat een onderwerp of een reeks onderwerpen zich op een bepaalde manier zullen gedragen

24
Q
Operationele definitie
(operational definition)
A

Iets definiëren in termen van de operaties waarmee het kan worden waargenomen en gemeten

25
Q

Placebo

A

In geneesmiddelenonderzoeken wordt een inactieve stof gegeven aan proefpersonen die zijn toegewezen aan de niet-medicinale groep. Meer in het algemeen elke behandeling die iemands gedrag of gevoelens verandert door de kracht van suggestie

26
Q

Betrouwbaarheid

reliability

A

Mate waarin een meetsysteem vergelijkbare resultaten oplevert telkens wanneer het wordt gebruikt bij een bepaald onderwerp of een reeks onderwerpen onder een bepaalde reeks omstandigheden. Met betrekking tot het diagnosticeren van aandoeningen, de mate waarin verschillende diagnostici, allemaal opgeleid in het gebruik van het diagnosesysteem, tot dezelfde conclusies komen wanneer ze onafhankelijk dezelfde personen diagnosticeren

27
Q

Zelfrapportage methode

self-report method

A

Een gegevensverzamelingsmethode waarbij de mensen die worden bestudeerd, wordt gevraagd hun eigen gedrag of mentale toestand te beoordelen of te beschrijven

28
Q

Standaardafwijking

standard deviation

A

Een maat voor de variabiliteit in een reeks scores, bepaald door de vierkantswortel van de variantie te nemen

29
Q

Statistische significantie

statistical significance

A

Een statistische verklaring van hoe klein de kans is dat een verkregen resultaat bij toeval is opgetreden. Volgens afspraak zouden onderzoeksresultaten statistisch significant zijn als de kans kleiner is dan 5 procent dat de gegevens eruit zouden kunnen komen zoals ze deden als de onderzoekshypothese verkeerd was

30
Q

Onderwerp-verwachtingseffect

subject-expectancy effect

A

Elke vertekening in onderzoeksresultaten die voortkomt uit de verwachtingen of overtuigingen van proefpersonen over hoe ze zich zouden moeten voelen of zich zouden moeten gedragen in reactie op de variabelen die in het onderzoek zijn opgelegd

31
Q

Tests

A

In de psychologie, een methode voor gegevensverzameling waarbij stimuli of problemen opzettelijk door de onderzoeker worden gepresenteerd zodat de proefpersonen erop kunnen reageren

32
Q

Theorie

theory

A

Een overtuiging of reeks onderling gerelateerde overtuigingen die men heeft over een bepaald aspect van het universum, die wordt gebruikt om waargenomen feiten uit te leggen en nieuwe te voorspellen

33
Q

Geldigheid

validity

A

Mate waarin een meetsysteem de eigenschap meet die het geacht wordt te meten. Met betrekking tot de diagnose van psychische stoornissen, de mate waarin de geïdentificeerde stoornissen klinisch betekenisvol zijn; dat wil zeggen, de mate waarin de diagnostische labels real-world gedrag en behandelingsresultaten voorspellen

34
Q

Variabiliteit

A

De mate waarin de individuele nummers in een reeks getallen verschillen van elkaar of van hun gemiddelde

35
Q

Variabel

A

Alles dat kan veranderen of andere waarden kan aannemen